"Allereerst dank ik mijn God, dat Hij met mij, Zijn arm schepsel, medelijden heeft gehad en mij getrokken heeft uit de afgrond van de afgodendienst, waarin ik verzonken lag, om mij te leiden tot de klaarheid van het Evangelie, en mij deelgenoot te maken van de leer der zaligheid, die ik maar al te onwaardig was. Ook is Hij in de betoning van Zijn barmhartigheid voortgegaan en heeft mij met al mijn gebreken en zwakheden gedragen, die van dien aard waren, dat ik het zekerlijk verdiend had honderdduizend maal van voor Zijn Aangezicht verstoten te worden."
"Zo betuig ik te willen leven en sterven in het geloof, dat Hij mij geschonken heeft en geen andere hoop of toevlucht te hebben dan Zijn genadige aanneming tot kind, waarop mijn zaligheid is gefundeerd. Ik omhels de genade, die Hij mij in onze Heere Jezus Christus bewezen heeft en steun op de verdienste van Zijn lijden en dood, opdat daardoor al mijn zonden begraven zullen zijn."
- Calvijn