De Apostolische Geloofsbelijdenis (het Apostolicum) waar hij op zinspeelt gaat om
de Drie-eenheid, Christus’ waarachtige godheid en waarachtige mensheid, de schepping, de zondeval, de verlossing door het werk van Christus, de lichamelijke opstanding van Christus én – te zijner tijd – van de zijnen, de wederkomst en de voleinding en – voeg ik eraan toe – de betekenis van de Schrift als het geïnspireerde Woord van God.zegt Ouweneel.
Hierbij vergeet hij dat het God zelf is die zegt dat Jezus Zijn zoon is en dat de gelovigen in slechts één Ware God in die God van Jezus geloven. En die God van Jezus, die Jood was, is de God van de Joden en God van Abraham. In de Bijbel staat eer duidelijk omschreven dat Die Godheid een eeuwig alleswetende Geest is die geen enkel mens kan zien. Jezus daarentegen was door zeer veel mensen gezien, zonder dat zij erbij dood neervielen. Iets wat de trinitarische Christenen ook over het hoofd zien. Verder vergeten die trinitarische Christenen dat God een Alwetende Godheid is, terwijl Jezus heel wat dingen niet wist en zelf toegaf dat het niet aan hem gegeven was om zulke zaken te weten, omdat het enkel aan God is gegeven om dat te weten. Indien Jezus God is zou hij dat namelijk wel geweten hebben en ook hebben kunnen vertellen. Zeker als hij van de mensen hield, zou hij de zeer belangrijke zaken, zoals zijn terugkomst dan toch hebben kunnen melden, zodat iedereen zich tijdig zou kunnen voorbereiden.
Willem J. Ouweneel in "Wanneer kun je stellen dat een christen dwaalleer verkondigt?" schrijft op 19 augustus 2020:
Zes en drie weken geleden heb ik in twee columns in totaal twintig ‘dwalingen’ opgesomd. Maar ik wil er nu nog wel graag aan toevoegen dat er ruwweg twee soort ‘dwaalleringen’ bestaan: fundamentele en niet-fundamentele dwaalleringen.
Het verschil daartussen is heel simpel. Christenen kunnen over allerlei zaken verschil van mening hebben, terwijl zij zich toch één weten in Christus. Dan hebben we het over niet-fundamentele dwaalleringen. Maar fundamentele dwaalleringen zijn zo ernstig dat je je moet afvragen of je, als je zulke leringen aanhangt, wel behouden kunt worden.
Voor een van zijn lezers zijn de leer van dopen an sich wel een fundamenteel beginsel van het
christelijk geloof (Heb. 6:1-2). Opvattingen over geloofsdoop en
kinderdoop zijn daar wel direct aan verbonden, toch kan die schrijver zich voorstellen dat ze wel van een ander minder fundamenteel niveau zijn.
Maar moet men zich niet de vraag stellen wat die doop eigenlijk inhoudt en tot welk geloof men wil komen. Een baby of kind onder een bepaalde leeftijd kan helemaal niet besluiten tot welk geloof het wil behoren en wat het wil of kan geloven.
Ouweneel geeft toe dat
Christenen kunnen over allerlei zaken verschil van mening hebben, terwijl zij zich toch één weten in Christus.
Bij die hele verscheidenheid van denken bij de verschillende christelijke denominaties zijn er wel erg wezenlijke verschillen. Ook betreft de beleving van dat geloof en het al of niet gebruiken van beelden of beeltenissen en symbolen is er een groot verschil, waar volgens ons geen eenheid onder Christus valt op te merken. Want Christus volgde de Joodse wetgeving waarbij volgens de Torah (de Wet van God) duidelijk werd gesteld dat er geen beeltenissen van God mochten of mogen gemaakt worden nog aanbeden worden; In heel wat christelijke denominaties zien wij wel mensen neerknielen voor beelden en priesters beelden bewieroken. Dat is volgens de God van de Bijbel heiligschennis en iets verwerpelijks.
Zij die geloven in Christus Jezus moeten de vraag stellen in welke Christus zij wensen te geloven:
- de God van de Bijbel
- de God die Jezus aanbad en tot wie Jezus nu voor de mens een voorspreker of bemiddelaar is
- de god die een groot deel van kerken in het Christendom eren
In feite zijn zij die Jezus als zoon van God aanvaarden en hem niet een god de zoon maken, de echte ware christenen, want zij houden zich niet enkel aan Jezus leer, maar houden zich ook aan Gods Wet, om slechts één Ware God te aanbidden en dat is de Elohim Hashem Jehovah.