Showing posts with label bijbel lezen. Show all posts
Showing posts with label bijbel lezen. Show all posts

Wednesday, 14 February 2018

De Bijbel als instructieboek #3 De Taal van de Bijbel

Wij achten het profetische woord

daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats. (2 Pet. 1:19 )

Een bekend begrip in de Bijbel is ‘profetie’. De woorden profeet, profeteren, profetie komen bijna 450 maal voor in het OT en zo’n 200 maal in het NT, en toch hebben maar weinig mensen er een goed begrip van.
Profetie wordt geassocieerd met toekomstvoorspelling, terwijl het daar feitelijk maar heel weinig mee te maken heeft. En bij profeet denkt men aan Daniël, of misschien Elia, maar niet aan Mozes, of de Here Jezus.

Wat is profetie?


Om te begrijpen wat de Bijbel bedoelt met profetie en profeet, moeten we bedenken dat de Joods-Christelijke religie is gebaseerd op openbaring. Dat is een fundamenteel contrast met religies die zijn gebaseerd op, al dan niet mythologische, overlevering of op, al dan niet verborgen, inzichten van ingewijden. God vertelt zijn dienaren precies wat ze moeten weten, en dat is voor hen ook meteen de enige ter zake doende waarheid. Al de rest is speculatief.
Die leer en die waarheden zijn vanaf het eerste begin door God mondeling aan de mens overgedragen, en pas na verloop van tijd op schrift gesteld door mensen die God daarvoor heeft aangewezen. In het verhaal over het eerste mensenpaar in de hof zijn aanwijzingen te vinden voor contacten tussen God (naar we aannemen: in feite door middel van engelen) en de mensen, die lijken te wijzen op mondelinge instructie. En de traditie wil dat Mozes degene is geweest die dat alles op
schrift heeft gesteld. Details ontbreken ons, maar het proces moet er toch wel ongeveer zo hebben uitgezien. Maar Gods bemoeienis met de mens stopte daar niet, en op alle belangrijke keerpunten in de geschiedenis vinden we profetische activiteit, d.w.z. mondelinge begeleiding van de gelovigen door directe openbaring, afkomstig van God en overgebracht via door Hem aangewezen boodschappers, die we achtereenvolgens vinden aangeduid als ‘man Gods’, ‘ziener’ of ‘profeet’. Een profeet is dus iemand die mondeling aanvullende openbaring verschaft, bedoeld als leiding voor Gods volk. En veel daarvan is vervolgens voor latere generaties op schrift gesteld, en wij bezitten dat nu als ‘de Schrift’ of de Bijbel. Met andere woorden: alle Bijbeltekst is profetie!

Het profetische woord

Profeten in het OT

 

We zien dit op wat onverwachte wijze geïllustreerd, wanneer God Mozes opdraagt namens Hem naar Farao te gaan, waarbij zijn broer Aäron dan zijn woordvoerder zal zijn (omdat Mozes had geklaagd dat hijzelf zo’n slecht spreker was): “Maar de HEER zei: ‘Ik zal ervoor zorgen dat jij als God [dus als vertegenwoordiger van God zelf] voor de farao staat, en je broer Aäron zal je profeet [je woordvoerder] zijn” (Ex. 7:1). Feitelijk is Abraham de eerste die een profeet wordt genoemd, wanneer hij Gods regels duidelijk moet maken aan Abimelek (Gen. 20:7). Maar de eerste die in het OT volledig zo’n woordvoerder-functie heeft is toch Mozes:
 Luister goed. Als er bij jullie een profeet van de HEER is, maak ik mij in visioenen aan hem bekend en spreek ik met hem in dromen. Maar met mijn dienaar Mozes ... ga ik anders om: met hem spreek ik rechtstreeks, duidelijk, niet in raadsels (Num. 12:6-8)
 Maar Mozes had niet het eeuwige leven, en in zijn afscheidsrede kondigt hij aan dat God ooit een opvolger zou geven, iemand met wie Hij net zo zou omgaan:
Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de HERE, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren ... Ik [God] zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied (Deut. 18:15, 18, NBG’51).

Dat slaat uiteraard op de Here Jezus, op wie Petrus deze woorden toepast in zijn toespraak in de tempel:
Mozes heeft al gezegd: “De Heer, uw God, zal in uw midden een profeet zoals ik laten opstaan; luister naar hem en naar alles wat hij u zal zeggen. Wie niet naar deze profeet luistert, zal uit het volk gestoten worden” (Hand. 3:22-23).
Maar tussen Mozes en Jezus lagen ruim 14 eeuwen. En in die tussentijd gaf God andere woordvoerders. Ook zij moesten zijn woorden overbrengen aan het volk. En Mozes geeft het volk een ‘toets’ die zij kunnen toepassen om te kunnen weten of zij inderdaad te maken hebben met
iemand die door God is gezonden:
Misschien vraagt u zich af: Is er een manier om te bepalen of een profetie al dan niet van de HEER komt? Die is er inderdaad: als een profeet zegt te spreken in de naam van de HEER, maar zijn woorden komen niet uit en er gebeurt niets, dan is dat geen profetie van de HEER geweest (Deut. 18:21-22).

de Taal van de Bijbel

 

In de praktijk betekent dit dat een profeet een ‘korte-termijn’ teken aankondigt; als dat komt, is dat het bewijs dat hij inderdaad door God is gezonden. We zien dat aan de profeet die Gods oordeel uitspreekt over het altaar dat Jerobeam heeft opgericht in Betel. En we lezen dan:
Hierop kondigde hij een wonder aan: ‘Dit is het teken dat het de HEER is die gesproken heeft: het altaar zal splijten en de as die erop ligt zal op de grond vallen’ (1 Kon. 13:3).
Als dat vervolgens gebeurt, is dat zijn legitimatie als profeet van God.
De taak van deze profeten was gewoonlijk om het volk op te roepen zich te bekeren en terug te keren tot Gods wetten, of om het te waarschuwen voor Gods oordelen voor het geval zij dat niet zouden doen, of in het uiterste geval om Gods oordeel aan te kondigen wanneer de situatie onherstelbaar was geworden. En alleen in dat laatste geval hebben
we te maken met de aankondiging van iets dat in de toekomst zal gaan gebeuren. De meeste van deze profeten worden ons met name genoemd, en van sommige (Jesaja, Jeremia, etc.) bezitten we zelfs de geschriften. Maar we vinden in de boeken der Koningen ook melding van groepen profeten, waarmee een soort kloostergemeenschappen
lijken te worden aangeduid. Verdere details ontbreken echter.

Profeten in het NT


In het NT ontmoeten we profetie als één van de ‘gaven van de Geest’.
De achtergrond daarvan zou ons intussen duidelijk moeten zijn. Het optreden van de beloofde Messias (de profeet zoals Mozes) had een geheel nieuwe situatie geschapen. Bovendien zou er op korte termijn een definitief einde komen aan het Oude Verbond. Er zouden zich onvermijdelijk allerlei situaties voordoen waar de bestaande schriftelijke
vastlegging van eerdere openbaring (ons Oude Testament) niet in voorzag. Daar was dus directe leiding van God voor nodig. Veel van deze leiding kwam van de apostelen via hun brieven, waar wij er een aantal van bezitten. Maar er was ook meer rechtstreekse leiding via gemeenteleden die deze ‘gave van profetie’ hadden. Zij konden rechtstreeks Gods leiding doorgeven aan de gemeente. Ook nu was er natuurlijk de vraag of deze uitspraken ‘echt’ waren, of dat degene die zich uitgaf voor zo’n profeet in feite slechts op eigen gezag handelde. En daarom zien we naast die gave van profetie ook de gave van ‘onderscheiding’, d.w.z. de gave om te kunnen beoordelen of een bepaalde uitspraak
inderdaad rechtstreeks van God kwam of niet.
... weer anderen (ontvangen) de kracht om ... te profeteren, om te onderscheiden wat wel en wat niet van de Geest afkomstig is, om ...
(1 Kor. 12:10)

Het profetische woord

 


Dit punt van echtheid was kennelijk toch een moeilijke kwestie, en we krijgen de indruk dat de gemeente te Tessalonica besloten had om maar liever alles te negeren dan risico’s te nemen met ‘valse’ profetie.
Want Paulus moet ze vermanen door te gaan met alle profetie te toetsen, omdat dat per saldo toch door de Geest gegeven leiding is:
Doof de Geest niet uit en veracht de profetieën niet die hij u ingeeft.
Onderzoek alles, behoud het goede (1 Tess. 5:19-21).
Maar de apostelen bedoelen in hun brieven met profetie meestal niet deze ‘dagelijkse leiding’ door de Geest, maar de boodschap van Verlossing uit het OT, dus het evangelie. Wanneer Petrus schrijft over de zekerheid van zijn geloof en van de boodschap die hij predikt, zegt hij:
Toen wij u de glorierijke komst van onze Heer Jezus Christus verkondigden, baseerden wij ons niet op vernuftige verzinsels – integendeel ... (de stem van God) hebben wij zelf uit de hemel horen klinken toen wij met (Jezus) op de heilige berg waren (2 Pet. 1:16-18).
En de conclusie die hij daar uit trekt is dan:
En wij achten het profetische woord daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven (vs. 19, NBG’51).
Dat profetische woord is de boodschap van het evangelie, de boodschap van Verlossing. Dat gaat dus om de totale leer van de Bijbel, niet om een voorspelling van hoe de eindtijd er uit zal zien!

Valse profeten

 

Tot slot nog iets over valse profeten (Grieks: pseudoprofeten). Op de Olijfberg (Matt. 24) waarschuwt Jezus daar dringend voor, en alle apostelen nemen die waarschuwing over in hun brieven. Nogmaals Petrus:
Toch zijn er destijds onder het volk [van het Oude Verbond] ook valse profeten opgetreden, en zo zullen er ook onder u dwaalleraren verschijnen. Ze zullen met verderfelijke ketterijen komen en zelfs de meester die hen heeft vrijgekocht verloochenen (2 Pet. 2:1).
Merk op hoe hij die valse profeten gelijkstelt met dwaalleraren. Het gaat om valse
leer, verkondigd door mensen die wel beweren namens God te spreken, maar toch niet Gods woord prediken. En Johannes vertelt ons dat we ook op die mensen de ‘toets’ moeten toepassen die we hebben:
Geliefde broeders en zusters, vertrouw niet elke geest. Onderzoek altijd of een geest van God komt, want er zijn veel valse profeten in de wereld verschenen (1 Joh. 4:1).
Niemand van ons heeft nu nog de ‘gave van onderscheiding’, maar die hebben we ook niet meer nodig.
Wij hebben het geschreven woord, en kunnen elke leer daaraan toetsen. En we moeten daarom nooit verzuimen dat ook te doen.


-  R.C.R

De Bijbel als instructieboek #2 Effectief Bijbellezen

De Bijbel geeft ook geen biografieën


Zo zijn ook levensbeschrijvingen van personen in de Bijbel geen biografieën maar praktijklessen (in vakjargon: ‘case histories’) die ons vertellen hoe het wel of juist niet moet. Of hoe het na een goed begin dramatisch verkeerd kan gaan, en waarom dan precies. En het loont daarbij altijd om op zoek te gaan naar overeenkomsten en verschillen tussen personen in vergelijkbare situaties. David en de vrouw van Uria tegenover Achab en de wijngaard van Nabot, de verloochening door Petrus tegenover het verraad van Judas, Judas tegen Jezus als kopie van Achitofel tegen David, het nieuwe paasfeest van Hizkia tegenover dat van Josia, Petrus als apostel vergeleken met Paulus als apostel; enz. enz.

En bij de bespreking van de Evangeliën hebben we al gezien dat de evangelisten ons duidelijk laten weten dat zij een selectie hebben gemaakt uit het voorhanden zijnde materiaal, omdat we anders door de bomen het bos niet meer zouden zien. En we moeten er daarom dus ook op verdacht zijn dat ze ons die keuze niet chronologisch presenteren, maar gerangschikt naar thema.

Maar dat was in het OT dus al niet anders, zoals we al zagen. 

Gelijkenissen


Een aparte vorm van onderwijs vormen de gelijkenissen. In de Evangeliën zijn ze kenmerkend voor het onderwijs van Jezus, hoewel we ze in feite ook al in het OT tegenkomen. Toch zijn ze niet kenmerkend voor Jezus zelf; alle rabbijnen maakten daar gebruik van, ook nu nog. Een gelijkenis belicht een aspect van de leer door een abstract principe te plaatsen in een alledaagse situatie.

Die situatie zelf is in principe een verhaal en geen werkelijkheid, al zijn in sommige van Jezus’ gelijkenissen wel historische achtergronden te herkennen.

Soms gaat de beschrijving van die situatie echter over de grenzen van een geloofwaardige werkelijkheid heen, wanneer de illustratie dat vergt. Dat is duidelijk in: “De distel op de Libanon zond tot de ceder op de Libanon de uitnodiging: geef toch uw dochter aan mijn zoon tot vrouw” (2 Kon. 14:9). Maar ook in: “Wie van u, die honderd schapen heeft en er één van verliest, laat niet de negenennegentig in de wildernis achter en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt?” (Luc. 15:4). De nadruk ligt hier op het zoeken van dat ene schaap, ondanks het bezit van nog 99 andere, niet op de vraag of je die ook in werkelijkheid onbewaakt achter zou laten. En van de man die ontdekt dat een bepaalde akker een schat bevat en die vervolgens die akker voor de gangbare prijs koopt zonder de eigenaar in te lichten over de werkelijke waarde ervan (Matt. 13:44-46), staat niet het morele aspect van zijn handelen ten voorbeeld, maar alleen het feit dat hij er alles voor over heeft om die akker in bezit te krijgen.


Overdrijving als leermiddel


Soms bevat een gelijkenis echter duidelijk absurde elementen die dan juist zijn bedoeld om onze aandacht ergens op te vestigen. Dat een koning zijn leger zou uitzenden om de steden van zijn niet geïnteresseerde bruiloftsgasten plat te branden terwijl het eten, bij wijze van spreken, al op tafel staat (Matt. 22:7) lijkt in werkelijkheid niet zo voor de hand liggend. Maar het legt extreme nadruk op het unieke van de uitnodiging en het feitelijk absurde karakter van een afwijzen daarvan. Evenzo klinkt het niet waarschijnlijk dat de eigenaar van een wijngaard aanvankelijk geen enkele actie zou ondernemen wanneer de pachters daarvan zijn slaven vermoorden zodra die de pacht komen ophalen, maar in plaats daarvan steeds weer andere zendt, en pas in actie komt wanneer ze ook zijn zoon doden. Maar het beschrijft uiteraard op treffende wijze de absurde situatie van een onwillig volk, en dan vooral hun leiders, waar God door de eeuwen heen nu juist wel zo mee heeft gehandeld. Wat voor ons overigens alleen maar een uiterst dringende waarschuwing is om niet net zo te handelen! En zo moeten we ook bij de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus niet de fout maken daarin een beschrijving te lezen van hoe het hiernamaals er uitziet; het vertelt ons alleen maar dat we onze erfenis niet tweemaal kunnen incasseren: eerst in dit leven en daarna nog een keer.

‘Highlighting’


Om effectief de Bijbel te kunnen lezen moeten we dus bedacht zijn op de
doelstelling van dat Boek. Details worden er soms uitgelicht, helderder gepresenteerd of uitvergroot. Toen ik in Tessaloniki was, heb ik een foto genomen van de boog van Galerius, een deel van een oude Romeinse poort over de Via Egnatia, die deel uitmaakte van de weg van Rome naar de Bosporus. Maar hij viel bijna in het niet tegen een achtergrond van hoge flatgebouwen en de foto werd ontsierd door over de weg gespannen kabels die er voorlangs liepen. Na een middagje computeractiviteit waren die kabels helemaal verdwenen en was de achtergrond, inmiddels veel vager en lichter van kleur, stukken minder dominant, zodat de boog er nu onmiddellijk uitspringt als het indrukwekkende bouwwerk dat hij destijds was. Zo moeten we de verhalen in de Bijbel ook zien: ze geven beslist wel een ‘fotografische’ werkelijkheid, maar dan wel zo bewerkt (‘highlighting’ heet dat in vakjargon) dat de dingen waar het om gaat er duidelijker en helderder uitspringen, zodat we de lessen niet hoeven te missen. Maar toch moeten we daar ook dan nog ‘oog’ voor hebben, want het talent van de mens om te negeren wat hij niet wil zien en alleen in te zoomen op wat hij wel wil zien is schier onbegrensd.


- R.C.R

+

De Bijbel als instructieboek #1 Lezen van de Bijbel

Voor te houden bij het lezen van de Bijbel



Wat je je bij het lezen van de Bijbel vóór alles voor ogen moet houden, is het doel van het Boek. En dat doel is: te dienen als een instructieboek bij het leven.

Toen er vroeger nog algemene dienstplicht was, kreeg je bij je opkomen een ‘Handboek-soldaat’, waar alles in stond dat je als goed soldaat diende te weten. Zo krijgen we van God voor het leven in zijn dienst een ‘Handboek-discipel’ dat ons alles vertelt wat we als dienaar van God moeten weten. Niets meer en niets minder. Dat betekent dat we voor ons leven in Christus niet zijn aangewezen op aanvullende informatie van buiten-bijbelse bronnen (ik heb het hier niet over hulpmiddelen voor Bijbelstudie!). Maar het betekent ook dat we in de Bijbel niet moeten gaan zoeken naar informatie over onderwerpen die niets met die doelstelling te maken hebben. En daar komt dan nog bij dat de Bijbel een kenmerkend eigen taalgebruik hanteert, een taalgebruik dat je je eigen moet maken. Dat is op zichzelf niet moeilijk, maar het vraagt wel inzet. Je hoeft er niets anders voor te doen dan het Boek regelmatig en met aandacht te lezen, zodat je er vertrouwd mee raakt, maar dat moet je dan ook wel doen; er bestaan helaas geen afsteekjes die je er sneller brengen.

Heel veel gekibbel over zogenaamde ‘geloofszaken’ heeft echter te maken met het feit dat mensen deze ‘buitengrenzen’ uit het oog hebben verloren. Daarom willen we daar nu wat aandacht aan besteden.


De Bijbel is geen geschiedenisboek


Om te beginnen moeten we beseffen dat de Bijbel geen geschiedenisboek is.
We vinden alleen die dingen die ons ter zake doende lessen leren. En dat kan betekenen dat de beschreven gebeurtenissen soms niet op elkaar lijken aan te sluiten. Dat komt dan alleen maar doordat we bepaalde informatie missen die we nodig zouden hebben om die aansluiting te begrijpen, maar dat is geen tekortschieten van de Bijbel. De Bijbel heeft op dat moment niet de doelstelling ons die historische ontwikkeling duidelijk te maken, maar alleen om ons enkele opvolgende historische gebeurtenissen te presenteren waar wij belangrijke lessen uit kunnen leren. En dat is dan alvast de eerste conclusie: we moeten leren ons bij elk verhaal af te vragen: waarom staat dat hier, wat wil het mij leren?

Daarvoor kan het van belang zijn dat we ons voor dat verhaal zelf afvragen ‘hoe zit dat nu precies’, maar heel vaak is die vraag absoluut niet van belang om te begrijpen hoe dit verhaal samenhangt met het vorige, of met het volgende. Alles wat er staat is van belang, maar wat er niet staat hoeven we blijkbaar ook niet te weten.

Dat zou ons maar afleiden van de zaken waar het wel om gaat.

Taalgebruik


Sodom en Gomorra als voorbeeld

Een voorbeeld. Iedereen kent het verhaal van de ondergang van ‘Sodom en Gomorra’. De namen zijn spreekwoordelijk geworden in onze taal. Maar tegen het eind van het boek Richteren (Richt. 19) vinden we bijna net zo’n verhaal.

Dat wil ons kennelijk vertellen dat de toestand in Israël zover was afgegleden
dat die op het niveau was beland waarvoor God enkele eeuwen eerder een aantal belangrijke steden van de Kanaänieten volledig had weggevaagd. Maar ook al staat het bijna aan het eind van dat boek, toch zijn zelfs Bijbelgetrouwe commentatoren het er in feite over eens dat dit verhaal zich moet hebben afgespeeld kort na de dood van Jozua, en dus heel aan het begin van de ruim 3
eeuwen lange periode van de Richteren. Wat hier van belang is, is kennelijk de les die het ons leert en niet het geschiedkundige verloop van die periode.


En wat is dan die les?

De uitdrukking ‘Sodom en Gomorra’ is in onze taal synoniem met zedelijk verval, en nog veel meer met homoseksualiteit, die in ouder Nederlands lang is aangeduid als ‘sodomie’. Maar is dat correct? Zou er werkelijk iemand serieus willen betogen dat het gedrag van de inwoners van Sodom wel acceptabel zou zijn geweest wanneer de engelen het voorkomen van vrouwen hadden gehad in plaats van dat van mannen? In Gibea ging het om een vrouw en toch wordt het gedrag van de inwoners op één lijn gesteld met dat van de inwoners van Sodom. Wat hier in werkelijkheid speelt is de vraag naar veiligheid en zorg voor de naaste tegenover heerszucht en egocentrisch gedrag. Steden hadden, in tegenstelling tot dorpen, muren voor hun veiligheid. Maar de vreemdeling die er bescherming zoekt wordt er aangerand en verkracht; hij is slechts een speeltje in plaats van een medemens die bescherming zoekt. Wie beseft hoeveel nadruk de Mozaïsche wet legt op de zorg voor de naaste, inclusief de vreemdeling, de wees en de weduwe, d.w.z. de kwetsbaren in de maatschappij, moet wel beseffen dat juist die principes hier met voeten worden getreden. De Leviet uit Richt. 19 ging het heidense Jebus voorbij en zocht veiligheid in het Israëlitische Gibea, maar zijn bijvrouw werd juist dáár behandeld als nog minder dan een dier. En het feit dat hij al in de opening van het verhaal wordt aangeduid als een ‘vreemdeling’ in Efraïm, had ons al moeten waarschuwen. God had bepaald dat de Levieten over het land verspreid zouden wonen. Zij moesten het hart zijn van het Israëlitische godsdienstige leven, de leraren van de Wet. Maar deze Leviet was slechts een vreemdeling onder het volk!

Dat is de les van Richteren 19 (en dus ook van Gen. 19).

  - R.C.R
+

Thursday, 25 August 2016

Heeft Bijbel voor de mens van vandaag nog betekenis

Voor de Parsja Dewariem 5776 vroeg het NIK zich af of de Bijbel voor de mens van vandaag, die leeft in een wereld van revoluties, automatisering en atoombewapening nog betekenis kan hebben.

In het verre verleden hielden heel wat mensen vast aan de bijbel die zelfs een invloed had op het taal gebruik. Heel wat zegswijzen kwamen uit de Heilige Schrift.
De Bijbel is steeds een belangrijke bron van inspiratie geweest voor het religieuze denken en heeft een diepgaande invloed gehad op de culturele ontwikkeling in Europa, Amerika en het Nabije Oosten. Niettemin lijkt de Bijbel voor velen niet veel meer te zijn dan een achtenswaardige stem uit het verleden.

Twee honderd jaar geleden mag het dan een veel ter hand genomen boek geweest zijn, nu nemen nog maar weinig mensen de tijd om er in te lezen.  Niet veel mensen zijn er nog in geïnteresseerd en hebben geen behoefte meer om nog een persoonlijke relatie aan te gaan met een onzichtbaar Wezen dat voor velen zo onbegrijpbaar lijkt te zijn.

Maar die onbegrijpbaarheid komt echter doordat de meeste mensen zich laten leiden door menselijke doctrines, waarbij zij volstrekt willen vasthouden aan de drie-eenheid.Dit maakt veel van de teksten zo gecompliceerd en wat tegenstrijdig. Indien de mensen die Drie-eenheidsgedachte maar eens durfden opzij te schuiven zouden zij veel vlugger tot een beter inzicht komen en makkelijker al die oude teksten begrijpen.

De mensen moeten beseffen dat de Bijbel het Opperwezen als een persoonlijke God beschrijft, die over de natuur heerst en de menselijke geschiedenis stuurt. Het Opperwezen wordt niet slechts als eerste oorzaak van al het zijnde gezien, die in een ver verleden de wereld schiep maar Zich sindsdien uit Zijn schepping terug zou hebben getrokken en het universum aan zijn wetmatig lot zou hebben overgelaten.

Dat Dit Overmachtig Subliem Wezen alles in de hand zou hebben stoort veel mensen, maar doet hen ook vragen stellen waarom dan wel bepaald slechte dingen gebeuren. Men stelt zich dan vragen bij die relatie van dat Supperwezen.


 De Schepper van hemel en aarde blijft betrokken bij de mensheid en Zijn relatie tot de mens blijft van persoonlijke aard. Het Opperwezen kent Zijn onderdanen en wil door hen gekend worden.
De verhouding tussen God en mens wordt in de Bijbel beschreven in ethische categorieën: op de mens wordt een ethisch beroep gedaan.

Volgens het NIK is het een Ich-du relatie, die de mens niettemin vrijlaat in zijn keuzes en hem een grote individuele verantwoordelijkheid toekent, samengevat in het ethisch monotheïsme van het jodendom. Maar die Ik-Jij verhouding gaat nog verder in de goyim generaties en treft ook de niet Joden die keuzes zullen moeten maken.

Elk van ons moet beseffen dat wij in evenbeeld naar God zijn geschapen en een geweten ingeplant hebben gekregen. Elkeen heeft een natuurlijk instinct dat een besef van goed en kwaad voor legt. Daarin moet elk wezen zijn keuze bepalen en uitzoeken welke richting hij of zij uit wil gaan.

De Bijbel is een oevolutionair boek: een belangrijk thema vormt de bevrijding van de mens van incestueuze gebondenheid aan bloed en bodem, van het onderworpen zijn aan afgoderij en slavernij. Het hoofdthema vormt Imitatio Dei, het wandelen in de voetsporen van God en het opgaan in Zijn eigenschappen. Het mens- en wereldbeeld wordt bepaald door het begrip verheffing, waarin alle onderdelen van de schepping worden betrokken.

De Bijbel is zo uniek omdat daarin Gods `denken; centraal staat.
De Bijbel is een buitenwerelds gegeven, dat niet naar de maatstaven van religies, die ontstaan zijn vanuit enig cultureel volksbewustzijn, beoordeeld kan worden.
De Bijbel ontmoette in de loop der eeuwen de grote wereldculturen, die `man-made’, materialistisch of intellectualistisch van aard waren. Vandaar dat de Bijbel altijd in confrontatie trad met de verschillende oude beschavingen.

Lees hier verder meer over in: Dewariem/Deuteronomium – De invloed van de bijbel op de beschaving

Tuesday, 8 June 2010

Bijbel boek voor het heden

"De Bijbel zegt weinig over wat  morgen te doen .
Het is een 'hedenboek'.


'Nu
is de erkende tijd; aanschouw, nu is de dag van redding'.
En 'Vandaag indien u zijn stem hoort, hardt niet uw harten'.
Laat ons
mensen van vandaag zijn.


Deel de gospel vandaag. Lees het Woord vandaag.
Help de arme heden. Deel een meelevend woord of daad vandaag.
Laat het ons vandaag doen, wanneer morgen vandaag is,
laten wij dan het
opnieuw  doen ".
Alan Hermann
Engels origineel / English original > The Bible is a today book

+++


2016 linkupdate