Under these tags you shall be able to find articles about the coming together of people; congregate (people) forgather (meeting) gather (people) group (people) meet (meeting); get together, come together
Find the English introduction in:
Congregate, to gather, to meet
Bijeenkomen, bij elkaar komen; = samenkomen; bij elkaar komen om te praten en beslissingen te nemen; Bijeenkomen om iets te bespreken
Samenrotten; Saamgaan, samen gaan; samenscholen; vergaderen; zich verzamelen; zich groeperen; zich verenigen; elkaar ontmoeten; medebrengen; medenemen; meebrengen; meenemen; zitting houden; reuniëren – reüniëren; treffen.
Confereren, congresseren,
Afkomstig van het Nederlandse gaderen, garen ("bijeenkomen"), Midden Hoge Duits gadern ("bijeenkomen"), Oud Fries gadia ("te verenigen"), Duits begatten ("te paren"). Ook in het middeleeuws Engels vinden wij gaderen van het Oude Engelse gaderian ("bijeenkomen, assembleren, samenkomen"), van Proto-Germaans ("om samen te brengen, verenigen, bijeen komen "), frequentatief van Proto-Germaans gadōjanan ("om samen vast te houden"), van Proto-Indo-Europees *gʰhedʰ- (“te, kost verenigen, te assembleren"). Bloedverwant met Vergelijk ook Oude Engels gaed ("maatschappij, genootschap, unie").
Hebreeuwse `e·dhah' grondwoord ja·`adh' = „bestemmen; afspreken” (2 Samuel 20:5; Jeremia 47:7; Levieten 8:4, 5; Rechters 21:10; Exodus 12:3; Numerieke 32:4; 1 Koningen 8:5; Numerieke 27:17).
Hebreeuws woord mo·`edh' afgeleid van hetzelfde grondwoord als `e·dhah' en betekent „bestemde tijd” of „afgesproken plaats” (1 Samuel 13:8; 20:35; Exodus 27:21; Levieten 23:2, 4, 37, 44; Jesaja 33:20)
Hebreeuwse term miq·ra´', die „samenkomst” betekent, is afgeleid van het grondwerkwoord qa·ra´' (roepen) + „heilige samenkomst” (Jesaja 4:5; Exodus 12:16; Levieten 23:2, 3)
Hebreeuwse qa·hal', dat verwant is aan een werkwoord dat „bijeenroepen; bijeenkomen” betekent (Exodus 35:1; Levieten 8:4). Soms wordt qa·hal' (gemeente) samen met `e·dhah' (vergadering) gebruikt (Levieten 4:13; Numeri 20:8, 10).
Vormen van beide termen komen voor in de uitdrukking „gemeente der vergadering van Israël [Hebreeuws: qehal' `adhath-Jis·ra·´el']”. (Exodus 12:6) Het wordt vaak voor een georganiseerde groep mensen gebruikt en komt voor in de uitdrukkingen „gemeente van Israël” (Levieten 16:17; Jozua 8:35; 1 Koningen 8:14), „gemeente van de ware God” (Nehemia 13:1), „gemeente van Jehovah” (Deuteronomium 23:2, 3; Micha 2:5), en „Jehovah’s gemeente” (Numeri 20:4; 1Kronieken 28:8). Qa·hal' duidt op verschillende soorten samenkomsten van mensen, zoals voor religieuze doeleinden (Deuteronomium 9:10; 18:16; 1 Koningen 8:65; Psalmen 22:25; 107:32), voor het behandelen van bestuurlijke aangelegenheden (1 Koningen 12:3) en voor oorlogvoering [1 Samuel 17:47; Ezra 16:40 (vergadering)]. In het Grieks ek·kle'si·a, dat is afgeleid van twee Griekse grondwoorden, namelijk ek, dat „uit” betekent, en ka'le·o, dat „roepen” betekent. In de Septuaginta wordt het Griekse woord ek·kle'si·a (ecclesia)gewoonlijk gebruikt als vertaling van het Hebreeuwse woord qa·hal', zoals in Psalm 22:22 (21:23, LXX).
Vergaderen, vergader
: Ek·kle·si'a·son; Latijn: Con'gre·ga.
`atsa·rah', is met „plechtige vergadering” weergegeven. Deze term wordt gebruikt in verband met het Loofhuttenfeest of Sukkoth en het Feest van het ongegiste brood of Pascha of Pesa(c)h. (Levieten 23:36; Deuteronomium 16:8).
Openbare vergadering (Gr.: su·na·go'ge) Synagoge laat 12 eeuw van O. Fr. sinagoge (11c.), van L.L. synagoga "congregatie of groep van Joden," van Gk. synagoge "plaats van vergadering, synagoge," letterlijk "Meeting, vergadering," van ‘synagein’ "bijeenkomen, verzamelen, assembleren," van syn- "samen" + agein "brengen, leiden". Gebruikt door Griekse vertalers van het Oude Testament als een leningsvertaling van het late Hebreeuwse keneseth "vergadering" (cf. beth keneseth "synagoge" letterlijk "Huis van vergadering".)
Vertrouwelijke bijeenkomsten van diverse aard worden aangeduid door het Hebreeuwse woord sodh, dat „vertrouwelijke bespreking; vertrouwelijke omgang” betekent (Psalm 83:3, gemeente; Job 29:4). Het wordt in Psalm 89:7 met „intieme groep” weergegeven: „God dient in ontzag gehouden te worden in de intieme groep van heiligen; Hij is groots en vrees inboezemend boven allen die rondom hem zijn.”
Het Griekse ek·kle'si·a (van ek, „uit”, en kle'sis, „een roepen”) wordt in de Griekse Septuaginta gewoonlijk gebruikt als vertaling van het Hebreeuwse qa·hal' (gemeente) en soms van `e·dhah' (vergadering), hoewel laatstgenoemd woord ook wordt weergegeven met de Griekse uitdrukking su·na·go'ge (dat „een bijeenbrengen” betekent, van sun, „bijeen”, en a'go, „brengen”). In de christelijke Griekse Geschriften wordt ek·kle'si·a gewoonlijk met „gemeente” weergegeven. In Handelingen 7:38 wordt het met betrekking tot de gemeente Israël gebruikt. Het Griekse woord su·na·go'ge komt in Handelingen van de apostelen 13:43 („vergadering in de synagoge”) en in Jakobus 2:2 („vergadering”) voor. Nog een Griekse uitdrukking, pa·ne'gu·ris (van pan, „allen”, en a'go·ra, dat elke soort van vergadering aanduidt), wordt in Hebreeën 12:23 met „algemene vergadering” weergegeven. — NW; SV; Herziene Voorhoeve-uitgave, 1982 [Nieuwe Testament].[1]
Het vergaderen kan op open plaatsen gebeuren of in openbare gebouwen, synagogen, gebedsplaatsen of andere. Jezus bracht heel wat mensen te been die zich verzamelden rondom hem. Christus vergaderde zijn discipelen vaak om hun geestelijk onderricht te geven, en na zijn dood kwamen zijn volgelingen bijeen, zoals op de pinksterdag in 33 G.T., toen de heilige geest werd uitgestort op degenen die aldus bijeenwaren. (Handelingen 2:1-4). In navolging van het voorbeeld dat Jezus hen gegeven had brachten de apostelen en de eerste Christenen ook mensen bijeen om samen te vergaderen, het Woord van God te bestuderen en om een herinneringsmaal te brengen met het breken van het brood.
Al voor Jezus werd er door het Volk van God aandacht gegeven aan het vergaderen of het bijeenkomen om samen de Heilige Schrift te bestuderen en tijd te besteden aan de lof voor Jehovah. Paulus spoorde de gelovigen aan om de geregelde vergaderingen van Gods volk niet te veronachtzamen: „ Laten wij zonder wankelen vasthouden aan de openbare bekendmaking van onze hoop, want hij die beloofd heeft, is getrouw. Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar laten wij elkaar aanmoedigen, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” (Hebreeën 10:23- 25) Deze vergaderingen konden plaatsgrijpen in de ekklesia of ecclesia. (Handelingen 7:38; 8:1; 13:1; 19:23, 24, 29, 32, 41; 1 Korintiërs 12:28; 2 Korintiërs 1:1), maar zij konden ook gewoon plaats vinden in het huis van een medegelovige. (Romeinen 16:5; Filémon 2).
In overeenstemming daarmee wordt er ook gesproken over afzonderlijke christelijke gemeenten of „gemeenten van God” (Handelingen der apostelen 15:41; 1 Korintiërs 11:16). In oudere Nederlandse vertalingen wordt soms het woord „kerk” gebruikt in Schriftplaatsen die betrekking hebben op de christelijke gemeente, zoals in 1 Korintiërs 16:19 (KB; Leu). Aangezien veel mensen bij het woord „kerk” eerder aan een gebouw denken waar religieuze diensten worden gehouden dan aan een gemeente die haar religie beoefend, kan de vertaling „kerk” misleidend zijn. Daarom geven wij als broeders van christus er de voorkeur aan om eerder het woord ecclesia te gebruiken. De associatie van de “Kerk” met de Rooms Katholieke kerken met kruisconstructies en kerktoren moet terzijde gelegd worden en de Kerk moet aanzien worden als het Lichaam van Christus opgemaakt door de verzameling van gelovigen. De samenkomende gelovigen vormen samen de kerk. Zij moeten de kerkgemeenschap voeden en waar maken.
Jehovah heeft het vergaderen opgelegd aan Zijn mensen: “En ik zal stellig een zwaard over U brengen, dat wraak oefent voor het verbond; en GIJ zult U inderdaad in UW steden vergaderen (vergadert worden, STV; bijeenkruipen, W78, Canis; opeenhopen, Lei, bijeenkomen, NBG, verzamelen, Onderwijze Pentateuch ), en ik zal stellig pestilentie in UW midden zenden, en GIJ moet in de hand van een vijand worden gegeven.” (Leviticus 26:25) “Daarom, zeg: ’Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: „Ik wil U ook bijeenbrengen uit de volken en U vergaderen uit de landen waarover GIJ verstrooid zijt, en ik wil U de grond van Israël geven. En zij zullen daar stellig komen en al zijn walgelijkheden en al zijn verfoeilijkheden eruit verwijderen. En ik wil hun één hart geven, en een nieuwe geest zal ik in hun binnenste leggen; en ik zal stellig het hart van steen uit hun vlees verwijderen en hun een hart van vlees geven, opdat zij in mijn eigen inzettingen mogen wandelen en mijn eigen rechterlijke beslissingen onderhouden en ze inderdaad ten uitvoer brengen, en zij werkelijk mijn volk worden en ikzelf hun God word.”" (Ezechiël 11:17-20) “Want alle volken, van hun kant, zullen elk in de naam van hun god wandelen; maar wij, van onze kant, zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God, tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig. „Op die dag”, is de uitspraak van Jehovah, „wil ik haar vergaderen die kreupel ging; en haar die verdreven was, wil ik bijeenbrengen, ja, haar die ik slecht behandeld heb. En ik zal haar die kreupel ging, stellig tot een overblijfsel maken, en haar die ver verwijderd was, tot een machtige natie; en Jehovah zal werkelijk als koning over hen regeren op de berg Sion, van nu aan en tot onbepaalde tijd.” (Micha 4:5-7) “En hij blijft alle natiën tot zich vergaderen en alle volken tot zich bijeenbrengen.” (Habakuk 2:5) “’Daarom, blijft mij verwachten,’ is de uitspraak van Jehovah, ’tot de dag dat ik opsta tot [de] buit, want mijn rechterlijke beslissing is, natiën te vergaderen, dat ik koninkrijken bijeenbreng, ten einde mijn openlijke veroordeling erover uit te storten, heel mijn brandende toorn; want door het vuur van mijn ijver zal heel de aarde verslonden worden. Want dan zal ik volken tot een zuivere taal doen overgaan, opdat zij allen de naam van Jehovah aanroepen, ten einde hem schouder aan schouder te dienen.’” (Zefanja 3:8-9) “Degenen die met droefheid geslagen zijn om [hun] afwezigheid bij [uw] feesttijd zal ik stellig vergaderen; afwezig van u bleken zij te zijn, omdat zij vanwege haar smaad droegen.” (Zefanja 3:18) “Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en de tot u uitgezondenen stenigt — hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert! Maar GIJ hebt het niet gewild. Ziet! UW huis wordt U verlaten achtergelaten. Want ik zeg U: Van nu af zult GIJ mij geenszins meer zien, totdat GIJ zegt: ’Gezegend is hij die komt in Jehovah’s naam!’” (Mattheüs 23:37-39) “In datzelfde uur kwamen er zekere Farizeeën naar hem toe, die zeiden: „Ga weg en vertrek van hier, want Herodes wil u doden.” En hij zei tot hen: „Gaat aan die vos zeggen: ’Zie! Vandaag en morgen drijf ik demonen uit en verricht ik genezingen, en de derde dag zal ik klaar zijn.’ Niettemin moet ik vandaag en morgen en overmorgen verder reizen, want het is niet toelaatbaar dat een profeet buiten Jeruzalem wordt omgebracht. Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en de tot u uitgezondenen stenigt — hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen op de wijze waarop een hen haar broedsel van kuikens onder haar vleugels vergadert, maar GIJ hebt [het] niet gewild! Ziet! UW huis wordt U verlaten achtergelaten. Ik zeg U: GIJ zult mij geenszins zien, totdat GIJ zegt: ’Gezegend is hij die komt in Jehovah’s naam!’” “Want hij heeft ons door tussenkomst van Jezus Christus voorbestemd als zijn zonen te worden aangenomen, overeenkomstig het welbehagen van zijn wil, tot lof van zijn glorierijke onverdiende goedheid, die hij ons door bemiddeling van [zijn] geliefde goedgunstig heeft geschonken. Door bemiddeling van hem hebben wij de verlossing door losprijs door middel van diens bloed, ja, de vergeving van [onze] overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van zijn onverdiende goedheid. Deze heeft hij overvloedig jegens ons doen zijn in alle wijsheid en gezond verstand, doordat hij ons het heilige geheim van zijn wil heeft bekendgemaakt. Het is overeenkomstig zijn welbehagen, dat hij bij zichzelf had voorgenomen, aan de volledige grens van de bestemde tijden een bestuur te hebben, om namelijk alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus, de dingen in de hemelen en de dingen op de aarde. [Ja,] in hem, in eendracht met wie wij ook tot erfgenamen werden aangesteld, doordat wij werden voorbestemd overeenkomstig het voornemen van hem die alle dingen werkzaam doet zijn naar het raadsbesluit van zijn wil, opdat wij tot lof van zijn heerlijkheid zouden dienen, wij die de eersten zijn geweest die op de Christus hebben gehoopt.” (Efeziërs 1:4-12) “Daarom, broeders, aangezien wij door het bloed van Jezus vrijmoedigheid hebben betreffende de weg die toegang verleent tot de heilige plaats, die hij voor ons heeft ingewijd als een nieuwe en levende weg door het gordijn, dat is zijn vlees, heen, en aangezien wij een grote priester over het huis van God hebben, zo laten wij met een waarachtig hart naderen, in de volle verzekerdheid van het geloof, nu ons hart door besprenkeling gezuiverd is van een boos geweten en ons lichaam gebaad is met rein water. Laten wij zonder wankelen vasthouden aan de openbare bekendmaking van onze hoop, want hij die beloofd heeft, is getrouw. En laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar laten wij elkaar aanmoedigen, en dat te meer naarmate GIJ de dag ziet naderen.” (Hebreeën 10:19-25) “Roep het volk bijeen, de mannen en de vrouwen en de kleinen en uw inwonende vreemdeling die binnen uw poorten is, opdat zij mogen luisteren en opdat zij mogen leren, daar zij Jehovah, UW God, moeten vrezen en er zorg voor moeten dragen alle woorden van deze wet te volbrengen.” (Deuteronomium 31:12) “Alleen hoed u en geef goed acht op uw ziel, dat gij de dingen die uw ogen hebben gezien, niet vergeet en dat ze al de dagen van uw leven niet uit uw hart wijken; en gij moet ze aan uw zonen en uw kleinzonen bekendmaken, de dag waarop gij in Horeb voor het aangezicht van Jehovah, uw God, stond, toen Jehovah tot mij zei: ’Roep het volk tot mij samen, dat ik hun mijn woorden moge doen horen, opdat zij mogen leren mij te vrezen alle dagen dat zij op de aardbodem leven en opdat zij hun zonen mogen onderwijzen.’” (Deuteronomium 4:9-10) “Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden.” (Mattheüs 18:20) ‘En zij bleven zich toeleggen op het onderwijs van de apostelen en het [met elkaar] delen, het nuttigen van maaltijden en gebeden. {Of: „de onderlinge omgang.”} (Handelingen 2:42) (NWV)
Jezus gaf een schitterend voorbeeld in het tonen van waardering voor geestelijke bijeenkomsten. Op de jeugdige leeftijd van twaalf jaar gaf hij blijk van zijn liefde voor Gods huis in Jeruzalem. Zijn ouders waren hem kwijtgeraakt, maar vonden hem ten slotte terwijl hij met leraren in de tempel over Gods Woord sprak. Als reactie op de bezorgdheid van zijn ouders vroeg Jezus respectvol: „Wist gij niet dat ik in het huis van mijn Vader moet zijn?” (Lukas 2:49) Nederig keerde de jonge Jezus met zijn ouders naar Nazareth terug. Daar bleef hij van zijn liefde voor bijeenkomsten in verband met aanbidding blijk geven door geregeld in de synagoge aanwezig te zijn. De Bijbel bericht dan ook dat hij, toen hij zijn bediening begon, „te Nazareth [kwam], waar hij was grootgebracht, en hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag de synagoge binnen en stond op om voor te lezen”. Nadat Jezus Jesaja 61:1, 2 voorgelezen en verklaard had, „verwonderden [de toehoorders] zich over de innemende woorden die uit zijn mond voortkwamen”. (Lukas 4:16, 22).
Niet enkel gaf Jezus het voorbeeld van prediking en van een gezonde wijze van omgaan met anderen. Hij spoorde zijn volgelingen aan om niet te verzaken om bijeen te komen. Wij horen in het verlengde van het werk van Jezus Christus en zijn discipelen hen te volgen en anderen er toe te brengen om samen bijeen te komen, te vergaderen, er op toeziend zo veel mogelijk tot Gods gemeente samen te brengen (Mattheüs 24:14, 45; Lucas 12:42-44; Openbaring van Johannes 7:9-14). Zoals het in de gemeente Israël belangrijk was om Bijeenkomsten te houden voor de aanbidding van Jehovah en een beschouwing van zijn wet te volbrengen (Deuteronomium 31:12; Nehemia 8:1-8) moeten wij zo bijeenkomsten voor de aanbidding van Jehovah en het bestuderen van de Schrift als een essentieel kenmerk van de christelijke gemeente van God beshouwen. Indien wij werkelijk als onderdeel van het Lichaam van christus willen aanschouwd worden moeten wij er zorg voor dragen dat wij met anderen samen een gemeente in Christus vormen, een ‘vergadering in Christus’ of een ecclesia.
De christelijke vergaderingen moeten aldus voor ons een bron van aanmoediging zijn. Het moeten gelegenheden vormen waarbij wij ons samen met elkaar in christus verenigd voelen. Alsook moeten het ogenblikken zijn waarbij wij aanvoelen hoe verkwikkend het is om samen te zijn met liefdevolle broeders en zusters die belangstelling voor ons hebben en ons willen helpen tot het einde te volharden! Wij kunnen het ons niet veroorloven deze van Jehovah afkomstige liefdevolle voorziening lichtvaardig op te vatten. Laten wij door middel van onze ijverige persoonlijke studie en ons geregeld vergaderingbezoek „volwassen [worden] in verstandelijke vermogens”. (1 Korintiërs 14:20).
De schrijver van de brief aan de Hebreeën vermaande de ontvangers van zijn brief dan ook het onderling vergaderen niet na te laten (Heb 10:24, 25) en dat bij dat bijeenkomen en vergaderen eenieder een welbepaalde taak op zich kan nemen die hij of zij zelf het best kan doen. „Laat een ieder zich ervan vergewissen wat zijn eigen werk is, en dan zal hij alleen met betrekking tot zichzelf, en niet in vergelijking met de andere persoon, reden tot opgetogenheid hebben. Want een ieder zal zijn eigen vracht dragen.” (Galaten 6:4, 5). Jehovah aanvaardt onze krachtsinspanningen en offers ’naar hetgeen wij hebben, niet naar hetgeen wij niet hebben’.(2 Korinthiërs 8:12; vergelijk Lukas 21:1-4).
Als wij als Broeders in Christus samen komen om God te dienen moet het accent ook op die dienst voor God liggen. Eerst en vooral moet de aandacht gaan naar het Woord van God. Bij de bijeenkomsten kunnen wij er ons op toeleggen om door samen Gods Woord te onderzoeken en te bespreken elkaar verder aan te moedigen. Wij moeten er verder op toezien dat de dienst of de godsverering in de bijeenkomst verloopt naar de wensen van God en dat het wereldse genot niet op het voorplan ligt.
Uit geregelde omgang met onze medegelovigen kunnen wij ook naast de aanmoediging doorzettingsvermogen ontvangen en zullen vele lasten ons lichter gaan lijken en zullen wij ons minder moe gaan voelen. (Hebreeën 12:1; Galaten 6:9.)
Geregeld met medegelovigen bijeenkomen is een vorm van veruiterlijking van het geloof en behoort tot de verplichting die een opgedragen christen jegens God heeft. Wij zullen er vreugde in scheppen onze broeders en zusters aan te sporen en door hen tot liefde en voortreffelijke werken aangespoord te worden en gesterkt te worden voor het belangrijke werk dat bestaat in de openbare bekendmaking van onze hoop, of dat nu een aardse of een hemelse hoop is. (Johannes 13:35). Jehovah God heeft belangstelling voor onze samenkomsten. Het voornaamste doel van zulke vergaderingen is om „onder de bijeengekomen menigten” lof op te zenden tot God (Psalm 26:12). Dat wij gemeentevergaderingen of ecclesiae bezoeken, is een bewijs van onze liefde voor Hem. Mediteren over het voorrecht en de voordelen van het bezoeken van christelijke bijeenkomsten zal ons helpen deze bijeenkomsten loyaal en van ganser harte te ondersteunen. Als allen die een aandeel aan het programma van een vergadering hebben, er bewust op toezien dat zij ’de vrucht van Gods geest’, zoals vreugde, lankmoedigheid en geloof, weerspiegelen, zullen alle aanwezigen zich beslist opgebouwd voelen.(Galaten 5:22, 23). Laten wij daarom ons er toe aan zetten om regelmatig bijeen te komen en Jehovah’s hart te verheugen met onze samenkomst in naam van Jezus Christus die ons rijkelijk tot voordeel zal strekken als wij het goddelijk onderwijs dat tot eeuwig leven leidt, in ons opnemen. (Spreuken 27:11; Jesaja 48:17, 18; Markus 13:35-37).