Showing posts with label Knecht des Heren. Show all posts
Showing posts with label Knecht des Heren. Show all posts

Sunday, 15 February 2009

De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant

De Knecht des Heren

5. DE GEZALFDE GEZANT (Jesaja 61: 1-2)


IN de eerste van deze reeks van vijf profetieën aangaande de Knecht des Heren had God de aandacht op Hem gericht met de woorden: "Zie, mijn knecht; Ik heb mijn Geest op Hem ge­legd" (Jesaja 42: 1). In deze laatste voert de Knecht zelf het woord en verkondigt eerst dat Hij met de Geest des Heren is gezalfd om zijn bode te zijn:
 "De Geest des Heren HE­REN is op mij, omdat Hij mij gezalfd heeft" (Jesaja 61:1). 

Kenmerkend voor Bijbelse profetie is dat toekomstige gebeur­tenissen dikwijls wor­den voorzegd alsof ze reeds geschied zijn. Zevenhonderd jaar zouden voorbijgaan voordat deze woor­den werkelijkheid zouden worden. Toen is Jezus, op de leeftijd van ongeveer der­tigjaar, naar Johannes de Doper gegaan om door hem gedoopt te worden. "En zie, de hemelen openden zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen" (Mattheus 3: 17). Petrus, die toen een discipel van Johannes de Doper was, heeft zeker van hem ge­hoord van Jezus' zalving. Hij zei later tegen een niet-Joodse gehoor in het huis van Cornelius: "Gij weet van de dingen, die geschied zijn door het ge­hele Joodse land, te beginnen in Gali­lea, na de doop, die Johannes verkondigde, van Jezus van Nazareth, hoe God Hem met de hei­lige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, wel­doende en genezende allen, die door de dui­vel overweldigd wa­ren; want God was met Hem" (Handelingen der apostelen 10:37­38).

In deze profetie spreekt de Knecht niet van de genezings­wonderen die Hij door de kracht van de Geest zou verrichten, doch van zijn op­dracht als Gods bood­schapper: "Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootrnoedi­gen" (v.l). De betekenis van het Nieuw­testamentisch woord 'evangelie' - 'goed nieuws' - is aan deze verkondiging ontleend.

De ballingen worden bevrijd

De Knecht heeft verheugende tijding voor zijn volksgenoten, die in een erbarmelijke toestand verkeren. Jesaja ziet ze als ballingen, die van hun eigen land zijn weggevoerd en als vreem­delingen verkeren in een verafgelegen land. Zij verkwijnen in de gevangenis, treuren daar over de verwoeste toestand van hun vaderland en de steden die puinhopen zijn geworden. Zo pijnlijk is dit voor hen dat hun hart erdoor is gebro­ken.

Deze boodschap past volkomen in de situatie waarin Jesaja in dit tweede profetische deel van zijn boek - hoofd­stukken 40 tot 66 - zijn lezers ver­plaatst, al zou deze pas meer dan hon­derd jaar later werkelijkheid worden. De macht van Babel heeft intussen het land veroverd en het volk in Jeruzalem en Juda daarheen weggevoerd. De steden zijn verwoest en de erven verlaten. Het volk kwijnt in een vreemd land weg, is verd­rukt en in gevangenschap.

Jesaja krijgt de opdracht zijn volk te vertroosten met een blijde boodschap. De Here die eens zijn volk uit verdruk­king in Egypte had verlost, zal nu hun nageslacht uit hun benarde toestand in Babel bevrijden. Hij zal Kores op­wekken, de Perzische koning die Babel zal veroveren en toestemming aan de gevangenen geven naar eigen land terug te keren. Zoals bij de verlossing uit Egypte gaat God hen voor gedurende de reis door de woestijn naar hun erfe­nis. Daar zullen zij een ongekende vrede en voorspoed tot in eeuwigheid genieten.

Achteraf bekeken bleek de terug­keer die Kores toeliet een zeer geringe, gedeeltelijke en teleurstellende ervaring, die aan de fraaie taal van Jesaja weinig recht deed. Voor de letterlijke vervulling van de belofte, Israël te herstellen, moet het volk blijkbaar op de eindtijd wachten.

Een dichterlijke voorstelling

Terwijl zo'n letterlijke vervulling van deze lyrische taal niet is uit te sluiten, zijn er goede redenen om dit tweede profetische gedeelte van het boek van Jesaja te beschouwen als een dichterlij­ke voorstelling van verlossing uit geeste­lijke nood. Voor zover we kunnen na­gaan, waren de ballingen niet "allen in kerkerholen geboeid, in gevangenissen weggeborgen" (Jesaja 42:22). Jeremia's brief aan hen stelt immers een andere situatie voor ogen: "Zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël, tot al de ballingen die uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap zijn weggevoerd:
Bouwt huizen en woont daarin, legt tuinen aan en eet de vrucht daarvan ... Zoekt de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb doen wegvoeren, en bidt voor haar tot de HERE, want in haar vrede zal uw vrede gelegen zijn" (Jeremia 29:4-7).

Christus en de apostelen zien in Jesaja's profetie van de bevrijding uit Babel de verlossing van Gods kinderen uit de slavernij van de zonde en de dood. Jezus gaf eens te kennen dat er een ergere vorm van slavernij is dan dwangarbeid: "een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde. Wanneer dan de Zoon u vrijge­maakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn" (Johannes 8:34,36).
De reis van de ballingen terug naar eigen land beeldt dan de pelgrimsreis van de gelovige in Christus door de tegenwoordige boze wereld af. De plaats van bestemming is het Koninkrijk van Christus. Zo wordt bijvoorbeeld door Jesaja beloofd: "De vrijgekochten des HEREN zullen wederkeren en met gejubel in Sion komen; eeuwige vreugde zal op hun hoofd wezen, blijdschap en vreugde zullen zij verwerven, kommer en gezucht zullen wegvluchten" (Jesaja 51: 11). Om "eeuwige vreugde" te kun­nen genieten moeten de vrijgekochten bekleed worden met Gods gave van on­sterfelijkheid.
Jesaja had ook gezegd:
 "Hij zal als een herder zijn kudde leiden" en: "zij zullen hongeren noch dorsten, woestijn­gloed noch zonnesteek zal hen treffen, want hun Ontfermer zal hen leiden en hen voeren aan waterbronnen" (Jesaja 40: 11; 49: 10).
 In zijn boodschap in het boek Openbaring past Christus deze woorden toe op de geestelijke tocht van de verlosten naar bronnen van eeuwig leven: "Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen" (Openbaring 7: 16-17).

Geheel in overeenstemming met deze figuurlijke toepassing is dat Babel nu Rome betekent en in het bijzonder de voortzetting van Rome in de Euro­pese samenleving in de eindtijd aan­duidt. Jesaja roept de ballingen in Babel op gebruik te maken van de gelegenheid terug naar eigen land te reizen: "Trekt uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën" (Jesaja 48:20). Bij de toepas­sing hiervan in het boek Openbaring klinkt een stem uit de hemel, zeggende:
"Gaat uit van haar [Babel], mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen" (Openb. 18:4).
 Vandaar dat degenen die dit hebben gedaan aldus worden beschreven:
 "Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams" (Openbaring 7:14).
 De "grote verdrukking" duidt Babel en de samenleving in de eindtijd aan. Door hieruit te zijn vertrok­ken en vervolgens door Christus gerei­nigd te zijn, scharen ze zich onder de vrijgekochten van Christus. (De volgor­de geeft de betekenis goed aan: eerst Babel verlaten en dan zich in Christus reinigen.) Op dergelijke wijze past Paulus een gelijksoortige roep van Jesaja toe op een vermaan uit een boze maatschappij te vertrekken om als Gods kinderen aang­enomen te worden:
 "Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Al­machtige" (2 Corinthiërs 6:17-18; Jesaja 52:11; 43:6).

De Knecht des Heren

Jesaja's taak in het schrijven van dit gedeelte van zijn profetie staat voorop:
"Troost, troost mijn volk, zegt uw God. Spreekt tot het hart van Jeruzalem, roept het toe, dat zijn lijdenstijd volbracht is, dat zijn ongerechtigheid geboet is" (Jesaja 40:1-2). Dit verklaart de reeks voorzeggingen van de komst van de Knecht des Heren en de verlossing die Hij door zijn gehoorzaamheid en offerdood zal bewerkstelligen. In deze laatste van de reeks is de Knecht de gezalfde Profeet, maar het heil dat Hij verkondigt is wat Hij zelf mogelijk ge­maakt heeft.
Dit is dan te zien in Jezus' eigen toepassing hiervan in de synagoge te Nazareth. Enige tijd na zijn optreden in het openbaar kwam Hij terug naar het dorp waar Hij vroeger woonde en als timmerman had gewerkt.
 "En Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. En Hem werd het boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is: De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het ge­zicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aan­gename jaar des Heren. Daarna sloot Hij het boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten. En de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld" (Lucas 4: 16-21). 

Dit 'heden' geldt niet alleen voor die sabbatdag in het bijzonder, maar ook voor andere dagen wanneer Jezus' boodschap bevrijding bracht voor gelovige luiste­raars.
Elk zevende jaar in de kalender van Israël was een sabbatsjaar, wanneer het land rust had van het zaaien. Het ze­vende sabbatsjaar luidde het jubeljaar in en dit is "het aangename jaar des Heren" wiens komst de Knecht moest verkondi­gen. Het brak direct aan nadat de hoge­priester op de grote verzoendag de vergiffenis van de zonden van het volk had bewerkstelligd en uit het heiligdom ver­scheen om het wachtende volk te zegenen. Hiernlee gaf Jezus in de syna­goge te Nazareth te kennen dat met zijn komst een nieuwe heilstijd was ingegaan, waarin gelovigen in Hem gereinigd werden van hun zonden. Zijn naam im­mers was 'Jezus', Redder of Heiland, omdat in Hem Gods belovende woorden in vervulling zouden gaan: "Hij zelf zal Israël verlossen van al zijn ongerechtighe­den" (Psalm 130:8; Mattheus 1:21).

Er waren velen in Israël die uit wanhoop opgehouden waren de zeer strenge regels van de Farizeeën en schriftgeleerden na te leven. Ze werden beschouwd als 'zondaren', en het zijn vooral zulken aan wie Jezus vergiffenis heeft geschonken. Hij zei eens van een bekende 'zondares': "Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele", en Hij zei tegen haar zoals Hij tegen anderen had gezegd: "Uw zonden zijn u vergeven" (Lucas 7:47-48).
Uit de Knechtprofetie in Jesaja blijkt dat Jezus' verkondiging van een nieuwe heilstijd een voorproef was van wat Hij doen zal bij zijn wederkomst. Dit heeft de schrijver van de brief aan de Hebreeën voor ogen als hij uitziet naar een verzoendag boven alle ver­zoendagen, als Christus uit het hemelse heiligdom zal verschijnen om zijn volk te zegenen met eeuwig leven.
 "Zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veIer zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten" (Hebreeën 9:27-28). -
(slot)

Met de Bijbel in de hand

++
Vindt ook:
Een plaats voor een vreemdeling en een vluchteling
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #1 De Bevrijder
De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl
De Knecht des Heren #3 De Gewillige leerling
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Wereld waarheen #1 Terug naar Egypte
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Een Messias om te Sterven
Jezus drie dagen in de hel
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #2 Te Doen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #3 Zoals Jezus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #5 Verblijven in Christus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #6 Samenhoren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #7 Adverteren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #8 Omgang met Leerstellingen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #9 Omgang met anderen
Christus kennen is zin geven aan het leven
Niet gebonden door labels maar vrij in Christus
Ongelovige Thomassen, Jezus en zijn God
Hermeneutiek om uit te dragen #8 Tegenspraak
Filippenzen 1 – 2
Gnostiek, Judas evangelie, bijbelonderricht, zoon van God

Wetten en regels ter onderwijs
Joodse Wetten en Wetten voor Christenen
Zo maar gerechtvaardigd?
Redding door volharding
Echte boodschap van redding niet ver te zoeken
Relatie tot God



Koninkrijk Gods
Elke gelovige is opgeroepen om Christus in de dienst te volgen

Het volk van God dankt zijn bestaan aan de genade en goedheid van God
Plan van Genade
Genade niet goedkoop
Hij zal geen goede dingen weerhouden
Stel je hart open
Geef uw zorgen aan God
Wees overtuigd dat wij geliefd zijn
God wil u gunst betonen
Genade volgens Bonhoëffer
Tweezijdigheid bij Luther


Wereld waarheen? #3 De Wortelscheut van David

De wereld waarheen



3. DE WORTELSCHEUTVAN DAVID
DE profeet Jesaja zag eens Gods koningschap in Israël door de lijn van David als een omgehakte boom. Want de tijd zou komen wanneer God tegen Zedekia zou zeggen: "En gij onheilige, goddeloze vorst van Israël, wiens dag komt ten tijde van de eindafrekening, zo zegt de Here HERE: Neem weg die tulband! Zet af die kroon!" (Ezechiël 21 :25-26).
Een treurig beeld was dit, en toch niet helemaal zonder hoop voor de toekomst. Job had eens het contrast gesteld tussen de dood van een mens en het omhakken van een boom. "Want voor een boom blijft er nog hoop; wordt die omgehouwen, hij loopt weer uit, en zijn nieuwe scheuten blijven niet achterwege. Wanneer zijn wortel in de aarde veroudert en zijn tronk in de grond afsterft, dan bot hij weer uit, zodra hij water ruikt, en schiet twijgen als een jonge plant" (Job 14:7-9).
En dat is wat er met de omgehakte boom van Gods koningschap in Israël zou gebeuren. "Er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï [de vader van David] en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen. En op hem zal de Geest des HEREN rusten (Jesaja 1: 11).
Het koninklijke vorstenhuis van David zou dus niet uitgeroeid worden. Al is de boom zo laag mogelijk omgehakt, er blijven wortels in de grond en daaruit zal een stronk te voorschijn komen. Het feit dat de boom vrucht zal dragen geeft te kennen dat die nieuwe scheut sterk zal groeien en uitdijen.
Dit is de derde in een reeks profetieën in dit zogenaamde 'boek van Immanuël' (Jesaja 7-12) die de komst van de grote Zoon van David voorzegt. De eerste had uitgezien naar zijn geboorte uit een maagd in Israël (Jesaja 7: 14). De tweede voorzag de vreugde die zijn komst aan zijn volk zou brengen, want groot zou de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk (Jesaja 9:5-6). Deze derde profetie geeft eerst een beschrijving van zijn karakter en van zijn heerschappij en vertelt vervolgens de zegeningen die uit zijn rechtvaardige heerschappij zullen voortvloeien.
In zijn profetieën later in dit boek van de Knecht des Heren vertelt Jesaja herhaaldelijk dat God zijn Geest aan Hem zal schenken. Dit is ook hier gezegd van de Messias: "op hem zal de Geest des HEREN rusten" (Jesaja I 1:2). Bij zijn doop heeft Jezus de kracht van de Geest Gods zonder mate ontvangen, om Hem uit te rusten als Profeet en Geneesheer.
In deze profetie is de Geest Gods meer dan bovennatuurlijke kracht om als profeet te kunnen spreken en wonderen te verrichten. De Geest is de bron van zijn edel karakter. Toen de engel Gabriël Maria vertelde dat zij, zonder gemeenschap met een man te hebben gekend, de moeder van de Messias van Israël zou worden, vroeg ze met gelovige bewondering hoe dat zou kunnen geschieden. De verklaring van Gabriël maakte een ondoorgrondelijk wonder bekend: "De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden" (Lucas 1 :35).
In Jezus' wonderbaarlijke geboorte uit de Heilige Geest ligt de bron van zijn edele karakter dat Jesaja vervolgens beschrijft in drie paren van eigenschappen.
De Geest van de Here in de Mess­as zal er een van wijsheid en verstand zijn. Wijsheid betekent hier meer dan intelligentie: zij is het vermogen een situatie te taxeren, de rechte beslissing te nemen en te doen wat recht is. Verstand heeft betrekking op een goed inzicht en vooral in het karakter van anderen. Er staat van Jezus geschreven: "dat het voor Hem niet nodig was, dat iemand van de mens getuigde, want Hij wist zelf, wat in de mens was" (Johannes 2).
In de tweede plaats zou de Messias een geest van raad en sterkte hebben. Als Koning zou Hij wijsheid nodig hebben om goede raad te geven en een zegenrijk beleid in zijn Vrederijk in te voeren. Deze wijsheid gaat gepaard met de nodige kracht om zijn besluiten uit te voeren tot het welzijn van zijn onderdanen.
In de derde plaats zou de Messias uitgerust worden met de geest van "kennis en vreze des HEREN". Kennis van God in de Bijbel is vooral de ervaringskennis van een levende relatie met Hem. In deze zin zei Jezus in gebed:
"Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God" (Johannes 17:3). Deze kennis bezat Jezus als geen ander: "Niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren" (Mattheus 12:27). In deze kennisrelatie met God neemt eerbied voor Hem de eerste plaats in: "De vreze des HEREN is het begin der kennis" (Spreuken 1:7). De grote verering voor de Vader, die Jezus tijdens zijn aardse leven voortdurend liet zien, zal kenmerkend zijn ook voor zijn heerschappij en zal aanleiding geven tot ontzag voor God overal in zijn Rijk.
De koning in Israël was tevens de oppermachtige rechter, maar zijn oordeel was afhankelijk van wat de getuigen in een zaak hem vertelden. Maar de Messias zal niet steunen op wat anderen hebben gehoord en gezien. Hij zal de gave hebben van alwetendheid en zal in staat zijn een billijk oordeel te vormen. Het zijn vooral de armen en onaanzienlijken in zijn Rijk, die maar al te vaak in het verleden uitgebuit werden, die hiervan het meest voordeel zullen hebben. "Hij zal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; want hij zal de geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid rechtspreken" (v.3-4).
De bewoners van het wereldomvattende Rijk van de Messias zullen bestaan uit mensen van allerlei slag. Vooral aan het begin zullen velen de nieuwe levenswijze die zij moeten aanleren moeilijk accepteren en sommigen zullen rebelleren. Psalm 2 voorziet een algehele opstand tegen de Koning bij de oprichting van zijn Rijk. "Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid? De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de HERE en zijn gezalfde: Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen."
Terugblikkend op de kracht van Gods woord bij de schepping zei de psalmist: "Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er" (Psalm 33:9). Zo zal het ook zijn in het Rijk van de Messias: spreken is voldoende om alle verzet ten einde te brengen en rebellerenden van de aarde te verwijderen. "Hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden" (v. 4). Dit is de verklaring van wat de apostel Johannes zag in een visioen van de verhoogde Here: "uit zijn mond kwam een tweesnijdend zwaard" (Openbaring 1: 16). Hetzelfde symbool komt ook in een later gezicht in dit boek Openbaring voor, waar Johannes de Koning ziet uitgaan in de boze wereld van de eindtijd om alles tot onderdanigheid aan Gods wil te brengen: "En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmede de heidenen te slaan" (Openbaring 19: 15).
Jezus vertelde eens een gelijkenis van een man van hoge geboorte die naar een ver land ging om de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen. Bij zijn terugkomst geeft hij aan zijn slaven het loon dat zij tijdens zijn afwezigheid hebben verdiend. Waarop volgt: "Doch die vijanden van mij, die niet wilden, dat ik over hen koning werd, brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen" (Lucas 19:27).
Het gevolg van zijn rechtvaardige heerschappij zal vrede zijn voor iedereen. Jesaja beschrijft de idyllische toestand met beeldtaal: "Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuwen het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden". Dieren beelden in de symboliek van de Bijbel soms menselijke machten af, die op agressieve wijze andere dieren aanvallen. Op deze wijze schildert de profeet een toestand van vrede overal.
Het zegenrijke resultaat van deze heerschappij beschrijft de profeet met woorden die ons doen denken aan wat werd gezegd toen het volk Israël terug naar Egypte wilde gaan, en waarmee David zijn profetisch gebed om de komst van zijn Zoon, de Messias, afrondt: "Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee bedekken."
In zijn brief aan de Romeinen zegt Paulus dat Christus is gekomen "om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen" (Romeinen 15:8). Deze bevestiging bestaat niet slechts uit de herhaling daarvan in Christus' evangelie maar betekent dat Hij ze ook gestand doet en ten uitvoer brengt. De apostel heeft hierbij zijn oog op Jesaja's belofte van de wortel scheut uit de koningschapsboom van David: "Komen zal de wortel van Isaï, en Hij, die opstaat, om over de heidenen te regeren; op Hem zullen de heidenen hopen" (v. 12). Met deze verzekering sluit Jezus zijn laatste boodschap: "Ik ben de wortel en het geslacht van David" (Openbaring 22: 16).-

Met de Bijbel in de hand 

++

Vindt ook:


Een plaats voor een vreemdeling en een vluchteling
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #1 De Bevrijder
De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl
De Knecht des Heren #3 De Gewillige leerling
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Een Messias om te Sterven
Jezus drie dagen in de hel
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #2 Te Doen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #3 Zoals Jezus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #5 Verblijven in Christus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #6 Samenhoren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #7 Adverteren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #8 Omgang met Leerstellingen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #9 Omgang met anderen
Christus kennen is zin geven aan het leven
Niet gebonden door labels maar vrij in Christus
Ongelovige Thomassen, Jezus en zijn God
Hermeneutiek om uit te dragen #8 Tegenspraak
Filippenzen 1 – 2

Tuesday, 10 February 2009

Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht

Jezus van Nazareth

6. ZIJN UNIEKE MACHT


DE evangelisten Mattheüs en Lucas hebben in hun verslagen van Je­zus' geboorte het geheim van zijn unieke zoonschap ontsluierd. Daarmee laten zij ons zien waarom Hij "de eniggeborene des Vaders" wordt genoemd en zij geven ons ook de sleutel van zijn unieke macht onder zijn volk.

De mening dat de grote wonderen die Jezus deed het bewijs leveren van zijn Godheid, vindt in de Schrift geen steun. Integendeel. Als Hij vanwege een vermeende goddelijke natuur in staat was een storm op het Meer van Galilea met een woord te stillen, een hongerige menigte met vijf broden en twee vissen te verzadigen, of iemand die reeds dagen in het graf lag, terug naar het leven te brengen, dan was het niet nodig dat Hij bij zijn doop de kracht van de Heilige Geest van zijn Vader zou hebben ontvangen. God had immers voorzegd:
"Zie, mijn knecht. Ik heb mijn Geest op Hem gelegd" en heeft zijn woord in vervulling gebracht bij Jezus' doop in de Jordaan.

In zijn terugblik op Jezus' dienst­baarheid in zijn toespraak op de Pink­sterdag schreef Petrus zijn wonderen aan de daad Gods toe: "Jezus, de Nazo­reeër, een man, u van Godswege aange­wezen, door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw mid­den verricht heeft" (Handelingen der apostelen 1:22).
Het getuigenis van de apostel in het huis van Cornelius is van gelijke strekking: " ... Jezus van Nazareth, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, wel­doende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem" (Handelingen der apostelen 10:38). De kracht waarmee Jezus in staat was wonderen te verrichten was niet inherent maar werd Hem geschonken.


Kracht zonder mate


Hiermee is echter niet alles gezegd. De Geest Gods is bij tijd en wijle werkzaam geweest in andere profeten, maar nooit op de constante wijze waarmee Jezus wonderen heeft gedaan. Johannes zei van Jezus: "Want Hij, die God gezon­den heeft, die spreekt de woorden Gods, want Hij [God] geeft de Geest niet met mate. De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gege­ven" (Johannes 3:34-35). De geschiedenis geeft voorbeelden genoeg van de waar­heid van het dictum van de Engelse historicus Acton: 'Macht verderft; abso­lute macht verderft absoluut.' Waar is de mens die de verantwoordelijkheid zou kunnen dragen, macht zonder mate tot zijn beschikking te hebben voor zijn taak en toch onkreukbaar blijven? Het feit dat God bovennatuurlijke kracht in overvloed aan zijn Zoon geschonken heeft, is niet alleen een bewijs van zijn liefde maar ook van zijn volkomen vertrouwen op Hem. Alleen Gods Zoon zou zoveel macht kunnen hebben zon­der ooit misbruik daarvan te maken.

De verzoeking dat Hij de kracht Gods zou gebruiken om in zijn eigen behoefte te voorzien, heeft Christus eens voor al in de woestijn overwonnen, door te weigeren van een steen brood te maken. Niet alleen zijn gebruik van de Geest heeft op zijn discipelen een grote indruk gemaakt, maar ook het feit dat Hij deze kracht nooit voor zichzelf en nooit tegen zijn vijan­den heeft ge­bruikt. Als Hij een storm met een woord heeft kunnen stillen, had Hij ook zijn vijan­den met een woord van hun leven kun­nen beroven. Maar zij geven nooit blijk van angst, dat Hij de kracht die Hij klaarblijkelijk bezit, tegen hen zal ge­bruiken. De wonderen getuigen dus niet van Jezus' vermeende Godheid maar wel van zijn unieke zoonschap. Want alleen de Zoon van God zou zo'n grote verantwoordelijkheid kunnen dragen en daarbij ongeschonden van karakter blijven. Hoe groot de kracht ook was die Jezus ter beschikking had tijdens zijn leven op aarde, deze was niet absoluut. Want pas na zijn opstan­ding uit de doden, toen Hij verscheen aan vele volgelingen in Galilea, heeft Hij tegen hen gezegd: "Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde" (Mattheus 28:18).

De vergiffenis van zonde

Dit kan ook gezegd worden van een andere uiting van zijn unieke macht, de zonden van mensen te kunnen verge­ven. De profeet Nathan was naar David gegaan met de mededeling: "De HERE heeft uw zonde vergeven" (2 Samuel 12: 13). Maar Nathan was slechts Gods boodschapper, die David op de hoogte bracht van Gods vergiffenis. Toen Jezus tegen de verlamde zei: "Kind, uw zon­den worden vergeven", hebben de Jo­den terecht tegengeworpen: "Wie kan zonden vergeven dan God alleen?" (Marcus 2:5-7). Een theoloog heeft over deze kwijt­schelding opge­merkt 'Als Jezus niet God was, dan was Hij een godslasteraar. Er is geen derde mogelijkheid.' Maar er is echter wèl een derde mogelijkheid. Dat Jezus de zonden van de verlamde werkelijk voor Gods ogen had kwijtgescholden heeft Hij bewezen door de man te hebben genezen, zodat Hij kennelijk geen godslasteraar was. Maar Hij heeft dit kunnen doen, niet omdat Hij van nature God was, maar omdat de Vader zijn geliefde Zoon, op wie Hij volko­men kon vertrouwen, niet alleen de kracht van de Heilige Geest geschonken had, maar ook de bevoegdheid had gegeven de zonden van mensen te ver": geven. Dit deed Hij niet vanwege zijn 'natuur' of Godheid maar krachtens het gezag dat zijn Vader Hem verleend had. Van oudsher had God vanuit de hemel de zonden van mensen vergeven. Nu heeft een Mens op aarde de bevoegdheid ontvangen dit te doen. Wellicht ligt hierin de betekenis van Jezus' woorden: "opdat gij moogt we­ten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven" (Marcus 2: 10). Hij scheldt de zonden kwijt, niet vanwege zijn vermeende goddelijke natuur maar als de gevol­machtigde Zoon des mensen (Johannes 5:30).

Dat deze macht echter niet absoluut was, blijkt uit zijn gebed aan het kruis: "Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen" (Lucas 23:34).

De inspirerende kracht van profetie

 De profeten in Israël hebben gewoon­lijk hun volk toegesproken nadat zij een specifieke boodschap van de Here had­den ontvangen. Haggaï bijvoorbeeld noemt de datums wanneer de vier pro­fetieën opgeschreven in zijn boek aan hem zijn geopenbaard. Jeremia vertelt ons hoe het volk, dat in het land was overgebleven na de wegvoering van velen naar Babel, tot hem kwam met de vraag wat zij moesten doen. Pas tien dagen later heeft God zijn antwoord aan zijn profeet gegeven (Jeremia 42:1 e.v.). In antwoord op de vraag eens aan Jesaja gesteld: "Wachter, wat is er van de nacht", raadt de profeet: "Kom maar terug!" (Jesaja 21:12).

Er is geen enkele aanduiding dat Jezus op Gods openbaring moest wach­ten. Als de gelegenheid ervoor geschikt was had Hij een boodschap voor zijn volk al klaar. Hij wist altijd het gezag­hebbende antwoord te geven op de vele vragen die Hem gesteld werden, ook op de strikvragen van de godsdienstleraars die Hem in verlegenheid wilden bren­gen. Zo verstandig waren zijn antwoor­den dat zij zijn opgehouden met hun vragen. "Zij verwonderden zich en zij lieten Hem verder ongemoeid en gin­gen weg" (Mattheus 22:22).
Toch zou het in strijd zijn met Je­zus' eigen verklaring, hieruit te conclu­deren dat Hij als profeet heeft kunnen spreken omdat Hij God was. Zijn profe­tische bekwaamheid was niet uit Zich­zelf ontsproten maar was de gave van zijn Vader. In zijn toespraak in de syna­goge te Nazareth paste Jezus op Zich­zelf Jesaja's profetie van de Knecht des Heren toe. "De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen" (Luc. 4:18).

Hoezeer Hij van de Vader afhanke­lijk was voor zijn openbaringen blijkt zonneklaar uit zijn verklaring. "Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet... Wat Ik dan spreek, spre­ek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft" (Joh. 12:49-50).

De Zoon afhankelijk van de Vader

De evangeliën laten ons zien hoe Jezus een menselijke natuur had en dat Hij in alle opzichten afhankelijk van de Vader was. Hij zei nadrukkelijk: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen" (Johannes 5: 19). Zo belang­rijk is zijn afhankelijkheid dat Hij dit herhaalt: "Ik kan van Mij zelf niets doen" (v.30). Er is geen ruimte voor de gedach­te dat Hij een goddelijke natuur bezat, waardoor Hij de inherente macht had wonderen te verrichten, de bevoegdheid mensen te vergeven, of met eigen gezag zijn volk toe te spreken. -

 - Met de Bijbel in de hand

+


++

vindt ook
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
De Gezalfde en de eerste dag van de feestperiode van Ongezuurde Broden