Showing posts with label bitterheid. Show all posts
Showing posts with label bitterheid. Show all posts

Thursday, 17 December 2009

If there is bitterness in the heart


"If there is bitterness in the heart,
sugar in the mouth won't make life sweeter.
But God’s love makes the heart sweet,
And the mouth full of praise."
- Yiddish Proverb

"I remember my affliction and my wandering, the bitterness and the gall.
I well remember them, and my soul is downcast within me.
Yet this I call to mind and therefore I have hope:
Because
it is of Jehovah’s loving kindnesses that we are not consumed,
because his compassions
never fail.
They are new every morning; great is your faithfulness."
Lamentations 3:19-23

“Now therefore, our God, the great, the mighty, and the awesome God,
who keeps covenant and mercy,
let not all the trouble seem little before you,
that has come upon us, on our kings, on our princes,
and on our priests, and on our prophets, and on our fathers, and on all your people,
since the time of the kings of Assyria unto this day.”
Nehemia 9:32
Dutch version / Nederlandse versie > Als er bitterheid in het hart is
+++
2013 update:
 
Enhanced by Zemanta

Als er bitterheid in het hart is


"Als er bitterheid in het hart is,

zal suiker in de mond het niet leven zoeter maken.
Maar de liefde van God maakt het hart zoet,
En de mond vol lof."
- Jiddisch Gezegde

"Ik herinner me mijn ellende en mijn dwalen, de bitterheid en de gal.
Ik herinner me hen, en mijn ziel is neergeslagen in mij.
Toch roep ik dit ter herinnering op en daarom heb ik hoop:
Omdat wij dankzij Jehovah's grote liefde zijn wij niet omgekomen,
omdat Zijn ontferming nooit faalt.
Elke morgen zijn ze nieuw, groot is uw trouw."
Klaagliederen 3:19-23

“Nu daarom, o God, onze grote en machtige en ontzagwekkende God,
die Uw verbond en Uw barmhartigheid trouw blijft,
onderschat toch niet de beproevingen die wij,
onze koningen en prinsen, onze priesters en profeten,
onze voorvaderen en heel uw volk,
ondervonden hebben vanaf de dagen van de koningen van Assur tot vandaag toe.”
Nehemia 9:32

Engelse versie / English version > If there is bitterness in the heart

Wednesday, 21 January 2009

Bedroeft de Heilige Geest niet

IN zijn brief aan de Efeziërs waar­schuwt de apostel Paulus voor de kwade eigenschappen van bitterheid, boosheid, liederlijke taal en kwaadaar­digheid, die uit het leven van christe­nen verbannen moeten worden, terwijl zij naar vriendelijkheid en vergevensge­zindheid moeten streven. In dit ver­band geeft hij een gedachte in overwe­ging die voor hen een aansporing zou moeten zijn om het goede na te stre­ven. Tussen de waarschuwingen voor kwaden die vermeden moeten worden en de aansporingen bepaalde deugden na te komen, waarbij hij het accent vooral op de noodzaak voor vriende­lijkheid en vergiffenis legt, zegt hij: "En bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door welke gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing" (Efeziërs 4:30).

Deze woorden roepen een merk­waardige passage in het boek Jesaja voor de geest, die betrekking heeft op Israëls gedrag gedurende de uittocht uit Egypte. "In al hun benauwdheid was ook Hij benauwd, en de Engel zijns aangezichts heeft hen gered. In zijn liefde en in zijn mededogen heeft Hij zelf hen verlost en Hij hief hen op en droeg hen al de dagen van ouds. Maar zij waren wederspannig en bedroefden zijn heilig Geest" (Jesaja 63:9-10).

Dat God benauwd en bedroefd kan zijn door de daden van zijn volk zal ons misschien verrassen, doch deze hou­ding is niet te scheiden van de moge­lijkheid dat Hij in mensen een welbeha­gen kan hebben. God heeft de mens vrije keus  

gegeven ten einde een familie van liefdevolle kinderen in het leven te roepen, die Hij met onsterfelijkheid zal bekleden. Deze keus brengt ech­ter onvermijdelijk de droeve mogelijk­heid van weerspannigheid met zich mee.

Met Gods teleurstelling in Israël voor ogen legt Paulus de houding die God van zijn kinderen vraagt, nader uit:

"Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek worde uit uw midden gebannen, evenals alle kwaadaardig­heid. Maar weest jegens elkander vriendelijk, barmhartig, elkanderverge­vend, zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft" (Efeziërs 4:31-32).

We worden hier herinnerd aan de woorden van het Onze Vader, iedere dag door duizenden mensen herhaald. Het is nutteloos om vergeving voor onze zonden te vragen als onze hou­ding tegenover ons medemens ver­keerd is. Dit is een zaak waarin men zichzelf gemakkelijk kan bedriegen. Aangespoord door de herinnering aan de woorden van Christus zegt men wellicht: "Ik vergeef', terwijl men een zekere mate van vijandigheid en wrevel blijft koesteren.

Evenals wij verlangen dat God ons volledig en zonder voorbehoud ver­geeft, zo moeten ook wij de betrekke­lijk onbeduidende overtredingen die onze medemensen tegen ons begaan, "van harte" vergeven. Doen we dit niet dan zijn ook wij schuldig aan het be­droeven van God, die door de Geest in zijn kinderen woont. •