Jan De Volder en Olivier Lins maakten, exclusief voor KerkNet en
zijn Franstalige tegenhanger InfoCatho.be, een interview met Andrea Riccardi.
Op maandag 21 oktober 2013 was Andrea Riccardi de eerste spreker van het nieuwe
seizoen van de ‘Grandes Conférences Catholiques’ in Brussel.
Het thema van zijn lezing luide: ‘Christendom en globalisering’.
Riccardi is in ons land vooral bekend als stichter van de Gemeenschap van
Sant’Egidio, die ook in België dynamische
groepen kent in onder meerAntwerpen, Luik en Brussel.
Historicus Riccardi, sinds kort emeritus van de Universiteit van Rome, is ook een eminent kenner
van de geschiedenis van de katholieke Kerk, het pausdom en de religieuze
geschiedenis van het Middellandse Zeegebied. Hij publiceerde zonet een boek
over de nieuwe paus, ‘La Sorpresa di Papa Francesco’ (De verrassing van Paus Franciscus).
In het interview zegt Riccardi dat de de curie wat van haar
pluimen heeft gelaten. Het niveau van het personeel is niet meer
wat het ooit geweest is en dat de paus beseft dat de curiemedewerkers
‘oude stijl’ bijna niet meer bestaan.
De paus spreekt niet veel talen, alleen Spaans en Italiaans, een beetje Duits. Bij de paus is er een sterke Italiaanse
component: het belang van defamilie, het Piemontese dialect, de grootmoeder,
... Bergoglio is
opgegroeid in die mengvorm van dat Italiaans-Spaanse klimaat.
De grote verrassing van paus Franciscus werd maar mogelijk door die
andere grote verrassing, het verzaken aan het pausschap van Benedictus XVI?
“Dat was een grote schok. In Rome was het voor velen een traumatiserende
ervaring. Velen
|
Pope Benedictus XVI at a private audience (january,20 - 2006) (Photo credit: Wikipedia) |
waren er ook niet mee opgezet. Maar in historisch perspectief moeten we
zeggen dat dit
een nederige en vooruitziende daad was. Het heeft de verandering
mogelijk gemaakt. Paus
Ratzinger had begrepen dat zijn energie om dingen in beweging te zetten
was opgebruikt.”
“Sommigen hebben dat ontslag toegejuicht om de verkeerde redenen, als
een verzwakking
van het pausschap. De katholieke kerk moet niet ‘papocentrisch’zijn maar
in een
geglobaliseerde wereld heeft het pausschap een grote waarde. Het
pontificaat van
Benedictus XVI moet bestudeerd worden: het is meer dan een parenthese
geweest tussen
het grandiose pontificaat van Wojtyla en het sympathieke begin van paus
Franciscus. Ik denk
wel dat het gebaar van nederigheid dat Benedictus XVI gesteld heeft op
grote sympathie en
waardering heeft kunnen rekenen, ook daar waar men hem vroeger niet goed
had
begrepen.”
Paus Franciscus neemt vaak het woord ‘revolutie’ in de mond. Is dat niet
te straf?
“Dat behoort tot de woordenschat van een bepaalde generatie. Het toont
bij hem een grote
wil en bewustzijn dat we de wereld moeten veranderen. In Argentinië
ontpopte hij zich al tot
een grote criticus van het wilde kapitalisme. Hij is een man die de
wereld wil veranderen,
maar op een andere manier dan politici dat zouden doen.”
Volgens Riccardi moet de hervorming van de Romeinse curie meer gaan dan
om het samenvoegen
van enkele afdelingen. Het is nodig om het personeel te vormen: nu kan
iedereen er komen werken, het personeel is niet geselecteerd op basis van zijn
competenties. Er zijn bijvoorbeeld geen toelatingsproeven, niet voor de clerici
maar ook niet voor de leken. Rome moet herdacht worden, want Rome functioneert
niet meer zoals het zou moeten.”
“Ik heb al vaker gezegd dat de Heilige Stoel, de Romeinse curie niet te
vergelijken is met een internationale oorganisatie, zoals dat wel eens vaker
wordt gezegd. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat wie er werkt ook een pastorale
taak heeft in de stad, dat het geen wereldje op zichzelf is. Paus Bergoglio
geeft vaak het voorbeeld van kardinaal Agostino Casaroli, die als
staatssecretaris toch gewoon doorging met zijn pastorale werk in de
gevangenissen van Rome. Dat is bijzonder nodig.”
Dat de Romeinse curie ‘te Italiaans’ zou zijn klopt niet met de
veranderingen die de jongste decennia plaatsgrepen.
"Mijn standpunt terzake is niet bepaald door het feit dat ik zelf
een Italiaan ben. Maar wel door het inzicht dat de internationalisering van het
personeel van de Curie ook niet altijd zo’n gelukkige zaak is geweest. Het is
niet zo eeenvoudig een Congolees, een Amerikaan, een Italiaan en een Koreaan
samen te brengen op een bureau en hen dan te laten samenwerken, als ze ook geen
gemeenschappelijk religieuze en menselijke taal ontwikkelen.
Voor mij is het van vitaal belang dat de mensen van de curie een band
hebben met de kerk van Rome. En Rome is vandaag allang niet meer exclusief
Italiaans, het is ook een stad met heel veel migranten. Maar dat de voertaal er
Italiaans is en moet zijn, staat voor mij als een paal boven water. De Heilige
Stoel is verbonden met de lokale Kerk van Rome, het is niet zomaar een
Internationale Organisatie te vergelijken met het Wereldvoedselagentschap FAO
dat ook in Rome zetelt.
Het probleem vandaag is niet zozeer de internationalisering of de
centralisering, maar wel de vraag hoezeer de curie voor een visie zorgt. Wat is
bijvoorbeeld de visie van de curie op Irak? Het belangrijkste is dat de curie
ademt met wereldwijde longen, een globale visie ontwikkelt. Daar speelt de
vermindering van de kwaliteit van het personeel wel een grote rol. Vroeger
nodigde men de groten van de kerk uit naar Rome. Denk aan de Franse
kardinalen Roger Etchegaray, Paul Poupard of Eugène Tisserant, dat waren
kleppers.”
“De globalisering is dé realiteit van onze tijd. Die heeft een enorme
impact, waarmee ook het christendom zich moet confronteren. Nieuwe horizonten
openen zich, er is de snelheid van de communicatie, de migratiestromen, ... Dat
alles heeft een effect op onze identiteit.
We kunnen niet meer louter denken als ‘Italianen’ of ‘Belgen’. Ook de
rol van de grote steden neemt toe in de globalisering. Hoe verhoudt het christendom
zich met die stedelijke realiteit?”
Hoe ziet u de toekomst van het christendom in Europa?
“Wij zijn te bang geweest voor de secularisering. Na het Concilie heeft
men de kerk willen
bouwen als een perfecte gemeenschap, niet als volk van God. Van een
preconciliairclericalisme is men geëvolueerd naar een nieuw soort clericalisme,
waarin de priesters de mensen uitlegden hoe ze een christelijke gemeenschap
moesten vormen. Zo was er bijvoorbeeld weinig eerbied voor de devotie van het
volk. Men wilde een ‘perfect kerkje’ vormen. Maar men is vergeten de mensen te
gaan opzoeken. Wanneer de mensen het moeilijk hadden, was er plots geen
priester meer te bekennen.”
Paus Franciscus wil duidelijk een nieuw missionaire elan brengen...“...
daarbij is het evident dat hij op weerstand stuit. Die weerstand komt niet
alleen uit traditionalistische hoek. Er is een nog grotere weerstand, die van
de luiheid. Er is een grote weigering om uit de parochies, de structuren, de in
stellingen te treden. De paus vraagt om de deuren te openen en naar buiten te
gaan.”
In het grote Azië vormen de christenen een kleine minderheid, maar ook
in traditioneel christelijke gebieden is dat hoe langer hoe meer het geval.
“De kerk mag een minderheid zijn, maar geen getto.
Er is maar één manier om missionair te zijn voor de kerk: het evangelie
communiceren, de solidariteit met de armen en de dialoog met de anderen: die
drie zaken gaan hand in hand.
Dialoog, want de kerk kan niet leven van conflicten alleen. Wanneer ze
een politieke ofculturele strijd aangaat , verliest ze altijd ook iets,
namelijk een deel van haar attractieve kracht. Men moet oppassen om niet overal
in de contramine te gaan. Natuurlijk moet ze haar waarden in herinnering
brengen, en af en toe moet men ook een gevecht aangaan.
Maar laat men er goed over nadenken, welke en wanneer. Want wanneer het
gevecht wordt verloren, volgt de berusting. Of het idee dat de wereld slecht
is. Maar de wereld is slecht noch goed. Maar het is onze wereld.”
Volgens Riccardi moet de hervorming van de Romeinse curie meer gaan dan
om het samenvoegen
van enkele afdelingen. Het is nodig om het personeel te vormen: nu kan
iedereen er komen werken, het personeel is niet geselecteerd op basis van zijn
competenties. Er zijn bijvoorbeeld geen toelatingsproeven, niet voor de clerici
maar ook niet voor de leken. Rome moet herdacht worden, want Rome functioneert
niet meer zoals het zou moeten.”
“Ik heb al vaker gezegd dat de Heilige Stoel, de Romeinse curie niet te
vergelijken is met een internationale organisatie, zoals dat wel eens vaker
wordt gezegd. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat wie er werkt ook een pastorale
taak heeft in de stad, dat het geen wereldje op zichzelf is. Paus Bergoglio
geeft vaak het voorbeeld van kardinaal Agostino Casaroli, die als
staatssecretaris toch gewoon doorging met zijn pastorale werk in de
gevangenissen van Rome. Dat is bijzonder nodig.”
Dat de Romeinse curie ‘te Italiaans’ zou zijn klopt niet met de
veranderingen die de jongste decennia plaatsgrepen.
"Mijn standpunt terzake is niet bepaald door het feit dat ik zelf
een Italiaan ben. Maar wel door het inzicht dat de internationalisering van het
personeel van de Curie ook niet altijd zo’n gelukkige zaak is geweest. Het is
niet zo eenvoudig een Congolees, een Amerikaan, een Italiaan en een Koreaan
samen te brengen op een bureau en hen dan te laten samenwerken, als ze ook geen
gemeenschappelijk religieuze en menselijke taal ontwikkelen.
Voor mij is het van vitaal belang dat de mensen van de curie een band
hebben met de kerk van Rome. En Rome is vandaag allang niet meer exclusief
Italiaans, het is ook een stad met heel veel migranten. Maar dat de voertaal er
Italiaans is en moet zijn, staat voor mij als een paal boven water. De Heilige
Stoel is verbonden met de lokale Kerk van Rome, het is niet zomaar een
Internationale Organisatie te vergelijken met het Wereldvoedselagentschap FAO
dat ook in Rome zetelt.
Het probleem vandaag is niet zozeer de internationalisering of de
centralisering, maar wel de vraag hoezeer de curie voor een visie zorgt. Wat is
bijvoorbeeld de visie van de curie op Irak? Het belangrijkste is dat de curie
ademt met wereldwijde longen, een globale visie ontwikkelt. Daar speelt de
vermindering van de kwaliteit van het personeel wel een grote rol. Vroeger
nodigde men de groten van de kerk uit naar Rome. Denk aan de Franse kardinalen
Roger Etchegaray, Paul Poupard of Eugène Tisserant, dat waren kleppers.”
“De globalisering is dé realiteit van onze tijd. Die heeft een enorme impact,
waarmee ook het christendom zich moet confronteren. Nieuwe horizonten openen
zich, er is de snelheid van de communicatie, de migratiestromen, ... Dat alles
heeft een effect op onze identiteit.
We kunnen niet meer louter denken als ‘Italianen’ of ‘Belgen’. Ook de
rol van de grote steden neemt toe in de globalisering. Hoe verhoudt het
christendom zich met die stedelijke realiteit?”
Hoe ziet u de toekomst van het christendom in Europa?
“Wij zijn te bang geweest voor de secularisering. Na het Concilie heeft
men de kerk willen
bouwen als een perfecte gemeenschap, niet als volk van God. Van een
preconciliairclericalisme is men geëvolueerd naar een nieuw soort clericalisme,
waarin de priesters de mensen uitlegden hoe ze een christelijke gemeenschap
moesten vormen. Zo was er bijvoorbeeld weinig eerbied voor de devotie van het
volk. Men wilde een ‘perfect kerkje’ vormen. Maar men is vergeten de mensen te
gaan opzoeken. Wanneer de mensen het moeilijk hadden, was er plots geen
priester meer te bekennen.”
Paus Franciscus wil duidelijk een nieuw missionaire elan brengen...“...
daarbij is het evident dat hij op weerstand stuit. Die weerstand komt niet
alleen uit traditionalistische hoek. Er is een nog grotere weerstand, die van
de luiheid. Er is een grote weigering om uit de parochies, de structuren, de in
stellingen te treden. De paus vraagt om de deuren te openen en naar buiten te
gaan.”
In het grote Azië vormen de christenen een kleine minderheid, maar ook
in traditioneel christelijke gebieden is dat hoe langer hoe meer het geval.
“De kerk mag een minderheid zijn, maar geen getto.
Er is maar één manier om missionair te zijn voor de kerk: het evangelie
communiceren, de solidariteit met de armen en de dialoog met de anderen: die
drie zaken gaan hand in hand.
Dialoog, want de kerk kan niet leven van conflicten alleen. Wanneer ze
een politieke ofculturele strijd aangaat , verliest ze altijd ook iets,
namelijk een deel van haar attractieve kracht. Men moet oppassen om niet overal
in de contramine te gaan. Natuurlijk moet ze haar waarden in herinnering
brengen, en af en toe moet men ook een gevecht aangaan.
Maar laat men er goed over nadenken, welke en wanneer. Want wanneer het
gevecht wordt verloren, volgt de berusting. Of het idee dat de wereld slecht
is. Maar de wereld is slecht noch goed. Maar het is onze wereld.”