Elk menselijk wezen heft de mogelijkheid om keuzes te maken. Alle wezens hebben een instinct welk hun de mogelijkheid geeft om af te zien van bepaalde dingen te doen of om juist handelingen te verrichten. Mensen hebben het innerlijk gevoelen dat hen laat aanvoelen of iets juist is of verkeerd is.
Satan is omschreven als dat hij heen en weer gaat over de aarde. Uit Zacharias 1:11 kunnen wij afleiden dat het een Hebreeuwse vorm is voor observeren. Het gaat in wezen niet over een persoon maar eerder over een toestand die over de wereld heerst. Het gaat dus niet om een persoon maar om het kwade in ons zelf. Het slechte denken.
Satan betekend de tegenstander of beschuldiger.
Het is makkelijk om termen aan de duivel of Satan toe te schrijven zoals wij het zelf willen. Door de eeuwen heen zijn er vele interpretaties opgedoken met allerlei verhalen over demonen en dergelijke.
De uiteindelijke sleutel om te weten te komen over wie of wat het eigenlijk gaat moeten wij ons wenden naar het oude testament en moeten wij het bekijken met de beeldentaal die toentertijd werd gebruikt.
Opvallend is dat het woord duivel zelden wordt gebruikt in het oude testament. En daar wordt het anders gebruikt dan in het nieuwe testament.
Men kan er niet naast zien dat Satan wordt gebruikt voor elk soort tegenstander. (Joab en zijn broers werden zo als satans bekeken door David) (2 Samuël 19:22) In het boek Job wordt er ook gesproken over de zonen van God waaronder Satan ook kwam. Sommigen nemen dit aan om hem als een engel te beschouwen terwijl anders de zonen van God ook gewone mensen kunnen zijn. Want die term wordt ook voor de gewone mannen en vrouwen gebruikt die God aanbidden. God roept zijn zonen op in het oude testament (Jesaja 43:6-7) en Jezus spreekt ook over de kinderen van God (1 Johannes 3:2). Daarnaast zou men de vraag kunnen stellen hoe die zich dan voor God konden stellen. Zij konden zich presenteren voor God door zich aan God aan te bieden. God is overal en dan natuurlijk ook hier op aarde. Mozes en Joshua waren eens gezegd zich te presenteren in de tent voor ontmoeting waar God Joshua aanstelde als de volgende leider van Israël. (Deuteronomy 31:14-1 5). Meerdere jaren later riep Joshua de ouderlingen van de stam Israël tezamen te Shechem, waar zij zich presenteerden voor God (Joshua 24:1). Later vertelde Samuël aan Israël: “Presenteer jezelve voor de Heer des Heren. . .” (1 Samuël 10:19).
Ook in het Nieuw Testament wordt er geschreven dat Maria, de moeder van Jezus kort na zijn geboorte zich in de tempel van Jeruzalem presenteerde voor God. (Lukas 2:22-24).
De zonen van God in Job die zich voor God kwamen presenteren waren dus gewone mensen van vlees en bloed. Het betreft dus een scène waar de mensen in het bijzijn van een priester tot aanbidding van God kwamen.
De “Satan” waarover daar dan sprake is zijn de tegenstanders. In het Hebreeuws is er geen verschil tussen hoofd en kleine letters, mar de vertalers hebben er een hoofdletter geplaatst. Bij sommige vertalingen staat er in de marge dan wel dat het eigenlijk “de tegenstander” is. ( Authorized en Revised Version bijvoorbeeld) Het enige wat er werkelijk geschreven staat is dat de tegenstander onder hen kwam.
Maar wie kon die tegenstander zijn? Een enkeling of een groep? Ook hier geeft de Heilige Schrift weer een antwoord. Het was iemand uit de groep en een vijand van Job, daar hij er op jaloers was en hem kwaad toe wenste. Hij liet de priester woorden uitspreken maar God liet de man begaan. Het Boek vertelt ons dat de kracht echter bij God was en niet bij de tegenstander. (Job 2:4-6).
Er is geen nood voor een supernatuurlijke satan. Al de uitdrukkingen zijn gebruikt voor gewone mensen.
Ook in het nieuwe testament vinden wij Jezus die Peter berispt “Satan ga weg” (Mattheus 16:23). Petrus is niet ineens dé duivel geworden, maar hij is wel weerbarstig of vol ongeloof. Hij laat zich leiden door menselijke gevoelens en overwegingen in plaats van een juiste geestelijke instelling. Petrus trachtte Jezus er van te overtuigen niet te doen wat hij wist dat er zou moeten gebeuren. Jezus zou dus tegen de wil van God moeten ingaan. Dat is als ‘des duivels’. Petrus die dit verzocht was op zijn beurt dus een tegenstrever, een tegenwerker of een satan. Hij wenste niet dat de wil van God gedaan werd maar dat hetgeen de mensen verlangde zou gebeuren.
Indien wij dus ingaan tegen het goede worden wij voor God als tegenstander of vijand aanschouwd. Als wij tegen de wil van God gaan worden wij een slechte of een duivelse tegenstander of een satan.
De Bijbel gebruikt in veel gevallen personificatie terwijl het niet bepaald om een persoon gaat. Zo vinden wij dat er gesproken wordt over Satan of Lucifer als het om zonde gaat. Zonde, zijnde het verkeerd gaan of het indruisen tegen Gods wil. Zonde is het verkeerd doen dat bepaald wordt door onze eigen keuze. Wij hebben de vrijheid en de mogelijkheid om zelf voor goed of voor kwaad te kiezen.
Elk persoon wordt wel verleid, maar het is in hem om de eigen wensen al of niet op te volgen. Het is het wensen, begeren of verlangen dat ons de das kan omdoen. De zucht is de oorsprong van de verleiding. (Jakobus 1:14-15).
De lange geschiedenis van de mensheid heft aangetoond dat het de zwakheid van de mensen is welke hen tot het verkeerd gaan of tot zonde heft geleid. Het eerste mensenpaar verlangde er naar zelf te kunnen doen wat zij wensten. Hun eigen begeerten lagen hoger dan de verlangens van God. Door er tegen in te gaan werden zij des duivels of satans. Het menselijk ras verviel in ongehoorzaamheid en corruptie. Zij werden geen medestanders van God maar eerder tegenstanders. De grote vijand van God is de mens, de mannen en de vrouwen die Gods autoriteit verwerpen en hun eigen natuurlijke begeerten opvolgen. Elke mens moet daarom zelf beslissen of hij in oppositie wil gaan en een tegenstander van God wil zijn of dat hij een medestander wil zijn. In het eerste geval zal men dan een tegenstrever of satan zijn terwijl men in het tweede geval werkelijk een kind van God zal mogen zijn.