E betekenis van de verslagen in de evangeliën van Mattheüs en Lucas over Jezus' geboorte zijn niet te overschatten. Evenals wij van de evangeliën afhankelijk zijn voor onze kennis van de wijze waarop Jezus is gestorven, zo zijn deze boeken de enige bron die we bezitten van de wijze waarop Hij de wereld is binnengekomen.
Paulus schreef in zijn Filippenzenbrief dat jezus Zich had 'leeg' gemaakt. Deze woorden hebben aanleiding gegeven, vooral gedurende de laatste honderdvijftig jaar onder Duitse en Engelse theologen, tot een dispuut of zij betrekking hebben op Jezus' geboorte. Sommige menen dat Jezus' leven als Mens op aarde alleen te verklaren is als het gevolg van het 'afleggen' van zijn goddelijke attributen van almacht, alomtegenwoordigheid en alwetendheid. Het woord 'afleggen' is al op zichzelf vreemd, want het lijkt dan alsof wat iemand in wezen is, te vergelijken zou zijn met een kleed of omhulsel, dat afgedaan kan worden terwijl de persoon zelf zijn identiteit bewaart.
Men noemt deze zienswijze 'kenosis'-, een term die afgeleid is van het Grieks woord kenoO (leeg maken) in Filippenzen 2:7, en dat betekent 'het afstanddoen van of de vernietiging van de goddelijkheid van Christus bij zijn menswording'. Deze verklaring is het gevolg van toenemende kennis van psychologie en in het licht daarvan van de verwerping van het dogma van twee naturen. Men vindt de voorstelling totaal irreëel dat Jezus uit twee naturen bestond, zijn Godzijn en zijn menszijn, onvermengd en onveranderd naast elkaar en dat zij tegelijk ongedeeld en ongescheiden van elkaar waren. Dat is, wordt gezegd, geen levend Mens maar een dood dogma, het produkt van speculatief, metafysisch denken, dat de Schrift totaal vreemd is.
Deze zienswijze stelt Jezus' komst in de wereld als zijn eigen daad. Hij laat zijn goddelijkheid achter om naar de wereld te komen als Mens. Als dit waar zou zijn dan was dit het voornaamste in een verslag van zijn 'geboorte'. In de verslagen in Mattheüs en Lucas echter is met geen enkel woord hierover gerept. Zijn geboorte, zoals bij alle andere geboorten, is een verwekkingsdaad, hier de daad van de Vader. "De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden" (Lucas 1 :35). Evenmin als in alle andere geboorten is er plaats voor enig initiatief van het Kind.
Bovendien is er geen plaats in de Schrift waar Jezus' komst gezien wordt als zijn daad. Verreweg de
meest redelijke verklaring van Jezus' zeIfontlediging in Filippenzen 2 is dat dit een van een aantal zinspelingen in deze passage is op de Knecht in het boek Jesaja, en betrekking heeft op de profetie dat Hij zijn ziel, of leven, zou uitgieten in de dood (Jesaja 53: 12). De woorden wijzen naar zijn vrijwillige offerdood waarbij zijn bloed, zoals Hij bij de instelling van het Avondmaal zei, "vergoten wordt tot vergeving van zonden" (Mattheus 26: 28). Dit wordt bevestigd door Paulus' beroep op Jezus' bereidwilligheid Zich op te offeren, als een voorbeeld voor anderen. Op dergelijke wijze heeft Petrus de zelfopoffering van de Knecht in Jesaja 53 voor ogen als hij zegt dat "Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden" (1 Petrus 2:21). Afstand doen van goddelijke eigenschappen kan toch geen voorbeeld zijn voor Christus' volgelingen! I
Er is slechts één andere Schriftplaats waarin men gewoonlijk bewijs meent te vinden voor deze 'kenosis'. In zijn aansporing aan de gemeente te Corinthe geld in te zamelen ten bate van de armen te Jeruzalem, verwees Paulus weer naar Christus' voorbeeld:
"Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden" (2 Corinthiërs. 8:9). Dus was Jezus tegelijkertijd rijk en arm, niet achtereenvolgens. Paulus zegt hetzelfde in deze brief met betrekking tot zichzelf: "als arm, maar velen rijk makend; als niets hebbend en toch alles bezittend" (2 Corinthiërs 6: 10). jezus' armoede bestond niet in zijn Menszijn maar in zijn vrijwillige dienstbaarheid onder zijn volk, als gevolg waarvan Hij van de aalmoezen van anderen leefde en maar al te vaak niet wist waar Hij de komende nacht zijn hoofd neer zou kunnen leggen (Mattheus 8:20).
Volgens de verklaring van Gabriël is Jezus van zijn geboorte af Gods eniggeboren Zoon. Er is dus geen sprake van een Mens die God is geworden of van adoptionisme. Wat zijn Zoon zijn betekent is alleen na te gaan in zijn leven zoals dit in de Schrift geopenbaard is. Al de eigenschappen die we daar in de Mens Jezus zien, hoe lang de lijst ook mag zijn, zien we ook in andere mensen. De apostelen schrijven zijn wonderen niet toe aan een bijzonder vermogen dat in Hem aangeboren was, maar aan de Vader. "Jezus, de Nazoreeër, een man, u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft" (Handelingen der apostelen 2:22). " ... Jezus van Nazareth, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen ... want God was met Hem" (Handelingen der apostelen 2:38). Omdat Jezus van oorsprong uniek is, hadden de apostelen geen exacte term ter beschikking om Hem te noemen. Onder leiding van de Geest hebben zij Hem nooit de 'Godmens' genoemd en bijna altijd geven ze de voorkeur aan Mens of Man en niet God. Behalve de bovengeciteerde passage in Handelingen 2, waar 'man' de vertaling is van 'anër' (een man in tegenstelling met een vrouw), gebruikt Paulus het woord 'anthrÖpos' (mens): "Hij zal de aardbodem rechtvaardig oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft" (Handelingen der apostelen 17:31). In een passage waar Paulus Jezus be-schouwt als de middelaar tussen God en mensen, noemt Hij hem weer een mens: "Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus" (1 Timotheus. 2:5). We mogen Jezus dus niet plaatsen in de ons beken de categorie van God en evenmin van een normale mens. Hij is de eniggeboren Zoon van God die na zijn opstanding uitermate verhoogd en verheven werd.
Jezus' besef van zijn zoonschap
Op de leeftijd van twaalf jaar ging Jezus met jozef en Maria naar Jeruzalem om het Paasfeest te vieren. Wellicht was dit de gelegenheid waarbij Jezus de formele verantwoordelijkheid op Zich nam, als een Israëliet gehoorzaam te zijn aan de wet door Mozes gegeven. Hij liet toen zijn besef zien dat Hij Gods Zoon was met de woorden:
"Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders?" (Lucas 2:49). Het is best mogelijk dat kort daarvoor Maria Hem het geheim van zijn wonderbaarlijke geboorte verteld had. Het is ook niet onmogelijk dat God bij die gelegenheid tot Hem gesproken heeft, als lang daarvoor tot de jonge Samuël. Zeker is dat zelfs op die leeftijd Jezus Zich bewust was van zijn unieke relatie tot God.
De woorden die bij Jezus' doop achttien jaar later uit de hemel klonken, getuigden van deze relatie. "Gij zijt mijn Zoon, in U heb Ik mijn welbehagen" (Lucas 3:22). Ook Johannes, die Jezus gedoopt had, hoorde die woorden en zag in de nederdalende duif het zichtbare teken van de schenking van de kracht van Gods Geest zonder mate. Hij vertelde zijn discipelen wat hij gehoord en gezien had en concludeerde: "Ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is" (Johannes 1:34).
De evangeliën stellen ons in staat sommige van de invloeden in Jezus' leven op aarde te kennen die voor zijn besef van zoonschap belangrijk waren.
In de eerste plaats heeft de Vader tot Hem gesproken als tegen niemand anders. Er staat van Mozes geschreven, dat de Here van aangezicht tot aangezicht tot hem sprak, "als iemand spreekt tot zijn vriend" (Exodus 33). In dat opzicht was Mozes uniek onder alle profeten. "Zoals Mozes, dien de HERE gekend heeft van aangezicht tot aangezicht, is er in Israël geen profeet meer opgestaan" (Deuteronomium 34: 10). Hij was de voorbode van een nog grotere Profeet, wiens komst God aan Mozes had beloofd. "Een profeet zal Ik verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied" (Deuteronomium 18).
Wat de Vader tot Jezus gesproken heeft, niet als een Vriend, maar als tot zijn eniggeboren Zoon, wordt ons niet verteld. Doch over het feit op zich heeft Jezus wel op ondubbelzinnige wijze gesproken. "Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen moet ... Wat Ik dan spreek, spreek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft" (Johannnes 12:49).
In de tweede plaats had Jezus van zijn doop af de kracht van Gods Geest zonder mate altijd tot zijn beschikking. Hij hoefde alleen het genezende woord te spreken en het wonder gebeurde. Maar dit vermogen bezat Hij niet in Zichzelf als een innerlijke krachtbron. Jezus mocht gebruik maken van de levende kracht van zijn Vader om wonderen te verrichten. We mogen veronderstellen dat dit bijzonder voorrecht zijn besef dat Hij Gods Zoon was versterkt heeft.
In de derde plaats was het Jezus' gewoonte Zich terug te trekken uit het gezelschap van zijn discipelen om soms hele nachten door te brengen in gebed. Weinige van zijn gebeden zijn in de evangeliën bewaard. Die in de hof te Gethsemane verwoorden zijn zielestrijd. Het gebed daarvoor, aan het eind van de Paschaviering, zal zeker beïnvloed zijn door de aanwezigheid van de discipelen, want zij hebben een grote plaats daarin. Mogen wij niet geloven dat Jezus' kennis van zijn Vader verdiept en verrijkt werd door de ervaring van gebeden en gemeenschap?
Jezus' constante besef van zijn unieke oorsprong en status komt dikwijls tot uiting als Hij spreekt van Zichzelf als de Zoon Gods en van God als "mijn Vader". Zulke uitdrukkingen komen veelvuldig voor in het evangelie naar Johannes, maar Jezus' getuigenis van Zichzelf is niet minder duidelijk in de andere evangeliën. Mattheüs en Lucas vertellen ons hoe Jezus, na een uitroep van dank in gebed, zei: "Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren" (Mattheus11 :27). Zowel de uniciteit van Christus' Persoon als de eniggeboren Zoon van God als zijn heilbrengende betekenis voor anderen, hebben hun overeenkomst in Jezus' gebed in het vierde evangelie: "Dit nu is het eeuwig leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt" (Johannes 17:3).
We mogen dus concluderen dat in de grond van zijn bestaan, in zijn innerlijk wezen, Jezus zowel de Zoon van God was als de Zoon van Maria, en daarom zowel een goddelijke als een menselijke Persoon. Maar hoe veel verder brengen zulke definities ons tot een beter begrip van wie Hij was? Beinvloed als zij was door Griekse begrippen en denkwijzen, kwam er in de kerk van de vierde eeuw een splitsing over de kwestie of Jezus' wezen identiek of alleen gelijk was aan de Vader. Maar wat verstaat men onder dit abstracte, metafysisch begrip? De evangelisten en andere schrijvers van het Nieuwe Testament gebruiken een andere taal en gaan niet in op zulke kwesties, niet omdat zij onderontwikkeld waren, maar omdat de Geest van Christus, de beloofde Parakleet, die hen in de waarheid leidde, liever de aandacht vestigde op de zichtbare gevolgen van de komst van de Zoon van God, zijn openbaring van zijn Vaders karakter, dan op onbegrijpelijke definities van zijn Persoon. De apostel Johannes, die Jezus wellicht beter dan wie ook kende, sprak voor vele anderen toen hij, terugziende op Jezus leven op aarde, schreef: "wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid" (Johannes 1: 14). •
I. Zie de uitvoerige uitleg van Filippenzen 2:5-1 I in het boekje: De nederigheid van Christus.
- Met de Bijbel in de hand
+
update
Vindt ook
http://christadelphianworld.blogspot.com/2008/12/de-geboorte-van-jezus-christus-was-als.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/de-knecht-des-heren-5-de-gezalfde-gezant.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/wereld-waarheen-3-de-wortelscheut-van.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/de-knecht-des-heren-4-de-verlosser.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-4-die-geen-zonde.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/01/jezus-van-nazareth-1-jezus-geboorte.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-5-zijn-unieke.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-6-zijn-unieke-macht.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-7-zijn-leven-van.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/wie-zijt-gij-here.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/01/vervloekt-is-de-aan-de-paal-gehangene.html