Showing posts with label God de Vader. Show all posts
Showing posts with label God de Vader. Show all posts

Wednesday, 6 January 2016

Dank aan de Vader dat Hij nooit moe wordt Zijn kinderen van alles te geven

 
 
Ze gingen het huis binnen en vonden het Kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich neer om het eer te bewijzen. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het Kind geschenken aan: goud en wierook en mirre (Matthéüs 2 vers 11). .
 
 
Dank U, Vader, dat U nooit moe wordt uw kinderen van alles te geven.
Wij danken U voor het geschenk van het leven.
Wij danken U voor het geschenk van verlossing door Jezus Christus.
Wij danken U voor het geschenk om terug te kunnen geven wat wij zelf hebben ontvangen.
Daarom, Vader, aanvaarden wij het geschenk van het leven.
Daarom aanvaarden wij het geschenk van Christus' verlossing.
Wij aanvaarden het geschenk van de mogelijkheid U alles terug te geven wat wij eerder van U ontvingen.
Dat bidden wij in Jezus' naam. Amen.

Thursday, 9 July 2015

Woorden gesproken door de Eeuwige tot de mensheid

English: The Bible
English: The Bible (Photo credit: Wikipedia)


 “Deze woorden sprak de Eeuwige tot uwe gehele vergadering op den berg van uit het midden van het vuur, de wolk en den nevel met geweldige stem, zoals er niet meer is geweest; en Hij schreef ze op twee steenen tafelen en gaf ze mij.” (Deuteronomium 5:22 Onderwijzer_Pentateuch)

 “8 En op de steenen goed duidelijk schrijven al de woorden van deze leer. 9 Toen spraken Mozes en de priesters, de Levieten, tot geheel Israël als volgt: luister en hoor, Israël, dezen dag zijt gij den Eeuwige, uwen God, tot volk geworden. 10 En gij zult hooren naar de stem van den Eeuwige, uwen God, en gij zult nakomen Zijne geboden en Zijne instellingen, die ik u heden gebied.” (Deuteronomium 27:8-10 Onderwijzer_Pentateuch)

  “En genade bewijst tot aan duizenden geslachten bij hen, die Mij beminnen en bij hen, die Mijne geboden in acht nemen.” (Exodus 20:6 Onderwijzer_Pentateuch)

 “Daarop zeide de Eeuwige tot Mozes: stijg op tot Mij op den berg en wees daar, opdat Ik u geve de steenen tafelen met de leer en de geboden, die Ik heb opgeschreven om hen te onderrichten.” (Exodus 24:12 Onderwijzer_Pentateuch)


 “Hij zeide tot mij: {Prof. Dr. H. Th. Obbink plaatst hier het tweede deel van #Zac 4:10.} {Beloften aan Zerubbabel en Jozua} Dit is het woord des HEEREN over Zerubbabel: Niet door kracht of door geweld, maar door mijn geest! zegt de HEERE der heirscharen.” (Zacharia 4:6 Obbink)

 “en hun hart maakten zij hard als steen, zoodat zij het gebod en de vermaning niet hoorden, welke de HEERE der heirscharen hun zond door zijn geest en door de vroegere profeten. En zoo kwam een zware toorn van den HEERE der heirscharen [over hen].” (Zacharia 7:12 Obbink)

+ (Hosea 12:13)

 “dit is mijn troost in mijne verdrukking, dat uw woord mij doet leven.” (Psalmen 119:50 Obbink)

 + (Spreuken 6:23)

 “en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die mij liefhebben en mijne geboden onderhouden.” (Exodus 20:6 Obbink)

 “Daarna zeide de HEER tot Mozes: Klim tot mij op den berg en vertoef aldaar, opdat ik u de steenen tafelen geve, en de wet en de geboden die ik geschreven heb om het volk te onderwijzen.” (Exodus 24:12 Obbink)

 “en houd u aan al wat de HEER uw God u gebiedt: wandel op zijne wegen en houd zijne inzettingen, geboden, verordeningen en bevelen, gelijk geschreven is in de wet van Mozes, opdat gij voorspoedig zijt in al wat gij doet en overal waarheen gij u wendt;” (1 Koningen 2:3 Obbink)

 “en opdat ulieder hart onverdeeld zij met den HEER onzen God, en gij naar zijne inzettingen wandelt, en zijne geboden bewaart, gelijk te dezen dage.” (1 Koningen 8:61 Obbink)

 “want de HEER tuchtigt dengene dien hij liefheeft, gelijk een vader den zoon dien hij bemint.” (Spreuken 3:12 Obbink)

“23  Dit nu, dat het hem aldus is toegerekend, is niet ten zijne aanzien alleen geschreven; 24 Maar ook ten onze aanzien, aan wie het ([eveneens]) zal toegerekend worden, dat wij geloven in Hem, Die Jezus, onze Heere, uit de doden heeft opgewekt;” (Romeinen 4:23-24 Palm)

 “Alles toch, wat te voren geschreven is, is tot onze lering te voren geschreven, opdat wij door lijdzaamheid en door de vertroosting van de Schriften, hoop zouden hebben.” (Romeinen 15:4 Palm)

 “16 Alle Schrift is van God ingegeven, en nuttig tot onderwijzing, tot overtuiging, tot verbetering, tot onderrichting, in al wat de rechtvaardigheid betreft; 17 Opdat de aan Gods gewijde mens volkomen zij, tot alle goed werkzaamheid vol komen toegerust.” (2 Timotheüs 3:16-17 Palm)

 “19  Ook hebben wij, tot meerder bevestiging, het profetische Woord, waarop gij, zo gij wel doen wilt, steeds acht moet geven, als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag zou aanlichten, en de Morgenster opgaan in uw harten: 20 Dit allereerst voor zeker houdende, dat geen profetie van de Schrift van eigen uitvinding is; 21 Want niet door de wil eens mensen is ooit een profetie uitgebracht; maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken.” (2 Petrus 1:19-21 Palm)

 “Welke de hemel moet ontvangen, tot op de tijden van de wederoprichting van alle dingen, waarvan God gesproken heeft door de mond van Zijn heilige Profeten, van ouds af.” (Handelingen 3:21 Palm)

  “David toch heeft zelf, door de Heiligen Geest, gezegd: De Heer heeft gezegd tot mijn Heer: Zit aan Mijn rechterhand, opdat Ik Uw vijanden zet tot een voetbank Uwer voeten.” (Markus 12:36 Palm)

 “Mannen broeders! de Schrift moest vervuld worden, welke de Heilige Geest voorzegd heeft door de mond van David, aangaande Judas, die de aangaande Judas, die de aanvoerder geweest is van degenen, die Jezus hebben gevangen genomen.” (Handelingen 1:16 Palm)

 “Doch hetgeen God te voren heeft doen verkondigen, door de mond van al zijne Profeten, dat de Christus lijden zoude, heeft Hij aldus vervuld.” (Handelingen 3:18 Palm)


 “Of zegt Hij dit voornamelijk om onzentwil? Ja om onzentwil is dit geschreven, dat hij, die ploegt, op hoop mag ploegen, en die op hoop dorst, zijn hoop moet deelachtig worden.” (1 Corinthiërs 9:10 Palm)

 “Alle deze dingen nu zijn hun als voorbeelden overgekomen, en zijn beschreven ter waarschuwing voor ons, die tot de voleinding van de eeuwen genaderd zijn.” (1 Corinthiërs 10:11 Palm)

 “ten aanzien der leer, vasthoudende aan het getrouwe woord, opdat hij in staat zij, zo om de gezonde leer te onderwijzen, als om tegensprekenden te overtuigen.” (Titus 1:9 Palm)

 “voor hoereerders, voor hen, die verfoeielijke ontucht bedrijven; voor mensen-rovers, voor leugenaars, voor meinedigen; en wat al meer strijdig is tegen de gezonde leer,” (1 Timotheüs 1:10 Palm)

 “Indien iemand een andere leer volgt, en afwijkt van de gezonde woorden van onze Heer Jezus Christus, en van de leer, die naar de godzaligheid is,” (1 Timotheüs 6:3 Palm)

 “Behoud het voorschrift van de gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, met het geloof en liefde, die in Christus Jezus is.” (2 Timotheüs 1:13 Palm)

 “Dit getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof;” (Titus 1:13 Palm)

 “En gij hebt de vermaning vergeten, die tot u, als tot zonen gericht is: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en wordt niet moedeloos, als gij van Hem bestraft wordt;” (Hebreeën 12:5 Palm)

 “En Zijn discipelen werden indachtig, dat er geschreven is: De ijver van Uw huis heeft mij verteerd.” (Johannes 2:17 Palm)

 “De Geest is het, Die levendig maakt; het vlees is tot niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en leven.” (Johannes 6:63 Palm)

 “23 Jezus antwoordde, en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord onderhouden; en Mijn Vader zal hem liefhebben; en Wij zullen tot hem komen, en woning bij hem maken. 24 Die Mij niet liefheeft, onderhoudt Mijn woorden niet; en het woord dat gij hoort, is het Mijne niet, maar van de Vader, Die Mij gezonden heeft. 25  Deze dingen sprak Ik tot u, toen Ik onder u verbleef. 26 Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en u alles indachtig maken, wat Ik u gezegd heb. 27 Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u! Uw hart worde niet ontroerd en weest niet kleinmoedig. 28  Gij hebt gehoord, dat Ik tot u gezegd heb: Ik ga heen, en kom weer tot u: Indien gij Mij liefhad, zo zou gij u verblijden, omdat Ik gezegd heb: Ik ga heen tot de Vader; want Mijn Vader is meer dan Ik. 29 En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschied is, opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij geloven moogt. 30 Ik zal niet meer veel met u spreken; want de Overste van deze wereld komt, en heeft niets aan Mij. 31 Maar opdat de wereld wete, dat Ik de Vader liefheb, en gelijk de Vader Mij geboden heeft, alzo doe; staat op, laat ons van hier gaan!” (Johannes 14:23-31 Palm)

 “Jezus antwoordde hun, en zeide: Mijn leer is Mijne niet, maar van Degene, Die Mij gezonden heeft.” (Johannes 7:16 Palm)

 “Want Ik heb niet van Mijzelf gesproken; maar de Vader, Die Mij gezonden heeft, heeft Mij geboden, wat Ik zeggen en wat Ik spreken zal.” (Johannes 12:49 Palm)

 “10 Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben, en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik spreek, spreek Ik niet van Mijzelf; en de Vader, Die in Mij blijft, doet de werken. 11 Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben, en de Vader in Mij is; en indien niet, gelooft Mij om de werken zelf. 12  Voorwaar, voorwaar Ik zeg ulieden: Die in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal ook hij verrichten, ja grotere dan deze zal hij doen, want Ik ga heen tot Mijn Vader! 13 En zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen; opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. 14 Zo gij iets begeren zult in Mijn Naam, Ik zal het doen. 15  Zo gij Mij liefhebt, onderhoudt Mijn geboden. 16 Zo zal Ik Mijn Vader bidden, dat Hij u een andere Trooster geve, om bij u te blijven tot in eeuwigheid; 17 De Geest der waarheid, Die de wereld niet ontvangen kan, omdat zij hem niet ziet, noch kent. Maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u, en zal in u zijn. 18  Ik zal u geen wezen laten; Ik zal tot u komen!” (Johannes 14:10-18 Palm)

 “En onder elkander oneens zijnde, scheidden zij; terwijl Paulus nog dit één woord tot hen zeide: Terecht heeft de Heilige Geest, door Jesaja, de Profeet, tot onze vaders gesproken,” (Handelingen 28:25 Palm)

 “10  Voorts, mijn broeders! wordt krachtig in de Heere, en in de sterkte van Zijn macht. 11 Doet aan wapenrusting van God, opdat gij bestand kunt zijn tegen de listige aanslagen van de duivel. 12 Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de Overheden, tegen de Machten, tegen de Wereld-beheerschers van deze duistere eeuw, tegen de booze geesten in de lucht-gewesten. 13 Doet derhalve aan de wapenrusting van God, om tegenstand te kunnen bieden in de boze dag, en na alles volbracht te hebben, staande blijven. 14 Zo staat dan pal, uw lendenen omgord hebbende met de waarheid, en trekt aan het borstharnas van de gerechtigheid; 15 En schoeit uw voeten met de bereidwilligheid van het Evangelie van de vrede; 16 Boven alles, grijpt aan het schild van het geloof, waarmeê gij alle de vurige pijlen van de boze kunt uitblussen; 17 En voegt er bij de helm van de zaligheid, en het zwaard van de Geest, hetwelk Gods Woord is.” (Efeziërs 6:10-17 Palm)

 “Maar wij, voor wie het steeds dag is, laat ons nuchteren zijn, aangetogen hebbende het borstharnas van geloof en liefde, en tot een helm, de hoop der zaligheid.” (1 Thessalonicen 5:8 Palm)

 “De Geest is het, Die levendig maakt; het vlees is tot niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en leven.” (Johannes 6:63 Palm)

 “Want het Woord van God is levend en krachtig, en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, ja doordringend tot de scheiding van ziel, en geest, van gewrichten en merg; en vonnis vellende over de begeerten en overleggingen des harten.” (Hebreeën 4:12 Palm)

 “Aldus hebt gij Gods gebod krachteloos gemaakt door uw overlevering.” (Mattheüs 15:6 Palm)

 “Het woord van God krachteloos makende door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt: En vele dergelijke dingen doet gij.” (Markus 7:13 Palm)

 “Daar Gij zijt wedergeboren, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levend en eeuwig blijvende Woord van God.” (1 Petrus 1:23 Palm)

 “De Apostelen nu, en de broeders, die in Judéa waren, hoorden, dat ook de heidenen het Woord van God ontvangen hadden.” (Handelingen 11:1 Palm)

 “Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat gij het Woord der prediking van God, toen gij het van ons ontving, hebt aangenomen, niet als het woord van mensen, maar, gelijk het waarlijk is als het Woord van God, welke werkt in u, die gelooft.” (1 Thessalonicen 2:13 Palm)

 “Want dit zeggen wij u, als des Heeren Eigen Woord, dat wij, die levendig zullen overgebleven zijn bij de toekomst des Heeren, geen voorrecht zullen genieten boven hen, die ontslapen zijn.” (1 Thessalonicen 4:15 Palm)

 “Naar Zijn gunstrijk welbehagen heeft Hij ons herboren door het Woord van waarheid, om, als het ware, de eerstelingen van Zijn schepselen te zijn.” (Jakobus 1:18 Palm)



*

Written down in God's Name for righteousness
Nicht geschrieben allein um seinetwillen aber zur Lehre geschrieben
Das wort Gottes Helm des heils und Schwert des geistes


++
Vind ook:
  1. Bent u op zoek naar antwoorden en Bent u op zoek naar God
  2. Ongelovige Thomassen, Jezus en zijn God
  3. Woord zonder boeien vol van kracht
  4. Want het is geen leeg woord
  5. Bijbel, Gods Woord tot opvoeding (NBG51)
  6. Schepping en wet die vertellen over Gods eer 
  7. El Shaddai Die verscheen voor Abraham
  8. Heilige Schrift Woord van God
  9. Woord van God 
  10. Mondelinge of schriftelijke overlevering en aantal auteurs 
  11. Boek der boeken de Bijbel
  12. De Bijbel of Heilige Schrift
  13. Wat te vinden in de Bijbel
  14. Kennis en wijsheid door een Oud Boek
  15. Fundament in de Schrift
  16. Rond de Bijbel
  17. De Bijbel als instructieboek
  18. De Bijbel onze Gids
  19. De Bijbel als Gids
  20. Belangrijkheid van de Heilige Schrift
  21. Reden voor het lezen van de Heilige Schrift
  22. Het belang van het lezen van de Schrift
  23. Nut van het lezen van de Bijbel
  24. Verandering door de Bijbel
  25. Het oog gericht houden
  26. Woorden in de Bijbel Vinden en Begrijpen
  27. Bijbel op de eerste plaats #1/3
  28. Missionaire hermeneutiek 1/5
  29. Missionaire hermeneutiek 5/5
  30. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #3 Stem van God #4 Stem in het Schrift
  31. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #3 Stem van God #5 Meditatie en transformatie
  32. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #3 Stem van God #6 Woorden tot voedsel en communicatie
  33. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #4 Vergankelijkheid #1 Welvaart
  34. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #4 Vergankelijkheid #2 Zuiverheid
  35. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #4 Vergankelijkheid #3 Behaging in Volhouding
 ++ 
  1. Das wort Gottes Helm des heils und Schwert des geistes
  2. Bibel, Helm des Heils und das Schwert des Geistes 
  3. Bibel, Schwert des Geistes, in die Einheit des Glaubens und der Erkenntnis des Sohnes Gottes
  4. Bibel Gott redet Worte zu unserer Belehrung geschrieben
  5. El Shaddai Jehova der Abraham erschienen
+
Hele Skrif deur God geïnspireer om in die waarheid te onderrig en dwaling te bestry

 +

  1. A voice and a Word given for wisdom
  2. Necessary to be known all over the earth
  3. A way to look for Christ, the Bible, Word of God
  4. Bible, sword of the Spirit to come into the unity of the faith and of the knowledge of the Son of God, unto a perfect man
  5. No man see the Almighty God and live
  6. El-Shaddai God Almighty Who no-one may see and live
  7. El Shaddai Who appeared unto Abraham
  8. The Almighty Lord God of gods King above all gods
  9. No man see the Almighty God and live
  10. Glory of only One God Who gives His Word
  11. God-breathed prophetic words written torah and the mitzvot to teach us
  12. Written down in God's Name
 +
  1. La gloire du Dieu Fort qui prononça toutes ces paroles
  2. El Shaddai ’Eternel et Dieu puissant Qui apparut à Abraham
 +++
 

Wednesday, 11 February 2009

Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed

Jezus van Nazareth


7. ZIJN LEVEN VAN GEBED
W
ANNEER wij in Jezus' leven op aarde de sporen zoeken van zijn unieke persoon als de Zoon van God, merken wij vooral zijn affiniteit met de Vader. Geen ander mens heeft zo'n blijk gegeven van een innerlijke gemeenschap met Hem en de sterke behoefte om steeds te bidden. Met het oog op de negatieve invloeden in de wereld van de eindtijd vermaande Hij zijn discipelen altijd te bidden en niet te verslappen. Ook in dit opzicht was Hij het volmaakte voorbeeld van de levenswijze die Hij inprentte. 

Zijn leven van dienstbaarheid onder zijn volk is begonnen en ten einde ge­komen met gebed. Het eerste wat Hij deed toen Hij uit de Jordaan stapte na zijn doop was bidden. "En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde, en dat een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen" (Lucas. 3:21,22). Ook zijn laatste woorden werden tot zijn Vader gericht: "Vader, in uw handen beveel ik mijn geest" (Lucas 23:46). 

In de loop van zijn drukke leven als rondreizende profeet en geneesheer was Jezus gewoon Zich terug te trekken naar een eenzame plaats om te bidden.
Na een drukke avond doorgebracht met genezingen wilde Hij met zijn Vader zijn. "En vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op en ging naar buiten en Hij ging heen naar een eenzame plaats en bad aldaar" (Marcus 1 :35). Hij deed hetzelfde na een drukke dag van leer en genezingen gevolgd door het wonder van broodvermenigvuldiging: "En toen Hij afscheid van hen genomen had, ging Hij naar de berg om te bidden" (Marcus. 6:46). Alvorens twaalf mannen uit een grote kring discipelen te kiezen om voortdurend met Hem te zijn, bracht Hij uren door met zijn Vader: "En het geschiedde in die dagen, dat Hij naar het gebergte ging om te bidden, en Hij bracht de nacht door in het gebed tot God" (Lucas 6:12). De reden waarom Hij de berg opging waar Hij verheerlijkt werd, was om te bidden, en het was terwijl Hij aan het bidden was dat het aanzien van zijn gelaat veranderde en zijn kleding stralend wit werd (Lucas 9: 28,29).
Een gebed van dankbaarheid
De evangeliën bewaren enkele gebeden van Christus, die uitgesproken zijn ten aanhoren van de discipelen en die hier­door beïnvloed zijn. De terugkeer van de uitgezonden zeventig met enthousiaste verhalen over wat zij in Jezus' naam hadden gepresteerd wekte in Hem een bijzondere blijdschap op. Lucas vertelt ons dat Hij Zich in die tijd verblijdde door de Heilige Geest en zei: "Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde ... Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand weet, wie de Zoon is, dan de Vader, en wie de Vader is dan de Zoon, en wie de Zoon het wil openbaren" (Lucas 10:22). 

Er zijn in deze uiting van dankbaarheid aan de Vader drie zinspe­lingen op Psalm 8. Hijzelf is de Zoon des mensen in die psalm aan wie God "alle dingen" heeft geschonken. Jezus' gebed is er een van dankbaarheid voor alles wat de Vader Hem geschonken heeft. Het gebed geeft ook Jezus' unieke relatie met de Vader te kennen. 

Zo'n gebed van dankbaarheid heeft Jezus uitgesproken bij het graf van Lazarus en gaf daarmee te kennen hoe bewust Hij was van zijn afhankelijkheid aan de Vader: "Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt" (Johannes. 11:41).
Enkele dagen voor zijn kruisdood stond deze afschuwelijke beproeving helder voor zijn ogen, zodat Hij bewogen werd te bidden. "Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure? Maar hiertoe ben Ik in deze ure gekomen. Vader, verheerlijk uw naam!" (Johannes 12:27,28).
Een afscheidsgebed
Ook het gebed in de bovenzaal getuigt van de unieke relatie tussen Vader en Zoon: "Dit nu is het eeuwig leven, dat Zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt" (Johannes 17:3). Als de Zoon van de enige God vraagt Jezus de zegen van de Vader over de discipelen die vanaf zijn doop met Hem als leerlingen en dienaars zijn rondgegaan, en vervolgens over degenen die door hun getuigenis tot geloof in Hem zouden komen. 

Eerder op deze avond had Jezus verteld dat zijn heengaan tot de Vader reden voor de discipelen had moeten zijn zich daarover te verheugen, "want de Vader is meer dan Ik" (Johannes 14:28). Zijn verheerlijking en vereniging met de Vader, de Bron van alle zegeningen, zal Hem in staat stellen nog meer namens de Vader voor zijn volgelingen te doen. Met het oog op zijn hemelvaart en verhoging bad Hij om de bescherming van zijn Vader. "Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn, zoals Wij" (Joh. 17:11). 

De gebeden van Jezus bevestigen de indruk die zijn gezindheid en levens­wandel maken. Zijn Persoon is uniek. Hij heeft de natuur van een mens, maar zijn edele gezindheid en volmaakte levenswandel maken Hem uniek en zijn alleen te verklaren uit zijn wonderbare geboorte en de affiniteit en gemeenschap met de Vader die zijn goddelijke oor­sprong mogelijk maakten. Door te spre­ken van de Vader als de enige, waarachtige God en van Zichzelf als de Zoon die Hij gezonden heeft, laat Hij zien hoe onjuist het dogma van wezensgelijkheid is. In dat geval was er geen plaats ge­weest voor de functie van het bidden, want dan zou Hij tot Zichzelf hebben gesproken! Bovendien juist door zijn unieke eenheid met zijn Vader als voorbeeld te stellen van de eenheid van zijn volgelingen zowel met Hem als met de Vader geeft Hij te kennen dat deze eenheid er een is van geest, gezindheid en levenswijze. _

Met de Bijbel in de hand

++

Vindt ook
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
De Gezalfde en de eerste dag van de feestperiode van Ongezuurde Broden

Friday, 6 February 2009

Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God

D
E betekenis van de verslagen in de evangeliën van Mattheüs en Lucas over Jezus' geboorte zijn niet te over­schatten. Evenals wij van de evangeliën afhankelijk zijn voor onze kennis van de wijze waarop Jezus is gestorven, zo zijn deze boeken de enige bron die we bezitten van de wijze waarop Hij de wereld is binnengekomen.

Paulus schreef in zijn Filippenzen­brief dat jezus Zich had 'leeg' gemaakt. Deze woorden hebben aanleiding gegeven, vooral gedurende de laatste honderdvijftig jaar onder Duitse en Engelse theologen, tot een dispuut of zij betrekking hebben op Jezus' ge­boorte. Sommige menen dat Jezus' le­ven als Mens op aarde alleen te verkla­ren is als het gevolg van het 'afleggen' van zijn goddelijke attributen van al­macht, alomtegenwoordigheid en al­wetendheid. Het woord 'afleggen' is al op zichzelf vreemd, want het lijkt dan alsof wat iemand in wezen is, te verge­lijken zou zijn met een kleed of omhul­sel, dat afgedaan kan worden terwijl de persoon zelf zijn identiteit bewaart.

Men noemt deze zienswijze 'keno­sis'-, een term die afgeleid is van het Grieks woord kenoO (leeg maken) in Filippenzen 2:7, en dat betekent 'het afstanddoen van of de vernietiging van de goddelijkheid van Christus bij zijn menswording'. Deze verklaring is het gevolg van toenemende kennis van psychologie en in het licht daarvan van de verwerping van het dogma van twee naturen. Men vindt de voorstelling totaal irreëel dat Jezus uit twee naturen bestond, zijn Godzijn en zijn menszijn, onvermengd en onveranderd naast elkaar en dat zij tegelijk ongedeeld en ongescheiden van elkaar waren. Dat is, wordt gezegd, geen levend Mens maar een dood dogma, het produkt van speculatief, metafysisch denken, dat de Schrift totaal vreemd is.

Deze zienswijze stelt Jezus' komst in de wereld als zijn eigen daad. Hij laat zijn goddelijkheid achter om naar de wereld te komen als Mens. Als dit waar zou zijn dan was dit het voornaamste in een verslag van zijn 'geboorte'. In de verslagen in Mattheüs en Lucas echter is met geen enkel woord hierover ge­rept. Zijn geboorte, zoals bij alle andere geboorten, is een verwekkingsdaad, hier de daad van de Vader. "De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschadu­wen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden" (Lucas 1 :35). Evenmin als in alle andere geboorten is er plaats voor enig initiatief van het Kind.

Bovendien is er geen plaats in de Schrift waar Jezus' komst gezien wordt als zijn daad. Verreweg de 
meest rede­lijke verklaring van Jezus' zeIfontledi­ging in Filippenzen 2 is dat dit een van een aantal zinspelingen in deze passage is op de Knecht in het boek Jesaja, en betrekking heeft op de profetie dat Hij zijn ziel, of leven, zou uitgieten in de dood (Jesaja 53: 12). De woorden wijzen naar zijn vrijwillige offerdood waarbij zijn bloed, zoals Hij bij de instelling van het Avondmaal zei, "vergoten wordt tot vergeving van zonden" (Mattheus 26: 28). Dit wordt bevestigd door Paulus' beroep op Jezus' bereidwilligheid Zich op te offeren, als een voorbeeld voor anderen. Op dergelijke wijze heeft Petrus de zelfopoffering van de Knecht in Jesaja 53 voor ogen als hij zegt dat "Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden" (1 Petrus 2:21). Afstand doen van goddelijke eigenschappen kan toch geen voorbeeld zijn voor Christus' volgelingen! I

Er is slechts één andere Schrift­plaats waarin men gewoonlijk bewijs meent te vinden voor deze 'kenosis'. In zijn aansporing aan de gemeente te Corinthe geld in te zamelen ten bate van de armen te Jeruzalem, verwees Paulus weer naar Christus' voorbeeld:
"Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden" (2 Corinthiërs. 8:9). Dus was Jezus tegelijkertijd rijk en arm, niet achtereenvolgens. Paulus zegt hetzelf­de in deze brief met betrekking tot zichzelf: "als arm, maar velen rijk ma­kend; als niets hebbend en toch alles bezittend" (2 Corinthiërs 6: 10). jezus' armoede bestond niet in zijn Menszijn maar in zijn vrijwillige dienstbaarheid onder zijn volk, als gevolg waarvan Hij van de aalmoezen van anderen leefde en maar al te vaak niet wist waar Hij de komen­de nacht zijn hoofd neer zou kunnen leggen (Mattheus 8:20).

Volgens de verklaring van Gabriël is Jezus van zijn geboorte af Gods eniggeboren Zoon. Er is dus geen sprake van een Mens die God is geworden of van adoptionisme. Wat zijn Zoon zijn betekent is alleen na te gaan in zijn leven zoals dit in de Schrift geopenbaard is. Al de eigenschappen die we daar in de Mens Jezus zien, hoe lang de lijst ook mag zijn, zien we ook in andere mensen. De apostelen schrijven zijn wonderen niet toe aan een bijzonder vermogen dat in Hem aangeboren was, maar aan de Vader. "Jezus, de Nazoreeër, een man, u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft" (Handelingen der apostelen 2:22). " ... Jezus van Nazareth, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen ... want God was met Hem" (Handelingen der apostelen 2:38). Omdat Jezus van oorsprong uniek is, hadden de apostelen geen exacte term ter beschikking om Hem te noemen. Onder leiding van de Geest hebben zij Hem nooit de 'Godmens' genoemd en bijna altijd geven ze de voorkeur aan Mens of Man en niet God. Behalve de bovengeciteerde passage in Handelingen 2, waar 'man' de vertaling is van 'anër' (een man in tegenstelling met een vrouw), gebruikt Paulus het woord 'anthrÖpos' (mens): "Hij zal de aardbodem rechtvaardig oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft" (Handelingen der apostelen 17:31). In een passage waar Paulus Jezus be-schouwt als de middelaar tussen God en mensen, noemt Hij hem weer een mens: "Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus" (1 Timotheus. 2:5). We mogen Jezus dus niet plaatsen in de ons beken de categorie van God en evenmin van een normale mens. Hij is de eniggeboren Zoon van God die na zijn opstanding uitermate verhoogd en verheven werd.

Jezus' besef van zijn zoonschap

Op de leeftijd van twaalf jaar ging Jezus met jozef en Maria naar Jeruzalem om het Paasfeest te vieren. Wellicht was dit de gelegenheid waarbij Jezus de formele verantwoordelijkheid op Zich nam, als een Israëliet gehoorzaam te zijn aan de wet door Mozes gegeven. Hij liet toen zijn besef zien dat Hij Gods Zoon was met de woorden:
"Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders?" (Lucas 2:49). Het is best mogelijk dat kort daarvoor Maria Hem het geheim van zijn wonderbaarlijke geboorte verteld had. Het is ook niet onmogelijk dat God bij die gelegenheid tot Hem gesproken heeft, als lang daarvoor tot de jonge Samuël. Zeker is dat zelfs op die leeftijd Jezus Zich bewust was van zijn unieke relatie tot God.

De woorden die bij Jezus' doop achttien jaar later uit de hemel klonken, getuigden van deze relatie. "Gij zijt mijn Zoon, in U heb Ik mijn welbehagen" (Lucas 3:22). Ook Johannes, die Jezus gedoopt had, hoorde die woorden en zag in de nederdalende duif het zichtbare teken van de schenking van de kracht van Gods Geest zonder mate. Hij vertelde zijn discipelen wat hij gehoord en gezien had en conclu­deerde: "Ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is" (Johannes 1:34).

De evangeliën stellen ons in staat sommige van de invloeden in Jezus' leven op aarde te kennen die voor zijn besef van zoonschap belangrijk waren.

In de eerste plaats heeft de Vader tot Hem gesproken als tegen niemand anders. Er staat van Mozes geschreven, dat de Here van aangezicht tot aangezicht tot hem sprak, "als iemand spreekt tot zijn vriend" (Exodus 33). In dat opzicht was Mozes uniek onder alle profeten. "Zoals Mozes, dien de HERE gekend heeft van aangezicht tot aangezicht, is er in Israël geen profeet meer opgestaan" (Deuteronomium 34: 10). Hij was de voorbode van een nog grotere Profeet, wiens komst God aan Mozes had beloofd. "Een profeet zal Ik verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied" (Deuteronomium 18).

Wat de Vader tot Jezus gesproken heeft, niet als een Vriend, maar als tot zijn eniggeboren Zoon, wordt ons niet verteld. Doch over het feit op zich heeft Jezus wel op ondubbelzinnige wijze gesproken. "Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen moet ... Wat Ik dan spreek, spreek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft" (Johannnes 12:49).

In de tweede plaats had Jezus van zijn doop af de kracht van Gods Geest zonder mate altijd tot zijn beschikking. Hij hoefde alleen het genezende woord te spreken en het wonder gebeurde. Maar dit vermogen bezat Hij niet in Zichzelf als een innerlijke krachtbron. Jezus mocht gebruik maken van de levende kracht van zijn Vader om wonderen te verrichten. We mogen veronderstellen dat dit bijzonder voorrecht zijn besef dat Hij Gods Zoon was versterkt heeft.

In de derde plaats was het Jezus' gewoonte Zich terug te trekken uit het gezelschap van zijn discipelen om soms hele nachten door te brengen in ge­bed. Weinige van zijn gebeden zijn in de evangeliën bewaard. Die in de hof te Gethsemane verwoorden zijn zielestrijd. Het gebed daarvoor, aan het eind van de Paschaviering, zal zeker beïnvloed zijn door de aanwezigheid van de discipelen, want zij hebben een grote plaats daarin. Mogen wij niet ge­loven dat Jezus' kennis van zijn Vader verdiept en verrijkt werd door de ervaring van gebeden en gemeenschap?

Jezus' constante besef van zijn unieke oorsprong en status komt dikwijls tot uiting als Hij spreekt van Zichzelf als de Zoon Gods en van God als "mijn Vader". Zulke uitdrukkingen komen veelvuldig voor in het evangelie naar Johannes, maar Jezus' getuigenis van Zichzelf is niet minder duidelijk in de andere evangeliën. Mattheüs en Lucas vertellen ons hoe Jezus, na een uitroep van dank in gebed, zei: "Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren" (Mattheus11 :27). Zowel de uniciteit van Christus' Persoon als de eniggeboren Zoon van God als zijn heilbrengende betekenis voor anderen, hebben hun overeenkomst in Jezus' gebed in het vierde evangelie: "Dit nu is het eeuwig leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt" (Johannes 17:3).

We mogen dus concluderen dat in de grond van zijn bestaan, in zijn inner­lijk wezen, Jezus zowel de Zoon van God was als de Zoon van Maria, en daarom zowel een goddelijke als een menselijke Persoon. Maar hoe veel verder brengen zulke definities ons tot een beter begrip van wie Hij was? Be­invloed als zij was door Griekse begrip­pen en denkwijzen, kwam er in de kerk van de vierde eeuw een splitsing over de kwestie of Jezus' wezen identiek of alleen gelijk was aan de Vader. Maar wat verstaat men onder dit abstracte, metafysisch begrip? De evangelisten en andere schrijvers van het Nieuwe Testament gebruiken een andere taal en gaan niet in op zulke kwesties, niet omdat zij onderontwikkeld waren, maar omdat de Geest van Christus, de beloofde Parakleet, die hen in de waarheid leidde, liever de aandacht vestigde op de zichtbare gevolgen van de komst van de Zoon van God, zijn openbaring van zijn Vaders karakter, dan op onbegrijpelijke definities van zijn Persoon. De apostel Johannes, die Jezus wellicht beter dan wie ook kende, sprak voor vele anderen toen hij, terugziende op Jezus leven op aarde, schreef: "wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waar­heid" (Johannes 1: 14). •

I. Zie de uitvoerige uitleg van Filippenzen 2:5-1 I in het boekje: De nederigheid van Christus.


  - Met de Bijbel in de hand 


+

update

Vindt ook
http://christadelphianworld.blogspot.com/2008/12/de-geboorte-van-jezus-christus-was-als.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/de-knecht-des-heren-5-de-gezalfde-gezant.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/wereld-waarheen-3-de-wortelscheut-van.html 
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/de-knecht-des-heren-4-de-verlosser.html 
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-4-die-geen-zonde.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/01/jezus-van-nazareth-1-jezus-geboorte.html 
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-5-zijn-unieke.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-6-zijn-unieke-macht.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-7-zijn-leven-van.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/wie-zijt-gij-here.html 
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/01/vervloekt-is-de-aan-de-paal-gehangene.html