Nu valt ook op dat er een hernieuwde belangstelling voor een sacramentele benadering van het ambt onder baptisten heerst.
De term ”ambt” ligt in baptistenkringen gevoelig en wordt volgens Jan Martijn Abrahamsese vaak geassocieerd met macht, traditionalisme, hiërarchie of het instituut kerk (dan wel kerkisme). Jan Martijn Abrahamse was met Wout Huizing verantwoordelijk voor de studie ”Van onderen! Op zoek naar een ambtstheologie voor een priesterschap van gelovigen” (uitg. Unie van Baptistengemeenten in Nederland, Amsterdam, 2014),
Het ambt aller gelovigen –een protestantse ontdekking– heeft volgens Wout Huizing nooit echt een kerkelijke uitwerking gekregen. Wel in het separatistische puritanisme en later het baptisme. De gemeente is daar een verbond van mondige gelovigen die in gelijkwaardigheid met elkaar de gemeente leiden. Het priesterschap van alle gelovigen is bij baptisten een principieel uitgangspunt én ideale gemeentepraktijk.
Baptistentheologen hebben in 2014 benadrukt dat de verschillende taken binnen de gemeente niet zijn voorbehouden aan academisch opgeleide theologen, hoe nodig die ook nodig zijn. De Heilige Geest Die de gemeente leidt, is niet het exclusieve bezit van enkele ambtsdragers. Het ambt is vooral functioneel, een dienst, opkomend uit de gemeente.
Teun van der Leer, rector en docent aan het Baptisten Seminarium, geeft daarom de voorkeur aan de dienst boven het ambt, zo schrijft hij in de bundel. Vanaf de tweede eeuw is volgens hem de charismatisch opgebouwde gemeente van het Nieuwe Testament vervangen door een ambtelijk gestructureerde kerk. Er is een toenemende voorkeur voor ambt boven charisma, gewijd boven algemeen priesterschap en geordineerd ambt boven algehele participatie. Typisch baptistisch is volgens hem dat het ambt altijd opkomt vanuit de gemeente en de ambtsdrager door de gemeente geroepen en gekozen wordt. De gemeente ontvangt het ambtelijk gezag direct van Christus. Daarom mag het ambt nooit bepalend zijn voor de wijze van gemeente-zijn.
Dr. Henk Bakker, hoogleraar baptisme aan de Vrije Universiteit, benadrukt het herderschap van de ambtsdrager, naar het voorbeeld van Jezus als de Opperherder. Een oudste of herder heeft geen machtspositie in de gemeente. Er is geen hiërarchie, maar een verschil in verantwoordelijkheden. Toch spreekt hij ten aanzien van het geestelijk herderschap niet alleen van een taak en een dienst, maar ook van een functie en een ambt. Met het ambt gaat volmacht gepaard die vanuit de raad en de gemeente nauwlettend wordt gecontroleerd. Maar een ambtsdrager blijft vooral herder die de schapen hoedt en in zekere zin zelf nog altijd schaap is. Hij is althans „nooit schaap af.”
Derde kerktype
Bakker spreekt ten aanzien van het baptisme van een derde kerktype: het congregationalistische naast het episcopale en het presbyteriaanse (gericht op respectievelijk de bisschop en de ouderling, KvdZ).
De gemeenschap is nodig om het Woord te verstaan.
„Woordverkondiging is een bevoegdheid van de gemeente, niet alleen van ambtsdragers”,aldus Bakker.
De eerste anabaptisten in Zwitserland verweten Zwingli dat de gemeenschap ‘experts’ nodig had om de Schrift uit te leggen. Naast het sola Scriptura kwam de leus solus theologus (”de theoloog alleen”) te staan.
In doperse kring werd de reformatorische ambtsvisie van meet af aan afgewezen. Het ambt van herder komt wel uit de gemeente op, maar staat er niet boven of tegenover. Het ”tegenover” was de reactie van de reformatorische kerken op het ”boven” van de Rooms-Katholieke Kerk. Terwijl ”boven” en ”tegenover” heftig met elkaar botsten, betraden dopers en baptisten een derde weg met een eigen gemeentevisie en ambtsvisie.
„Twee honden vochten om een been…”,zo merkt Bakker op.
Toch is er weer een herwaardering van de sacramentele theologie die grote gevolgen heeft voor de ambtstheologie, zo blijkt uit de bundel. Er wordt gesproken van de ”sacramental turn” (sacramentele wending) sinds het midden van de twintigste eeuw, met name in Engeland.
Ook dr. Bakker ziet positieve kanten in deze ontwikkeling. De predikant is er niet slechts om taken uit te voeren maar is een door God gezonden vertegenwoordiger. Er zit ook een ‘andere’ goddelijke kant aan het ambt dat maakt dat deze persoon meer is dan een betaalde werknemer. Bakker vraagt op deze manier aandacht voor de objectiviteit en onafhankelijkheid van het ambt.
Ook in de biblebelt van Nederland kunnen wij nu een nieuwe afsplitsing zien waarbij ook in Urk een eigen gemeente van refobaptisten in het beeld is gekomen n een eerdere gemeente in Overberg.
Dat uitgerekend in Urk, een plaats met een zeer hoge kerkdichtheid per vierkante kilometer er in 2014 weer een kerkelijke groep bij kwam kon gezien worden in het licht dat waar daar al veel kerkmensen zijn, men ook gemakkelijk kan groeien door die aan je te binden.
Veel baptistische kerken in het buitenland leggen een grote ijver op het gebied van zending en evangelisatie aan de dag.
De spreker tijdens de eerste bijeenkomst van de refobaptisten in Urk was de voorzitter van stichting HeartCry, Jacques Brunt. Een opvallend gegeven, aangezien HeartCry eerder benadrukte dat zij niet uit was op het stichten van eigen kerken, maar juist herleving binnen de gevestigde kerken beoogde. Dat geluid klinkt niet bepaald geloofwaardig meer als de voorzitter actief meewerkt aan de vestiging van een nieuw soort gemeente.
Bovendien stelde de directeur van HeartCry, Arjan Baan, onlangs dat de geloofsdoop toch zo veel eenvoudiger uit te leggen is dan de kinderdoop. Zoals veel kerkenraden inmiddels weten, katalyseert HeartCry veelal de overgang van nogal wat mensen uit reformatorische kerken naar baptistische en evangelische kerken.