Het aardse en het hemelse heiligdom worden met elkaar vergeleken en tegenover elkaar gesteld. Het aardse heiligdom was een constructie die onder leiding van Mozes door mensen gemaakt was (Hebr. 8:5), terwijl 'het hemelse heiligdom niet door een mens opgericht werd' (vgl. Hebr. 8:2) of 'met [mensenhanden] gemaakt' is (vgl. Hebr. 9:11,24).
De overeenkomst tussen het aardse en het hemelse heiligdom wordt in Hebreeën vastgesteld door middel van de relatie tussen
afbeelding [hupodeigma] en
schaduw [skia] van
het hemelse heiligdom (Hebr. 8:2-5). 'Noodzakelijk moesten dus hiermede (dierenoffers) de
afbeeldingen [hupodeigma] van de hemelse dingen gereinigd
worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze.
Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding (SV: tegenbeeld, antitupos) van het ware [alethenos],
maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht
Gods te verschijnen (Hebr. 9:23-24). Daarom 'bezitten we volle
vrijmoedigheid om in te gaan in het [hemelse] heiligdom door het bloed
van Jezus.' (Hebr. 10:19).
Omdat het 'een afbeelding' en 'een schaduw' van het originele
heiligdom is, speelt het aardse heiligdom een belangrijke rol in het
uitleggen van de details van het verlossingsplan aan zowel eerdere als
hedendaagse gelovigen. Bovendien geeft de definiëring van het aardse
heiligdom en zijn diensten als een 'schaduw' aan dat deze
een voorafschaduwing waren
van
betere dingen die komen moesten. In feite spreekt de schrijver over de
wet met haar rituele diensten als zijnde 'slechts een
schaduw [skia]... der toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf.' (Hebr. 10:1; cf. Kol. 2:17)
- Martin Rozestraten