Showing posts with label bijbelcitaat. Show all posts
Showing posts with label bijbelcitaat. Show all posts

Thursday, 25 April 2019

Kinderen van God - aangehaald in de Geschriften



 “ Neem geen wraak op een volksgenoot en koester geen wrok tegen hem. Bemin uw naaste als uzelf. Ik ben Jahwe.” (Le 19:18 WV78)

 “28   Zeg niet tot uw naaste: ‘Ga heen, kom maar eens terug!’ Of: ‘Morgen geef ik het u wel’ - terwijl gij het nu hebt. 29   Beraam tegen uw naaste geen kwaad, terwijl hij niets duchtend naast u leeft.” (Spr 3:28-29 WV78)

 “1    Een psalm van David. Heer, wie mag toeven binnen uw tent, wie wonen op uw heilige berg? 2   Die wandelt oprecht en gerechtigheid doet, die de waarheid hartgrondig belijdt, 3   die niet rondbrengt wat hem op de tong komt. Zijn medemens brengt hij geen kwaad toe, hij laadt geen smaad op zijn naaste.” (Ps 15:1-3 WV78)

 “37   Hij antwoordde hem: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand. 38   Dit is het voornaamste en eerste gebod. 39   Het tweede, daarmee gelijkwaardig: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. 40   Aan deze twee geboden hangt heel de Wet en de Profeten.’” (Mt 22:37-40 WV78)

 “36   Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?’ 37   Hij antwoordde: ‘Die hem barmhartigheid betoond heeft.’ En Jezus sprak: ‘Ga dan en doet gij evenzo.’” (Lu 10:36-37 WV78)

 “ De liefde berokkent de naaste geen enkel kwaad. Liefde vervult de gehele wet.” (Ro 13:10 WV78)

 “ Laat ieder van ons bedacht zijn op het welzijn en de stichting van zijn naaste.” (Ro 15:2 WV78)

 “ Daarom, doet de leugen weg en laat ieder met zijn naaste de waarheid spreken, want wij zijn elkanders ledematen.” (Efe 4:25 WV78)

 “13    Broeders, gij werd geroepen tot vrijheid. Alleen, misbruik de vrijheid niet als voorwendsel voor de zelfzucht. Integendeel, dient elkander door de liefde. 14   Want de hele wet is vervat in dit ene woord: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. 15   Maar als ge elkaar blijft bijten en klauwen, vrees ik dat ge elkaar in het eind zult verslinden.” (Ga 5:13-15 WV78)

 “ Als gij evenwel de koninklijke wet vervult volgens het woord van de Schrift: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf, is alles in orde.” (Jak 2:8 WV78)

*


Engelse versie / English version: Children of God - mentioned in Scripture

Friday, 5 January 2018

De Gezondene van God

Noch steeds zijn er zeer veel Christenen die nog niet willen geloven dat Jezus de gezondene van God is. Zij blijven volharden dat Jezus God zou zijn die naar de aarde neergedaald is om te doen alsof Hij werd verleid, want God kan niet verleid worden en om te doen alsof Hij stierf aan een kruis, maar zij zouden moeten beseffen dat God niet kan sterven daar Hij een eeuwige onsterfelijke Geest is.

Best zouden zij volgende verzen eens goed in overweging nemen:





 “ Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben.” (Joh 3:16 WV78)

 “ De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid,” (Lu 4:18 WV78)

 “ Maar Hij sprak tot hen: ‘Ik moet ook aan andere steden de Blijde Boodschap van het Godsrijk brengen, want daarvoor ben Ik gezonden.’” (Lu 4:43 WV78)

 “ Want Hij, die door God gezonden is, spreekt Gods eigen woorden: zo mateloos schenkt God zijn Geest.” (Joh 3:34 WV78)

 “ Daarop zei Jezus hun: ‘Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft en zijn werk te volbrengen.” (Joh 4:34 WV78)

 “23   opdat allen de Zoon zouden eren zoals zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert evenmin de Vader die Hem zond. 24   Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie luistert naar mijn woord en gelooft in Hem die Mij zond, heeft eeuwig leven en is aan geen oordeel onderworpen, hij is immers reeds uit die dood naar het leven overgegaan.” (Joh 5:23-24 WV78)

 “ Ik kan niets uit Mijzelf: Ik oordeel naar wat Ik hoor en mijn oordeel is rechtvaardig, omdat Ik niet mijn eigen wil zoek, maar de wil van Hem die Mij zond.” (Joh 5:30 WV78)

 “36   De getuigenis echter die Ik bezit, is waardevoller dan die van Johannes, want het zijn juist de werken die de Vader Mij gegeven heeft om te volbrengen en die Ik ook volbreng, die van Mij getuigen, dat Ik door de Vader gezonden ben. 37   Ook de Vader zelf die Mij zond, heeft getuigenis over Mij afgelegd. Zijn stem hebt gij nimmer gehoord noch zijn gestalte gezien, en 38   zijn woord hebt gij niet blijvend in u, omdat gij Degene die Hij zond niet gelooft.” (Joh 5:36-38 WV78)

 “ Jezus gaf hun ten antwoord: ‘Dit is het werk dat God van u vraagt: te geloven in Degene, die Hij gezonden heeft.’” (Joh 6:29 WV78)

 “38   Ik ben immers uit de hemel neerdgedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft; 39   en dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft, dat Ik niets van wat Hij Mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag.” (Joh 6:38-39 WV78)

 “ Niemand kan tot Mij komen, als de Vader die Mij zond, hem niet trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.” (Joh 6:44 WV78)

 “ Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij.” (Joh 6:57 WV78)

 “ Daarop richt te Jezus zich tot hen en zei: ‘Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem die Mij gezonden heft.” (Joh 7:16 WV78)

 “ Jezus zeide hun: ‘Als God uw vader was, zoudt gij Mij beminnen, want van God ben Ik uitgegaan en van Godswege ben Ik hier. Neen, Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.” (Joh 8:42 WV78)

 “ Maar waarom dan beschuldigt ge Mij, die door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden werd, van godslastering als Ik Mijzelf Gods Zoon noem?” (Joh 10:36 WV78)

 “ Ik wist wel, dat Gij Mij altijd verhoort, maar om wille van het volk rondom Mij heb Ik dit gezegd, opdat zij mogen geloven, dat Gij Mij gezonden hebt.’” (Joh 11:42 WV78)

 “ Ik heb immers niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader die Mij gezonden heeft. Hij heeft Mij opgedragen wat Ik moet zeggen en verkondigen.” (Joh 12:49 WV78)

 “ Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie hem aanvaardt, die Ik zal zenden, aanvaardt Mij, en wie Mij aanvaardt, aanvaardt Hem, die Mij gezonden heeft.’” (Joh 13:20 WV78)

 “ Wie Mij niet liefheeft, onderhoudt mijn woorden niet; het woord dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader die Mij gezonden heeft.” (Joh 14:24 WV78)

 “ Maar dit alles zullen zij u vanwege mijn Naam aandoen, want Hem die Mij gezonden heeft, kennen zij niet.” (Joh 15:21 WV78)

 “ Thans ga Ik naar Hem die Mij gezonden heeft, en toch vraagt niemand van u Mij: Waar gaat Gij heen?” (Joh 16:5 WV78)

 “ En dit is het eeuwig leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden, Jezus Christus.” (Joh 17:3 WV78)

 “ Want de boodschap die Gij Mij hebt meegedeeld, heb Ik hun meegedeeld, en zij hebben ze aangenomen en naar waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd dat Gij Mij hebt gezonden.” (Joh 17:8 WV78)

 “23   Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt een zijn en de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad, zoals Gij Mij hebt liefgehad. 24 ¶   Vader, Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt met Mij mogen zijn waar Ik ben, opdat zij mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, daar Gij Mij lief hebt gehad voor de grondvesting van de wereld. 25   Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend, Ik heb U erkend, en dezen hier hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt.” (Joh 17:23-25 WV78)




*



Wednesday, 15 July 2015

God die Zijn stem laat horen en Zijn wonderwerken laat zien



“32 Want, vraag toch naar de vorige dagen, die voor u geweest zijn, van dien dag af, dat God den mens op de aarde geschapen heeft, van het [ene] einde des hemels {38} tot aan het [andere] einde des hemels, of zulk een groot ding geschied of gehoord zij, als dit: 33 Of een volk gehoord hebbe de stem van God, sprekende uit het midden des vuurs, gelijk als gij gehoord hebt, en levend zij gebleven? 34 Of: of God verzocht heeft te gaan, om Zich een volk uit het midden eens volks aan te nemen, door verzoekingen, {39} door tekenen, en door wonderen, en door strijd, {40} en door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en met grote verschrikkingen; {41} naar al hetgeen de HEERE, uw God, ulieden voor uw ogen in Egypte gedaan heeft? 35 U is het getoond, opdat gij wetet, dat de HEERE die God is; {42} er is niemand meer dan Hij alleen! {43} 36 Van den hemel {44} heeft Hij u Zijn stem laten horen, om u te onderwijzen; en op de aarde {45} heeft Hij u Zijn groot vuur doen zien; en gij hebt Zijn woorden uit het midden des vuurs gehoord.” (Deuteronomium 4:32-36 STV)

 “Gij zult dan weten, dat de HEERE, uw God, die God is, die getrouwe God, {8} welke het verbond en de weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden tot in duizend geslachten.” (Deuteronomium 7:9 STV)

 “En de HEERE voerde ons uit Egypte, door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door groten schrik, en door tekenen, en door wonderen.” (Deuteronomium 26:8 STV)

 “De grote verzoekingen, {4} die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote wonderen.” (Deuteronomium 29:3 STV)

 “Welgelukzalig zijt gij, o Israël! wie is u gelijk? gij zijt een volk, verlost door den HEERE, het Schild uwer hulp, {83} en Die een Zwaard is uwer hoogheid; {84} daarom zullen zich uw vijanden geveinsdelijk aan u onderwerpen, {85} en gij zult op hun hoogten treden! {86}” (Deuteronomium 33:29 STV)

 “En in al die sterke hand, {25} en in al die grote verschrikking, {26} die Mozes gedaan heeft {27} voor de ogen van gans Israël.” (Deuteronomium 34:12 STV)

 “Want Ik zal Mijn hand {28} uitstrekken, {29} en Egypte slaan met al Mijn wonderen, {30} die Ik in het midden van hetzelve doen zal; daarna zal hij ulieden laten vertrekken. {31}” (Exodus 3:20 STV)

 “Doch Ik zal Farao’s hart verharden; {4} en Ik zal Mijn tekenen en Mijn wonderheden in Egypteland vermenigvuldigen.” (Exodus 7:3 STV)

 “Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een wonderteken voor ulieden; {10} zo zult gij tot Aäron zeggen: Neem uw staf, {11} en werp [hem] voor Farao’s aangezicht neder; hij zal tot een draak worden.” (Exodus 7:9 STV)

 “19 Verder zeide de HEERE tot Mozes: zeg tot Aäron: Neem uw staf, en steek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren, over hun stromen, over hun rivieren, en over hun poelen, {22} en over alle vergadering hunner wateren, dat zij bloed worden; en er zij bloed in het ganse Egypteland, beide in houten en in stenen [vaten]. {23} 20 Mozes nu en Aäron deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en hij hief den staf op, {24} en sloeg het water, dat in de rivier was, voor de ogen van Farao, en voor de ogen van zijn knechten; en al het water in de rivier werd in bloed veranderd. 21 En de vis, die in de rivier was, stierf; {25} en de rivier stonk, {26} zodat de Egyptenaars het water uit de rivier niet drinken konden; en er was bloed in het ganse Egypteland. {27}” (Exodus 7:19-21 STV)

 “2 Spreek nu voor de oren des volks, {4} dat ieder man {5} van zijn naaste, {6} en iedere vrouw van haar naaste zilveren vaten en gouden vaten eise. {7} 3 En de HEERE gaf het volk genade in de ogen der Egyptenaren; {8} ook was de man Mozes {9} zeer groot in Egypteland {10} voor de ogen van Farao’s knechten, en voor de ogen des volks.) {11} 4  Verder zeide Mozes: {12} Zo heeft de HEERE gezegd: {13} Omtrent middernacht zal Ik uitgaan door het midden van Egypte;” (Exodus 11:2-4 STV)

 “De HEERE dan had tot Mozes gesproken: {24} Farao zal naar ulieden niet horen, opdat Mijn wonderen in Egypteland vermenigvuldigd worden. {25}” (Exodus 11:9 STV)

 “En de HEERE zeide tot Mozes: Hoe lang zal mij dit volk tergen? En hoe lang zullen zij aan Mij niet geloven, {16} door alle tekenen, die Ik in het midden van hen gedaan heb?” (Numeri 14:11 STV)

 “(Ik stond te dier tijd tussen den HEERE en tussen u, om u des HEEREN woord aan te zeggen; want gij vreesdet voor het vuur en klomt niet op den berg) zeggende:” (Deuteronomium 5:5 STV)

 “Want wie is er van alle vlees, {21} die de stem des levenden Gods, sprekende uit het midden des vuurs, gehoord heeft gelijk wij, en is levend gebleven?” (Deuteronomium 5:26 STV)

 “De grote verzoekingen, {16} die uw ogen gezien hebben, en de tekenen, en de wonderen, en de sterke hand, en den uitgestrekten arm, door welken u de HEERE, uw God, heeft uitgevoerd; alzo zal de HEERE, uw God, doen aan alle volken, voor welker aangezicht gij vreest.” (Deuteronomium 7:19 STV)

 “De grote verzoekingen, {4} die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote wonderen.” (Deuteronomium 29:3 STV)

 “10 En Gij hebt tekenen en wonderen gedaan aan Farao, {19} en aan al zijn knechten, en aan al het volk zijns lands; want Gij wist, dat zij trotselijk tegen hen handelden; en Gij hebt U een Naam gemaakt, als het is te dezen dage. 11 En Gij hebt de zee voor hun aangezicht gekliefd, dat zij in het midden der zee op het droge zijn doorgegaan; en hun vervolgers hebt Gij in de diepten geworpen, als een steen in sterke wateren.” (Nehemia 9:10-11 STV)

 “Hebt Gij hen nochtans door Uw grote {28} barmhartigheid niet verlaten in de woestijn; de wolkkolom week niet van hen des daags, om hen op den weg te leiden, noch de vuurkolom des nachts, om hen te lichten, en dat, op den weg, {29} waarin zij zouden wandelen.” (Nehemia 9:19 STV)

 “De pilaren {30} des hemels sidderen, en ontzetten zich {31} voor Zijn schelden.” (Job 26:11 STV)

 “3 De stem {4} des HEEREN is op de wateren, {5} de God der ere {6} dondert; de HEERE is op de grote {7} wateren. 4 De stem des HEEREN is met kracht, de stem des HEEREN is met heerlijkheid.” (Psalmen 29:3-4 STV)

 “Voor hun vaderen had Hij wonder gedaan, in Egypteland, [in] het veld {8} van Zoan.” (Psalmen 78:12 STV)

 “Hoe Hij Zijn tekenen stelde in Egypte, en Zijn wonderheden in het veld van Zoan; {44}” (Psalmen 78:43 STV)

 “48 Ook gaf {49} Hij hun vee den hagel over, en hun beesten aan de vurige {50} kolen. 49 Hij zond onder hen de hittigheid {51} Zijns toorns, verbolgenheid, en verstoordheid, en benauwdheid, [met] uitzending der boden {52} van veel {53} kwaads. 50 Hij woog {54} een pad voor Zijn toorn; Hij onttrok hun ziel niet van den dood; en hun gedierte {55} gaf Hij aan de pestilentie over. 51 En Hij sloeg al het eerstgeborene in Egypte, het beginsel {56} der krachten in de tenten {57} van Cham. 52 En Hij voerde Zijn volk als schapen, en leidde hen, als een kudde, in de woestijn. 53 Ja, Hij leidde hen zeker, zodat zij niet vreesden; want de zee {58} had hun vijanden overdekt.” (Psalmen 78:48-53 STV)

 “Zij deden onder hen de bevelen Zijner {47} tekenen, en de wonderwerken in het land {48} van Cham.” (Psalmen 105:27 STV)

 “Wonderdaden in het land {35} van Cham; vreselijke dingen aan de Schelfzee.” (Psalmen 106:22 STV)

 “20 Gij, Die tekenen en wonderen gesteld hebt in Egypteland, tot op dezen dag, {36} zo in Israël, als onder [andere] mensen, {37} en hebt U een Naam gemaakt, als Hij is te dezen dage! 21 En hebt Uw volk Israël uit Egypteland uitgevoerd, door tekenen en door wonderen, en door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door grote verschrikking.” (Jeremia 32:20-21 STV)

 “En het geruis {27} van de vleugelen {28} der cherubs {29} werd gehoord tot het uiterste voorhof, {30} als de stem {31} des almachtigen Gods, {32} wanneer Hij spreekt.” (Ezechiël 10:5 STV)

 “6 Ten zelven dage hief Ik Mijn hand tot hen op, dat Ik hen uit Egypteland uitvoeren zou, in een land, dat Ik voor hen uitgespeurd had, vloeiende van melk en honig, {13} hetwelk het sieraad is van alle landen. {14} 7 En Ik zeide tot hen: Een ieder werpe de verfoeiselen zijner ogen weg; {15} en verontreinigt ulieden niet {16} met de drekgoden van Egypte; {17} Ik, de HEERE, ben uw God. 8 Maar zij waren wederspannig tegen Mij, en wilden naar Mij niet horen; niemand wierp de verfoeiselen zijner ogen weg, {18} noch verliet de drekgoden van Egypte; daarom zeide Ik, dat Ik Mijn grimmigheid {19} over hen uitgieten zou, om Mijn toorn {20} tegen hen te volbrengen in het midden van Egypteland. 9 Doch Ik deed het {21} om Mijns Naams wil, {22} opdat hij niet ontheiligd wierde {23} voor de ogen der heidenen, in welker midden zij waren; aan welke Ik Mij, {24} voor derzelver ogen, {25} bekend gemaakt heb, om hen uit Egypteland uit te voeren.” (Ezechiël 20:6-9 STV)

 “Deze heeft hen uitgeleid, doende wonderen en tekenen in het land van Egypte, en in de Rode zee, en in de woestijn, veertig jaren.” (Handelingen 7:36 STV)

 “Want zijzelven {23} verkondigen van ons, hoedanigen {24} ingang wij tot u hebben, en hoe gij tot God bekeerd zijt van de {25} afgoden, om den levenden {26} en waarachtigen God te dienen;” (1 Thessalonicen 1:9 STV)

 “Vernedert u dan {12} onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te Zijner tijd.” (1 Petrus 5:6 STV)

*


Engelse versie / English version: Elohim, Mar-Yah showing His wonders + See God's wonderworks and hear His Voice

Elohim, Mar-Yah laat Zijn wonderwerken zien

Er kunnen veel mensen zijn die niet geïnteresseerd zijn in God of die niet in God geloven.
Hoewel allen geschapen zijn naar het evenbeeld van God, hebben ook allen een bepaald gevoel voor de Goddelijke Schepper in hen. Ook als we om ons heen kijken kunnen we vele wonderen van de natuur zien, krijgen wij speciale tekens in ons leven en in het leven van anderen te zien.

De God der goden onderwijst de mensen van alle naties. Hij geeft ze tekenen en heeft Zijn Woord gegeven aan alle mensen, zodat ze Zijn stem kunnen horen. De Elohim, Mar-Yah wil dat Zijn volk Zijn geboden onderhouden. God liet de wereld zien wat Hij kan doen en gaf de mensen vele dingen waarmee ze het werk konden zien van de handen van de Allerhoogste Die hen ook inzettingen en rechten leerde. Voor onze wijsheid en ons begrip heeft God Zijn Woord gegeven en tekenen en wonderen geproduceerd. Al zijn Meesterwerken werden gemaakt in de ogen van de volkeren, die al deze inzettingen zullen horen. (Deuteronomium 4: 6)

Het is God Die Zijn Stem laat horen aan hen die bereid zijn om Hem te willen horen. Als men zich wil openstellen voor God is Hij bereid om leven te geven.

We zouden de stem van woorden moeten horen en de tekenen en wonderen in deze wereld zien. Mar-Yah onze God horen wij te zoeken, en als we onze ogen en hart open stellen voor Hem zullen we Hem vinden, als we Hem met heel ons hart en ziel zoeken. God zal degenen die met een oprecht hart op zoek zijn naar Hem niet teleurstellen, noch hen vernietigen, noch het verbond van hun vaderen, dat Hij met hen gezworen heeft, vergeten . (Deuteronomium 4: 29,31)



“32 Vraag slechts naar de vorige dagen, die voor u geweest zijn, van den dag af, dat God den mensch op de aarde schiep, en van het eene einde des hemels tot het andere; of ooit zulke dingen zijn geschied, en of ooit vernomen is, 33 dat een volk eene stem Gods hoort, sprekende uit het vuur, en levend bleef, zooals gij? 34 Of dat ooit een God het heeft ondernomen, neder te dalen, om door plagen, teekenen en wonderen, en door strijd, met sterke hand en uitgestrekten arm en door groote verschrikkingen, uit het midden der volkeren, een volk tot zich te nemen, zooals de HEER uw God in Egypte met u heeft gedaan? 35 Aan u is dat getoond, opdat gij weten zoudt, dat de HEERE GOD is, en niemand buiten hem. 36 Van uit den hemel deed hij u zijne stem hooren, om u te onderwijzen; en op aarde liet hij u zijn groot vuur zien, waaruit gij zijn woord vernaamt.” (Deuteronomium 4:32-36 Obbink)

 “opdat gij erkennen zoudt, dat de HEER uw God GOD is; de getrouwe God, die het verbond en de barmhartigheid houdt, tot in duizend geslachten, aan degenen, die hem liefhebben en zijne geboden onderhouden;” (Deuteronomium 7:9 Obbink)

  “noch in dtoote daden en geweldige werken, als door Mozes gedaan zijn voor de oogen van gansch Israël.” (Deuteronomium 34:12 Obbink)

 “Daarom zal ik mijne hand uitstrekken en Egypte slaan met al mijne wonderdaden, die ik in hun midden zal doen: dan zal hij u laten trekken.” (Exodus 3:20 Obbink)

 “Maar ik zal Farao’s hart verharden, en ik ik zal mijne teekenen en wonderen in Egypte talrijk maken.” (Exodus 7:3 Obbink)

 “Wanneer Farao tot u zal zeggen: doe voor mij een wonderteeken! dan zult gij tot Aaron zeggen: neem uw staf en werp hem neder voor Farao’s aangezicht; en hij zal worden tot eene slang.” (Exodus 7:9 Obbink)

 “19 De HEER zeide verder tot Mozes: Beveel Aaron dat hij zijne hand uitstrekke over de wateren van Egypte, over zijne stroomen en kanalen en vijvers en al hun waterbakken, opdat zij tot bloed worden. Overal in Egypte zal bloed zijn tot in de houten en steenen vaten toe. 20 En Mozes en Aaron deden gelijk de HEER geboden had; en hij hief den staf op en sloeg het water van den Nijl, voor de oogen van Farao en zijne hovelingen. En al het water van den Nijl werd veranderd in bloed, 21 en de visch der rivier stierf, en de Nijl werd vuil, zoodat de Egyptenaren het water niet konden drinken en er was bloed in gansch Egypteland.” (Exodus 7:19-21 Obbink)

 “2 Beveel nu het volk, dat iedere man en iedere vrouw van hun naaste zilveren en gouden sieraden vragen. 3 En de HEER gaf het volk genade in de oogen der Egyptenaren; en ook voor Mozes hadden Farao’s hovelingen en het volk zeer veel ontzag. 4  En Mozes zeide: Zoo spreekt de HEER: omtrent middernacht zal ik uitgaan door Egypte;” (Exodus 11:2-4 Obbink)

 “En de HEER zeide tot Mozes: Hoelang zal dit volk mij verwerpen, en mij niet vertrouwen, ondanks al de teekenen, die ik in hun midden heb gedaan?” (Numeri 14:11 Obbink)

 “Ik stond te dier tijde tusschen den HEER en u, om u des HEEREN woord te kennen te geven, omdat gij vreesdet voor het vuur, en den berg niet kondet bestijgen. Toen zeide hij:” (Deuteronomium 5:5 Obbink)

 “10 En gij hebt teekenen en wonderen gedaan aan Farao en aan al zijn dienaren en aan al het volk van zijn land, want gij wist dat zij hooghartig tegen hen handelden; zoo hebt gij u een naam gemaakt, gelijk het heden is. 11 En gij hebt de zee voor hen gekliefd, zoodat zij op een drogen weg gingen midden door de zee; en hun vervolgers hebt gij in de diepte geworpen, als een steen in geweldige wateren.” (Nehemia 9:10-11 Obbink)

 “hebt gij hen in uw groote barmhartigheid nochtans in de woestijn niet verlaten; de wolkkolom die hen des daags leidde, en de vuurkolom die hun des nachts lichtte, week niet van hen op den weg dien zij gingen.” (Nehemia 9:19 Obbink)

 “de zuilen des hemels wankelden, zij sidderden voor zijn dreigende stem,” (Job 26:11 Obbink)

 “3 De stem des HEEREN dreunt over de wateren, de God der eere dondert, de HEER dondert over wijde wateren…. 4 machtig is de stem des HEEREN, geweldig is de stem des HEEREN!” (Psalmen 29:3-4 Obbink)

 “Ten aanschouwen hunner vaderen deed hij wonderen, in het land van Egypte, in de velden van Soan:” (Psalmen 78:12 Obbink)

 “dat hij in Egypte zijne teekenen verrichtte, zijn wonderen in de velden van Soan:” (Psalmen 78:43 Obbink)

 “48 hij gaf hun vee over aan de pest, hunne kudden aan den koortsgloed; 49 hij liet zijn brandenden toorn tegen hen los—verbolgenheid, gramschap en benauwdheid, eene schare van verderfengelen; 50 hij liet zijn toorn vrijen loop, beschermde hen niet tegen den dood maar gaf hen over aan de pest; 51 hij sloeg alle eerstgeborenen in Egypte, de eerstelingen hunner kracht in de tenten van Cham. 52 Zijn volk liet hij optrekken als schapen, leidde hen in de woestijn als een kudde; 53 hij voerde hen veilig, zoodat zij niets te vreezen hadden, daar de zee hunne vijanden bedekte;” (Psalmen 78:48-53 Obbink)

 “hij deed onder hen zijne teekenen, zijne wonderdaden in het land van Cham.” (Psalmen 105:27 Obbink)

 “wonderen in het land van Cham, geduchte daden bij de Schelfzee.” (Psalmen 106:22 Obbink)

 “6 Tenzelfden dage zwoer ik hun, dat ik hen uit Egypteland zou uitvoeren naar een land dat ik hun gegeven had, overvloeiende van melk en honig, een sieraad onder alle landen. 7 En ik zeide tot hen: Een iegelijk werpe de gruwelen waaraan hij hangt, weg; verontreinigt u niet met de afgoden van Egypte: ik ben de HEER uw God. 8 Maar zij waren weerspannig tegen mij en wilden niet naar mij hooren; de gruwelen waaraan zij hingen, wierpen zij niet weg, de afgoden van Egypte lieten zij niet los. Toen wilde ik mijne gramschap over hen uitgieten en mijn toorn aan hen laten uitwoeden in het midden van Egypteland. 9 Maar ik handelde om mijns naams wil, opdat deze niet ontwijd werd in de oogen der volkeren, in wier midden zij woonden, ten wier aanschouwen ik mij had bekend gemaakt, door hen uit Egypteland uit te voeren.” (Ezechiël 20:6-9 Obbink)

*



Vervolg: God die Zijn stem laat horen en Zijn wonderwerken laat zien
Engelse versie / English version: Elohim, Mar-Yah showing His wonders + See God's wonderworks and hear His Voice

Thursday, 9 July 2015

Woorden gesproken door de Eeuwige tot de mensheid

English: The Bible
English: The Bible (Photo credit: Wikipedia)


 “Deze woorden sprak de Eeuwige tot uwe gehele vergadering op den berg van uit het midden van het vuur, de wolk en den nevel met geweldige stem, zoals er niet meer is geweest; en Hij schreef ze op twee steenen tafelen en gaf ze mij.” (Deuteronomium 5:22 Onderwijzer_Pentateuch)

 “8 En op de steenen goed duidelijk schrijven al de woorden van deze leer. 9 Toen spraken Mozes en de priesters, de Levieten, tot geheel Israël als volgt: luister en hoor, Israël, dezen dag zijt gij den Eeuwige, uwen God, tot volk geworden. 10 En gij zult hooren naar de stem van den Eeuwige, uwen God, en gij zult nakomen Zijne geboden en Zijne instellingen, die ik u heden gebied.” (Deuteronomium 27:8-10 Onderwijzer_Pentateuch)

  “En genade bewijst tot aan duizenden geslachten bij hen, die Mij beminnen en bij hen, die Mijne geboden in acht nemen.” (Exodus 20:6 Onderwijzer_Pentateuch)

 “Daarop zeide de Eeuwige tot Mozes: stijg op tot Mij op den berg en wees daar, opdat Ik u geve de steenen tafelen met de leer en de geboden, die Ik heb opgeschreven om hen te onderrichten.” (Exodus 24:12 Onderwijzer_Pentateuch)


 “Hij zeide tot mij: {Prof. Dr. H. Th. Obbink plaatst hier het tweede deel van #Zac 4:10.} {Beloften aan Zerubbabel en Jozua} Dit is het woord des HEEREN over Zerubbabel: Niet door kracht of door geweld, maar door mijn geest! zegt de HEERE der heirscharen.” (Zacharia 4:6 Obbink)

 “en hun hart maakten zij hard als steen, zoodat zij het gebod en de vermaning niet hoorden, welke de HEERE der heirscharen hun zond door zijn geest en door de vroegere profeten. En zoo kwam een zware toorn van den HEERE der heirscharen [over hen].” (Zacharia 7:12 Obbink)

+ (Hosea 12:13)

 “dit is mijn troost in mijne verdrukking, dat uw woord mij doet leven.” (Psalmen 119:50 Obbink)

 + (Spreuken 6:23)

 “en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die mij liefhebben en mijne geboden onderhouden.” (Exodus 20:6 Obbink)

 “Daarna zeide de HEER tot Mozes: Klim tot mij op den berg en vertoef aldaar, opdat ik u de steenen tafelen geve, en de wet en de geboden die ik geschreven heb om het volk te onderwijzen.” (Exodus 24:12 Obbink)

 “en houd u aan al wat de HEER uw God u gebiedt: wandel op zijne wegen en houd zijne inzettingen, geboden, verordeningen en bevelen, gelijk geschreven is in de wet van Mozes, opdat gij voorspoedig zijt in al wat gij doet en overal waarheen gij u wendt;” (1 Koningen 2:3 Obbink)

 “en opdat ulieder hart onverdeeld zij met den HEER onzen God, en gij naar zijne inzettingen wandelt, en zijne geboden bewaart, gelijk te dezen dage.” (1 Koningen 8:61 Obbink)

 “want de HEER tuchtigt dengene dien hij liefheeft, gelijk een vader den zoon dien hij bemint.” (Spreuken 3:12 Obbink)

“23  Dit nu, dat het hem aldus is toegerekend, is niet ten zijne aanzien alleen geschreven; 24 Maar ook ten onze aanzien, aan wie het ([eveneens]) zal toegerekend worden, dat wij geloven in Hem, Die Jezus, onze Heere, uit de doden heeft opgewekt;” (Romeinen 4:23-24 Palm)

 “Alles toch, wat te voren geschreven is, is tot onze lering te voren geschreven, opdat wij door lijdzaamheid en door de vertroosting van de Schriften, hoop zouden hebben.” (Romeinen 15:4 Palm)

 “16 Alle Schrift is van God ingegeven, en nuttig tot onderwijzing, tot overtuiging, tot verbetering, tot onderrichting, in al wat de rechtvaardigheid betreft; 17 Opdat de aan Gods gewijde mens volkomen zij, tot alle goed werkzaamheid vol komen toegerust.” (2 Timotheüs 3:16-17 Palm)

 “19  Ook hebben wij, tot meerder bevestiging, het profetische Woord, waarop gij, zo gij wel doen wilt, steeds acht moet geven, als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag zou aanlichten, en de Morgenster opgaan in uw harten: 20 Dit allereerst voor zeker houdende, dat geen profetie van de Schrift van eigen uitvinding is; 21 Want niet door de wil eens mensen is ooit een profetie uitgebracht; maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken.” (2 Petrus 1:19-21 Palm)

 “Welke de hemel moet ontvangen, tot op de tijden van de wederoprichting van alle dingen, waarvan God gesproken heeft door de mond van Zijn heilige Profeten, van ouds af.” (Handelingen 3:21 Palm)

  “David toch heeft zelf, door de Heiligen Geest, gezegd: De Heer heeft gezegd tot mijn Heer: Zit aan Mijn rechterhand, opdat Ik Uw vijanden zet tot een voetbank Uwer voeten.” (Markus 12:36 Palm)

 “Mannen broeders! de Schrift moest vervuld worden, welke de Heilige Geest voorzegd heeft door de mond van David, aangaande Judas, die de aangaande Judas, die de aanvoerder geweest is van degenen, die Jezus hebben gevangen genomen.” (Handelingen 1:16 Palm)

 “Doch hetgeen God te voren heeft doen verkondigen, door de mond van al zijne Profeten, dat de Christus lijden zoude, heeft Hij aldus vervuld.” (Handelingen 3:18 Palm)


 “Of zegt Hij dit voornamelijk om onzentwil? Ja om onzentwil is dit geschreven, dat hij, die ploegt, op hoop mag ploegen, en die op hoop dorst, zijn hoop moet deelachtig worden.” (1 Corinthiërs 9:10 Palm)

 “Alle deze dingen nu zijn hun als voorbeelden overgekomen, en zijn beschreven ter waarschuwing voor ons, die tot de voleinding van de eeuwen genaderd zijn.” (1 Corinthiërs 10:11 Palm)

 “ten aanzien der leer, vasthoudende aan het getrouwe woord, opdat hij in staat zij, zo om de gezonde leer te onderwijzen, als om tegensprekenden te overtuigen.” (Titus 1:9 Palm)

 “voor hoereerders, voor hen, die verfoeielijke ontucht bedrijven; voor mensen-rovers, voor leugenaars, voor meinedigen; en wat al meer strijdig is tegen de gezonde leer,” (1 Timotheüs 1:10 Palm)

 “Indien iemand een andere leer volgt, en afwijkt van de gezonde woorden van onze Heer Jezus Christus, en van de leer, die naar de godzaligheid is,” (1 Timotheüs 6:3 Palm)

 “Behoud het voorschrift van de gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, met het geloof en liefde, die in Christus Jezus is.” (2 Timotheüs 1:13 Palm)

 “Dit getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof;” (Titus 1:13 Palm)

 “En gij hebt de vermaning vergeten, die tot u, als tot zonen gericht is: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en wordt niet moedeloos, als gij van Hem bestraft wordt;” (Hebreeën 12:5 Palm)

 “En Zijn discipelen werden indachtig, dat er geschreven is: De ijver van Uw huis heeft mij verteerd.” (Johannes 2:17 Palm)

 “De Geest is het, Die levendig maakt; het vlees is tot niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en leven.” (Johannes 6:63 Palm)

 “23 Jezus antwoordde, en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord onderhouden; en Mijn Vader zal hem liefhebben; en Wij zullen tot hem komen, en woning bij hem maken. 24 Die Mij niet liefheeft, onderhoudt Mijn woorden niet; en het woord dat gij hoort, is het Mijne niet, maar van de Vader, Die Mij gezonden heeft. 25  Deze dingen sprak Ik tot u, toen Ik onder u verbleef. 26 Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en u alles indachtig maken, wat Ik u gezegd heb. 27 Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u! Uw hart worde niet ontroerd en weest niet kleinmoedig. 28  Gij hebt gehoord, dat Ik tot u gezegd heb: Ik ga heen, en kom weer tot u: Indien gij Mij liefhad, zo zou gij u verblijden, omdat Ik gezegd heb: Ik ga heen tot de Vader; want Mijn Vader is meer dan Ik. 29 En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschied is, opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij geloven moogt. 30 Ik zal niet meer veel met u spreken; want de Overste van deze wereld komt, en heeft niets aan Mij. 31 Maar opdat de wereld wete, dat Ik de Vader liefheb, en gelijk de Vader Mij geboden heeft, alzo doe; staat op, laat ons van hier gaan!” (Johannes 14:23-31 Palm)

 “Jezus antwoordde hun, en zeide: Mijn leer is Mijne niet, maar van Degene, Die Mij gezonden heeft.” (Johannes 7:16 Palm)

 “Want Ik heb niet van Mijzelf gesproken; maar de Vader, Die Mij gezonden heeft, heeft Mij geboden, wat Ik zeggen en wat Ik spreken zal.” (Johannes 12:49 Palm)

 “10 Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben, en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik spreek, spreek Ik niet van Mijzelf; en de Vader, Die in Mij blijft, doet de werken. 11 Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben, en de Vader in Mij is; en indien niet, gelooft Mij om de werken zelf. 12  Voorwaar, voorwaar Ik zeg ulieden: Die in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal ook hij verrichten, ja grotere dan deze zal hij doen, want Ik ga heen tot Mijn Vader! 13 En zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen; opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. 14 Zo gij iets begeren zult in Mijn Naam, Ik zal het doen. 15  Zo gij Mij liefhebt, onderhoudt Mijn geboden. 16 Zo zal Ik Mijn Vader bidden, dat Hij u een andere Trooster geve, om bij u te blijven tot in eeuwigheid; 17 De Geest der waarheid, Die de wereld niet ontvangen kan, omdat zij hem niet ziet, noch kent. Maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u, en zal in u zijn. 18  Ik zal u geen wezen laten; Ik zal tot u komen!” (Johannes 14:10-18 Palm)

 “En onder elkander oneens zijnde, scheidden zij; terwijl Paulus nog dit één woord tot hen zeide: Terecht heeft de Heilige Geest, door Jesaja, de Profeet, tot onze vaders gesproken,” (Handelingen 28:25 Palm)

 “10  Voorts, mijn broeders! wordt krachtig in de Heere, en in de sterkte van Zijn macht. 11 Doet aan wapenrusting van God, opdat gij bestand kunt zijn tegen de listige aanslagen van de duivel. 12 Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de Overheden, tegen de Machten, tegen de Wereld-beheerschers van deze duistere eeuw, tegen de booze geesten in de lucht-gewesten. 13 Doet derhalve aan de wapenrusting van God, om tegenstand te kunnen bieden in de boze dag, en na alles volbracht te hebben, staande blijven. 14 Zo staat dan pal, uw lendenen omgord hebbende met de waarheid, en trekt aan het borstharnas van de gerechtigheid; 15 En schoeit uw voeten met de bereidwilligheid van het Evangelie van de vrede; 16 Boven alles, grijpt aan het schild van het geloof, waarmeê gij alle de vurige pijlen van de boze kunt uitblussen; 17 En voegt er bij de helm van de zaligheid, en het zwaard van de Geest, hetwelk Gods Woord is.” (Efeziërs 6:10-17 Palm)

 “Maar wij, voor wie het steeds dag is, laat ons nuchteren zijn, aangetogen hebbende het borstharnas van geloof en liefde, en tot een helm, de hoop der zaligheid.” (1 Thessalonicen 5:8 Palm)

 “De Geest is het, Die levendig maakt; het vlees is tot niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en leven.” (Johannes 6:63 Palm)

 “Want het Woord van God is levend en krachtig, en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, ja doordringend tot de scheiding van ziel, en geest, van gewrichten en merg; en vonnis vellende over de begeerten en overleggingen des harten.” (Hebreeën 4:12 Palm)

 “Aldus hebt gij Gods gebod krachteloos gemaakt door uw overlevering.” (Mattheüs 15:6 Palm)

 “Het woord van God krachteloos makende door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt: En vele dergelijke dingen doet gij.” (Markus 7:13 Palm)

 “Daar Gij zijt wedergeboren, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levend en eeuwig blijvende Woord van God.” (1 Petrus 1:23 Palm)

 “De Apostelen nu, en de broeders, die in Judéa waren, hoorden, dat ook de heidenen het Woord van God ontvangen hadden.” (Handelingen 11:1 Palm)

 “Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat gij het Woord der prediking van God, toen gij het van ons ontving, hebt aangenomen, niet als het woord van mensen, maar, gelijk het waarlijk is als het Woord van God, welke werkt in u, die gelooft.” (1 Thessalonicen 2:13 Palm)

 “Want dit zeggen wij u, als des Heeren Eigen Woord, dat wij, die levendig zullen overgebleven zijn bij de toekomst des Heeren, geen voorrecht zullen genieten boven hen, die ontslapen zijn.” (1 Thessalonicen 4:15 Palm)

 “Naar Zijn gunstrijk welbehagen heeft Hij ons herboren door het Woord van waarheid, om, als het ware, de eerstelingen van Zijn schepselen te zijn.” (Jakobus 1:18 Palm)



*

Written down in God's Name for righteousness
Nicht geschrieben allein um seinetwillen aber zur Lehre geschrieben
Das wort Gottes Helm des heils und Schwert des geistes


++
Vind ook:
  1. Bent u op zoek naar antwoorden en Bent u op zoek naar God
  2. Ongelovige Thomassen, Jezus en zijn God
  3. Woord zonder boeien vol van kracht
  4. Want het is geen leeg woord
  5. Bijbel, Gods Woord tot opvoeding (NBG51)
  6. Schepping en wet die vertellen over Gods eer 
  7. El Shaddai Die verscheen voor Abraham
  8. Heilige Schrift Woord van God
  9. Woord van God 
  10. Mondelinge of schriftelijke overlevering en aantal auteurs 
  11. Boek der boeken de Bijbel
  12. De Bijbel of Heilige Schrift
  13. Wat te vinden in de Bijbel
  14. Kennis en wijsheid door een Oud Boek
  15. Fundament in de Schrift
  16. Rond de Bijbel
  17. De Bijbel als instructieboek
  18. De Bijbel onze Gids
  19. De Bijbel als Gids
  20. Belangrijkheid van de Heilige Schrift
  21. Reden voor het lezen van de Heilige Schrift
  22. Het belang van het lezen van de Schrift
  23. Nut van het lezen van de Bijbel
  24. Verandering door de Bijbel
  25. Het oog gericht houden
  26. Woorden in de Bijbel Vinden en Begrijpen
  27. Bijbel op de eerste plaats #1/3
  28. Missionaire hermeneutiek 1/5
  29. Missionaire hermeneutiek 5/5
  30. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #3 Stem van God #4 Stem in het Schrift
  31. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #3 Stem van God #5 Meditatie en transformatie
  32. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #3 Stem van God #6 Woorden tot voedsel en communicatie
  33. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #4 Vergankelijkheid #1 Welvaart
  34. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #4 Vergankelijkheid #2 Zuiverheid
  35. Vertrouwen, Geloof, Roepen en Toeschrijving aan Jehovah #4 Vergankelijkheid #3 Behaging in Volhouding
 ++ 
  1. Das wort Gottes Helm des heils und Schwert des geistes
  2. Bibel, Helm des Heils und das Schwert des Geistes 
  3. Bibel, Schwert des Geistes, in die Einheit des Glaubens und der Erkenntnis des Sohnes Gottes
  4. Bibel Gott redet Worte zu unserer Belehrung geschrieben
  5. El Shaddai Jehova der Abraham erschienen
+
Hele Skrif deur God geïnspireer om in die waarheid te onderrig en dwaling te bestry

 +

  1. A voice and a Word given for wisdom
  2. Necessary to be known all over the earth
  3. A way to look for Christ, the Bible, Word of God
  4. Bible, sword of the Spirit to come into the unity of the faith and of the knowledge of the Son of God, unto a perfect man
  5. No man see the Almighty God and live
  6. El-Shaddai God Almighty Who no-one may see and live
  7. El Shaddai Who appeared unto Abraham
  8. The Almighty Lord God of gods King above all gods
  9. No man see the Almighty God and live
  10. Glory of only One God Who gives His Word
  11. God-breathed prophetic words written torah and the mitzvot to teach us
  12. Written down in God's Name
 +
  1. La gloire du Dieu Fort qui prononça toutes ces paroles
  2. El Shaddai ’Eternel et Dieu puissant Qui apparut à Abraham
 +++
 

Wednesday, 8 July 2015

Schepping en wet die vertellen over Gods eer




“{Schepping en wet vertellen Gods eer} Een psalm van David, voor de koorleider. (19:2) De hemel vertelt Gods eer, het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen.” (Psalmen 19:1 HSV)

 “1  {De wet van de Tien Geboden} Toen sprak God al deze woorden: 2 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft. 3 U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.” (Exodus 20:1-3 HSV)

 “Zo zegt de Heere HEERE: Dat zal niet bestaan en dat zal niet gebeuren!” (Jesaja 7:7 HSV)

 “Toen stak de HEERE Zijn hand uit en raakte mijn mond aan. En de HEERE zei tegen mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond.” (Jeremia 1:9 HSV)

 “Gelooft u niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar de Vader, Die in Mij blijft, Die doet de werken.” (Johannes 14:10 HSV)

 “En neem de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord,” (Efeziërs 6:17 HSV)

 “Hij zei verder: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes bedekte zijn gezicht, want hij was bevreesd God aan te kijken.” (Exodus 3:6 HSV)

 “Maar wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven.” (1 Johannes 5:20 HSV)

 “U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen.” (Openbaring 4:11 HSV)

 “2 {Bevelen van de HEERE aan Mozes} (6:1) Toen sprak God tot Mozes en zei tegen hem: Ik ben de HEERE. 3 (6:2) Ik ben aan Abraham, Izak en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest.” (Exodus 6:2-3 HSV)

 “13 Maar jij zegt: Wat weet God ervan? Zou Hij door de donkere wolken heen oordelen? 14 De wolken zijn voor Hem een schuilplaats, zodat Hij niet ziet; en Hij wandelt over de omtrek van de hemel.” (Job 22:13-14 HSV)

 “5 De Levieten Jesua, Kadmiël, Bani, Hasabneja, Serebja, Hodia, Sebanja en Petahja zeiden: Sta op, loof de HEERE, uw God, van eeuwigheid tot eeuwigheid, en laat men Uw heerlijke Naam {Uw heerlijke Naam-Letterlijk: de naam van Uw heerlijkheid.} loven, die boven alle lof en prijs verheven is. 6 U bent het, HEERE, U alleen. U hebt de hemel gemaakt, de allerhoogste hemel {de allerhoogste hemel-Letterlijk: de hemel der hemelen.} en heel het leger erin, de aarde en al wat daarop is, de zeeën en al wat daarin is, en U doet dat alles leven, en de menigte aan de hemel buigt zich voor U neer. 7 U bent de HEERE, de God Die Abram hebt uitgekozen en hem hebt uitgeleid uit Ur van de Chaldeeën, en U hebt zijn naam veranderd in Abraham.” (Nehemia 9:5-7 HSV)

 “7  Luister, Mijn volk, en Ik zal spreken, Israël, Ik zal onder u getuigen: Ik, God, ben uw God. 8 Niet om uw offers zal Ik u straffen, want uw brandoffers houd Ik voortdurend voor ogen. 9 Toch hoef Ik uit uw huis geen jonge stier te nemen  of bokken uit uw kooien, 10 want al de wilde dieren in het woud zijn van Mij, de dieren op duizend bergen. 11 Ik ken alle vogels van de bergen, het wild van het veld is bij Mij. 12 Als Ik honger had, Ik zou het u niet zeggen; want van Mij is de wereld en al wat zij bevat. 13 Zou Ik stierenvlees eten of bokkenbloed drinken? 14 Offer dank aan God en kom aan de Allerhoogste uw geloften na. 15 Roep Mij aan in de dag van benauwdheid; Ik zal u eruit helpen en u zult Mij eren. 16  Maar tot de goddeloze zegt God: Hoe durft u over Mijn verordeningen te vertellen en Mijn verbond in uw mond te nemen? 17 Want ú haat de vermaning en werpt Mijn woorden achter u weg.” (Psalmen 50:7-17 HSV)

 “11 En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, weer anderen als evangelisten en nog weer anderen als herders en leraars, 12 om de heiligen toe te rusten tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, 13 totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus, 14 opdat wij geen jonge kinderen meer zouden zijn, heen en weer geslingerd door de golven en meegesleurd door elke wind van leer, door het bedrog van de mensen om op listige wijze tot dwaling te verleiden, {om … te verleiden-Letterlijk: tot de listige verleiding van de dwaling.}” (Efeziërs 4:11-14 HSV)

 “{Karakter en doel van de prediking} En ik, broeders, toen ik bij u kwam, ben niet gekomen om u met voortreffelijkheid van woorden of van wijsheid het getuigenis van God te verkondigen,” (1 Corinthiërs 2:1 HSV)

 “9 Maar het is zoals geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben. 10 Aan ons echter heeft God het geopenbaard door Zijn Geest. De Geest immers onderzoekt alle dingen, zelfs de diepten van God.” (1 Corinthiërs 2:9-10 HSV)

 “14 Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden. 15 De geestelijke mens beoordeelt wel alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld. 16 Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend, dat hij Hem zal onderrichten? Maar wij hebben de gedachten van Christus.” (1 Corinthiërs 2:14-16 HSV)

 “Wie heeft de Geest van de HEERE gepeild en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen?” (Jesaja 40:13 HSV)

 “5 dat in andere tijden niet bekendgemaakt is aan de mensenkinderen, zoals het nu geopenbaard is aan Zijn heilige apostelen en profeten door de Geest, 6 namelijk dat de heidenen mede-erfgenamen zijn en tot hetzelfde lichaam behoren en mededeelgenoten zijn van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie,” (Efeziërs 3:5-6 HSV)

 “opdat hun harten bemoedigd mogen worden, samengevoegd in de liefde, en zij tot heel de rijkdom van de volle zekerheid van het inzicht mogen komen, om het geheimenis te leren kennen van God, en van de Vader en van Christus,” (Colossenzen 2:2 HSV)

 “Spreek niet ten aanhoren van een dwaas, want hij zal het verstand in uw woorden verachten.” (Spreuken 23:9 HSV)

 “1  En dit zijn de laatste woorden van David. David, de zoon van Isaï, spreekt; de man die hoog is opgericht, spreekt, de gezalfde door de God van Jakob, en lieflijk in psalmen van Israël. 2 De Geest van de HEERE heeft door mij gesproken, en Zijn woord is op mijn tong.” (2 Samuël 23:1-2 HSV)

 “Mannenbroeders, dit Schriftwoord moest vervuld worden dat de Heilige Geest bij monde van David van tevoren gesproken heeft over Judas, die gids geweest is voor hen die Jezus gevangennamen;” (Handelingen 1:16 HSV)

 “En zij waren het niet met elkaar eens en zij gingen uiteen nadat Paulus dit ene woord gezegd had: Terecht heeft de Heilige Geest door Jesaja, de profeet, tegen onze vaderen gezegd:” (Handelingen 28:25 HSV)

 “Zij onderzochten op welke en wat voor tijd de Geest van Christus, Die in hen was, doelde, toen Hij tevoren getuigde van het lijden dat op Christus komen zou, en ook van de heerlijkheid daarna.” (1 Petrus 1:11 HSV)

 “20 Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; 21 want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken.” (2 Petrus 1:20-21 HSV)

 “Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.” (Johannes 14:26 HSV)

 “16 Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, 17 opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.” (2 Timotheüs 3:16-17 HSV)

 “Daarom danken ook wij God zonder ophouden dat u, toen u van ons het gepredikte Woord van God hebt ontvangen, het ook aangenomen hebt, niet als een mensenwoord, maar (zoals het werkelijk is) als Gods Woord, dat ook werkzaam is in u die gelooft.” (1 Thessalonicen 2:13 HSV)

 “Want alles wat eertijds geschreven is, is tot onze onderwijzing eerder geschreven, opdat wij in de weg van volharding en vertroosting door de Schriften de hoop zouden behouden.” (Romeinen 15:4 HSV)

 “Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen gekomen is.” (1 Corinthiërs 10:11 HSV)

 “49  Denk aan het woord gesproken tot Uw dienaar, waarop U mij deed hopen. 50  Dit is mij tot troost in mijn ellende: dat Uw belofte mij levend heeft gemaakt.” (Psalmen 119:49-50 HSV)

 “7 Het beginsel van wijsheid is: verwerf wijsheid, en bij alles wat je verwerft: verwerf inzicht! 8 Houd haar hoog en zij zal je verheffen. Zij zal jou vereren, als je haar omhelst. 9 Zij zal je hoofd een bevallige krans geven, jou een sierlijke kroon schenken.” (Spreuken 4:7-9 HSV)

 “Een verstandig hart zoekt kennis, maar de mond van dwazen voedt zich met dwaasheid.” (Spreuken 15:14 HSV)

 “Bij wie in de goede aarde gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort en begrijpt, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de één honderd-, de ander zestig-, en de ander dertig voudig.” (Mattheüs 13:23 HSV)

 “Maar voor de volwassenen is er het vaste voedsel, voor hen die hun zintuigen door het gebruik ervan geoefend hebben om te kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad.” (Hebreeën 5:14 HSV)

 “Aan deze vier jongemannen nu gaf God kennis en verstand van allerlei geschriften, en wijsheid, en Daniël gaf Hij inzicht in allerlei visioenen en dromen.” (Daniël 1:17 HSV)

 “Er is geen wijsheid, er is geen inzicht, en er is geen raad tegen de HEERE.” (Spreuken 21:30 HSV)

 “Luister naar raad en neem vermaning aan, opdat u uiteindelijk wijs wordt.” (Spreuken 19:20 HSV)

 “7 Denk na over wat ik zeg, maar laat de Heere u inzicht geven in alle dingen. 8  Houd in gedachten dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, uit het nageslacht van David, overeenkomstig mijn Evangelie. 9 Daarvoor lijd ik verdrukkingen en draag zelfs boeien als een misdadiger. Maar het Woord van God is niet gebonden. 10 Daarom verdraag ik alles ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid in Christus Jezus zouden verkrijgen, met eeuwige heerlijkheid.” (2 Timotheüs 2:7-10 HSV)

 “zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt.” (Johannes 17:2 HSV)

 “Maar wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven.” (1 Johannes 5:20 HSV)

 “2 voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn, opdat wij een rustig en stil leven zullen leiden, in alle godsvrucht en waardigheid. 3 Want dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze Zaligmaker, 4 Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.” (1 Timotheüs 2:2-4 HSV)



*


English version: Glory of only One God Who gives His Word
++

Vindt ook om te lezen 

Echte boodschap van redding niet ver te zoeken
Bijbel, Gods Woord tot opvoeding (NBG51)
Schriftwoord door God geïnspireerd bruikbaar voor onderricht en toerusting
Hele Skrif deur God geïnspireer om in die waarheid te onderrig en dwaling te bestry

 

Find also to read: 

God-breathed prophetic words written torah and the mitzvot to teach us

+++

Monday, 25 March 2013

De zoon van David en de eerste dag van het Feest van de ongezuurde broden


Nederlands: De intocht van Jezus in Jeruzalem,...
Nederlands: De intocht van Jezus in Jeruzalem, Russische icoon] (Photo credit: Wikipedia)

“13  Toen Jezus in de omgeving van Caesarea Filippi gekomen was, vroeg Hij zijn discipelen en zeide: Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is? 14 En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of een der profeten. 15 Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? 16 Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! 17 Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is. 18 En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.  19 Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen. 20 Toen verbood Hij met nadruk zijn discipelen aan iemand te zeggen: Hij is de Christus. 21  Van toen aan begon Jezus Christus zijn discipelen te tonen, dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden van de zijde der oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en ten derden dage opgewekt worden.” (Mattheüs 16:13-21 NBG51)

 “17  Toen Jezus zou opgaan naar Jeruzalem, nam Hij de twaalven terzijde, en onderweg sprak Hij tot hen:  18 Zie, wij gaan op naar Jeruzalem en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en schriftgeleerden en zij zullen Hem ter dood veroordelen. 19 En zij zullen Hem overleveren aan de heidenen om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen, en ten derden dage zal Hij opgewekt worden.” (Mattheüs 20:17-19 NBG51)

 “1  En toen zij Jeruzalem naderden en te Betfage kwamen, aan de Olijfberg, toen zond Jezus twee discipelen uit, tot wie Hij zeide: {} 2 Gaat naar het dorp, dat tegenover u ligt, en terstond zult gij een ezelin vastgebonden vinden, en een veulen bij haar. Maakt haar los en brengt haar tot Mij. 3 En indien iemand u iets erover mocht zeggen, zegt dan: de Here heeft ze nodig. Hij zal ze terstond [terug] zenden. 4 Dit is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen gesproken is door de profeet, toen hij zeide:  5 Zegt der dochter Sions: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en rijdend op een ezel, en op een veulen, het jong van een lastdier. 6 Nadat de discipelen heengegaan waren en gedaan hadden, zoals Jezus hun had opgedragen, 7 brachten zij de ezelin en het veulen en zij legden hun klederen erop, en Hij ging daarop zitten. 8 En het merendeel der schare spreidde hun klederen op de weg, anderen sloegen takken van de bomen en spreidden die op de weg. 9 En de scharen, die voor Hem uit gingen en die volgden, riepen, zeggende: Hosanna de Zoon van David, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren; Hosanna in de hoogste hemelen! 10 En toen Hij Jeruzalem binnenging, kwam de gehele stad in rep en roer en zeide: Wie is dit? {} 11 En de scharen zeiden: Dit is de profeet, Jezus, van Nazaret in Galilea.” (Mattheüs 21:1-11 NBG51)

 “1  En het geschiedde, toen Jezus al deze woorden geeindigd had, dat Hij tot zijn discipelen zeide: 2 Gij weet, dat het over twee dagen Paasfeest is, en alsdan wordt de Zoon des mensen overgeleverd om gekruisigd te worden. 3 Toen kwamen de overpriesters en de oudsten des volks bijeen in het paleis van de hogepriester, genaamd Kajafas, 4 en zij beraamden een plan om Jezus door list in handen te krijgen en te doden. 5 Maar zij zeiden: Niet op het feest, opdat er geen opschudding ontsta onder het volk.” (Mattheüs 26:1-5 NBG51)

 “17  Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken voor U om het Pascha te eten? 18 Hij zeide: Gaat naar de stad tot die-en-die en zegt tot hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij; bij u houd Ik met mijn discipelen het Pascha. 19 En de discipelen deden, zoals Jezus hun had opgedragen, en zij maakten het Pascha gereed. 20 Toen het avond geworden was, lag Hij aan met de twaalf discipelen. 21 En terwijl zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij verraden zal. 22 En zeer bedroefd, begonnen zij, een voor een, tot Hem te zeggen: Ik ben het toch niet, Here? 23 Hij antwoordde hun en zeide: Die zijn hand met Mij in de schotel heeft gedoopt, die zal Mij verraden. 24 De Zoon des mensen gaat wel heen gelijk van Hem geschreven staat, doch wee die mens, door wie de Zoon des mensen verraden wordt. (26-25a) Het ware voor die mens goed geweest, als hij niet geboren was. 25 (26-25b) Judas, zijn verrader, antwoordde en zeide: Ik ben het toch niet, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. 26  En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. 27 En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit. 28 Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. 29 Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders. 30 En na de lofzang gezongen te hebben vertrokken zij naar de Olijfberg. 31  Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. 32 Doch nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea. 33 Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit!  34 Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, in deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. 35 Petrus zeide tot Hem: Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen. Zo spraken ook al de discipelen. 36  Toen ging Jezus met hen naar een plaats, genaamd Getsemane, en Hij zeide tot de discipelen: Zet u hier neder, terwijl Ik heenga om daar te bidden.” (Mattheüs 26:17-36 NBG51)

 “20 Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet het eten van de maaltijd des Heren; 21 want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. 22 Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken? Of minacht gij [zozeer] de gemeente Gods, dat gij de behoeftigen beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal ik u prijzen? Op dit punt prijs ik niet. 23  Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, 24 de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. 25 Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. 26 Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. 27 Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. 28 Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. 29 Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.  30 Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen. 31 Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen. 32 Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden. 33 Daarom, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, wacht op elkander. 34 Heeft iemand honger, laat hij thuis eten, opdat gij niet tot uw oordeel bijeenkomt. Het overige zal ik regelen, wanneer ik kom. ” (1 Corinthiërs 11:20-34 NBG51)

*


+

Vindt ook:

  1. 1 -15 Nisan 
  2. 14 Nisan, de avond om Christus Zijn predikingswerk te herinneren
  3. 14 Nisan een dag om te herinneren #1 Oorsprong
  4. 14 Nisan een dag om te herinneren #2 In Jezus tijd
  5. 14 Nisan een dag om te herinneren #3 Voor het Overgangsfeest
  6. 14 Nisan een dag om te herinneren #4 Een Gedood Lam
  7. 14 Nisan een dag om te herinneren #5 De te vieren dag 
  8. Voorbereidingstijd tot een herinneringsmoment 
  9. Jezus Laatste Avondmaal 
  10. Jezus aanbod op het laatste avondmaal 
  11. Teken van het Verbond 
  12. Jezus moest sterven 
  13. Een Messias om te Sterven 
  14. Een Feestmaal en doodsherinnering 
  15. Een Groots Geschenk om te herinneren 
+++