Voor de Parsja Dewariem 5776 vroeg het NIK zich af of de Bijbel voor de mens van vandaag, die leeft in een wereld van revoluties, automatisering en atoombewapening nog betekenis kan hebben.
In het verre verleden hielden heel wat mensen vast aan de bijbel die zelfs een invloed had op het taal gebruik. Heel wat zegswijzen kwamen uit de Heilige Schrift.
De Bijbel is steeds een belangrijke bron van inspiratie geweest voor het religieuze denken en heeft een diepgaande invloed gehad op de culturele
ontwikkeling in Europa, Amerika en het Nabije Oosten. Niettemin lijkt de
Bijbel voor velen niet veel meer te zijn dan een achtenswaardige stem
uit het verleden.
Twee honderd jaar geleden mag het dan een veel ter hand genomen boek geweest zijn, nu nemen nog maar weinig mensen de tijd om er in te lezen. Niet veel mensen zijn er nog in geïnteresseerd en hebben geen behoefte meer om nog een persoonlijke relatie aan te gaan met een onzichtbaar Wezen dat voor velen zo onbegrijpbaar lijkt te zijn.
Maar die onbegrijpbaarheid komt echter doordat de meeste mensen zich laten leiden door menselijke doctrines, waarbij zij volstrekt willen vasthouden aan de drie-eenheid.Dit maakt veel van de teksten zo gecompliceerd en wat tegenstrijdig. Indien de mensen die Drie-eenheidsgedachte maar eens durfden opzij te schuiven zouden zij veel vlugger tot een beter inzicht komen en makkelijker al die oude teksten begrijpen.
De mensen moeten beseffen dat de Bijbel het Opperwezen als een persoonlijke God beschrijft, die over
de natuur heerst en de menselijke geschiedenis stuurt. Het Opperwezen
wordt niet slechts als eerste oorzaak van al het zijnde gezien, die in
een ver verleden de wereld schiep maar Zich sindsdien uit Zijn schepping terug
zou hebben getrokken en het universum aan zijn wetmatig lot zou hebben
overgelaten.
Dat Dit Overmachtig Subliem Wezen alles in de hand zou hebben stoort veel mensen, maar doet hen ook vragen stellen waarom dan wel bepaald slechte dingen gebeuren. Men stelt zich dan vragen bij die relatie van dat Supperwezen.
De Schepper van hemel en aarde blijft betrokken bij de mensheid en Zijn relatie tot de
mens blijft van persoonlijke aard. Het Opperwezen kent Zijn onderdanen
en wil door hen gekend worden.
De verhouding tussen God en mens wordt in
de Bijbel beschreven in ethische categorieën: op de mens wordt een
ethisch beroep gedaan.
Volgens het NIK is het een Ich-du relatie, die de mens niettemin
vrijlaat in zijn keuzes en hem een grote individuele
verantwoordelijkheid toekent, samengevat in het ethisch monotheïsme van
het jodendom. Maar die Ik-Jij verhouding gaat nog verder in de goyim generaties en treft ook de niet Joden die keuzes zullen moeten maken.
Elk van ons moet beseffen dat wij in evenbeeld naar God zijn geschapen en een geweten ingeplant hebben gekregen. Elkeen heeft een natuurlijk instinct dat een besef van goed en kwaad voor legt. Daarin moet elk wezen zijn keuze bepalen en uitzoeken welke richting hij of zij uit wil gaan.
De Bijbel is een oevolutionair boek: een belangrijk thema vormt de bevrijding van de mens
van incestueuze gebondenheid aan bloed en bodem, van het onderworpen
zijn aan afgoderij en slavernij. Het hoofdthema vormt Imitatio Dei, het
wandelen in de voetsporen van God en het opgaan in Zijn eigenschappen.
Het mens- en wereldbeeld wordt bepaald door het begrip verheffing,
waarin alle onderdelen van de schepping worden betrokken.
De Bijbel is zo uniek omdat daarin Gods `denken; centraal staat.
De
Bijbel is een buitenwerelds gegeven, dat niet naar de maatstaven van
religies, die ontstaan zijn vanuit enig cultureel volksbewustzijn,
beoordeeld kan worden.
De Bijbel ontmoette in de loop der eeuwen de
grote wereldculturen, die `man-made’, materialistisch of
intellectualistisch van aard waren. Vandaar dat de Bijbel altijd in
confrontatie trad met de verschillende oude beschavingen.