Showing posts with label goddevader. Show all posts
Showing posts with label goddevader. Show all posts

Tuesday, 10 February 2009

Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht

Jezus van Nazareth

6. ZIJN UNIEKE MACHT


DE evangelisten Mattheüs en Lucas hebben in hun verslagen van Je­zus' geboorte het geheim van zijn unieke zoonschap ontsluierd. Daarmee laten zij ons zien waarom Hij "de eniggeborene des Vaders" wordt genoemd en zij geven ons ook de sleutel van zijn unieke macht onder zijn volk.

De mening dat de grote wonderen die Jezus deed het bewijs leveren van zijn Godheid, vindt in de Schrift geen steun. Integendeel. Als Hij vanwege een vermeende goddelijke natuur in staat was een storm op het Meer van Galilea met een woord te stillen, een hongerige menigte met vijf broden en twee vissen te verzadigen, of iemand die reeds dagen in het graf lag, terug naar het leven te brengen, dan was het niet nodig dat Hij bij zijn doop de kracht van de Heilige Geest van zijn Vader zou hebben ontvangen. God had immers voorzegd:
"Zie, mijn knecht. Ik heb mijn Geest op Hem gelegd" en heeft zijn woord in vervulling gebracht bij Jezus' doop in de Jordaan.

In zijn terugblik op Jezus' dienst­baarheid in zijn toespraak op de Pink­sterdag schreef Petrus zijn wonderen aan de daad Gods toe: "Jezus, de Nazo­reeër, een man, u van Godswege aange­wezen, door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw mid­den verricht heeft" (Handelingen der apostelen 1:22).
Het getuigenis van de apostel in het huis van Cornelius is van gelijke strekking: " ... Jezus van Nazareth, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, wel­doende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem" (Handelingen der apostelen 10:38). De kracht waarmee Jezus in staat was wonderen te verrichten was niet inherent maar werd Hem geschonken.


Kracht zonder mate


Hiermee is echter niet alles gezegd. De Geest Gods is bij tijd en wijle werkzaam geweest in andere profeten, maar nooit op de constante wijze waarmee Jezus wonderen heeft gedaan. Johannes zei van Jezus: "Want Hij, die God gezon­den heeft, die spreekt de woorden Gods, want Hij [God] geeft de Geest niet met mate. De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gege­ven" (Johannes 3:34-35). De geschiedenis geeft voorbeelden genoeg van de waar­heid van het dictum van de Engelse historicus Acton: 'Macht verderft; abso­lute macht verderft absoluut.' Waar is de mens die de verantwoordelijkheid zou kunnen dragen, macht zonder mate tot zijn beschikking te hebben voor zijn taak en toch onkreukbaar blijven? Het feit dat God bovennatuurlijke kracht in overvloed aan zijn Zoon geschonken heeft, is niet alleen een bewijs van zijn liefde maar ook van zijn volkomen vertrouwen op Hem. Alleen Gods Zoon zou zoveel macht kunnen hebben zon­der ooit misbruik daarvan te maken.

De verzoeking dat Hij de kracht Gods zou gebruiken om in zijn eigen behoefte te voorzien, heeft Christus eens voor al in de woestijn overwonnen, door te weigeren van een steen brood te maken. Niet alleen zijn gebruik van de Geest heeft op zijn discipelen een grote indruk gemaakt, maar ook het feit dat Hij deze kracht nooit voor zichzelf en nooit tegen zijn vijan­den heeft ge­bruikt. Als Hij een storm met een woord heeft kunnen stillen, had Hij ook zijn vijan­den met een woord van hun leven kun­nen beroven. Maar zij geven nooit blijk van angst, dat Hij de kracht die Hij klaarblijkelijk bezit, tegen hen zal ge­bruiken. De wonderen getuigen dus niet van Jezus' vermeende Godheid maar wel van zijn unieke zoonschap. Want alleen de Zoon van God zou zo'n grote verantwoordelijkheid kunnen dragen en daarbij ongeschonden van karakter blijven. Hoe groot de kracht ook was die Jezus ter beschikking had tijdens zijn leven op aarde, deze was niet absoluut. Want pas na zijn opstan­ding uit de doden, toen Hij verscheen aan vele volgelingen in Galilea, heeft Hij tegen hen gezegd: "Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde" (Mattheus 28:18).

De vergiffenis van zonde

Dit kan ook gezegd worden van een andere uiting van zijn unieke macht, de zonden van mensen te kunnen verge­ven. De profeet Nathan was naar David gegaan met de mededeling: "De HERE heeft uw zonde vergeven" (2 Samuel 12: 13). Maar Nathan was slechts Gods boodschapper, die David op de hoogte bracht van Gods vergiffenis. Toen Jezus tegen de verlamde zei: "Kind, uw zon­den worden vergeven", hebben de Jo­den terecht tegengeworpen: "Wie kan zonden vergeven dan God alleen?" (Marcus 2:5-7). Een theoloog heeft over deze kwijt­schelding opge­merkt 'Als Jezus niet God was, dan was Hij een godslasteraar. Er is geen derde mogelijkheid.' Maar er is echter wèl een derde mogelijkheid. Dat Jezus de zonden van de verlamde werkelijk voor Gods ogen had kwijtgescholden heeft Hij bewezen door de man te hebben genezen, zodat Hij kennelijk geen godslasteraar was. Maar Hij heeft dit kunnen doen, niet omdat Hij van nature God was, maar omdat de Vader zijn geliefde Zoon, op wie Hij volko­men kon vertrouwen, niet alleen de kracht van de Heilige Geest geschonken had, maar ook de bevoegdheid had gegeven de zonden van mensen te ver": geven. Dit deed Hij niet vanwege zijn 'natuur' of Godheid maar krachtens het gezag dat zijn Vader Hem verleend had. Van oudsher had God vanuit de hemel de zonden van mensen vergeven. Nu heeft een Mens op aarde de bevoegdheid ontvangen dit te doen. Wellicht ligt hierin de betekenis van Jezus' woorden: "opdat gij moogt we­ten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven" (Marcus 2: 10). Hij scheldt de zonden kwijt, niet vanwege zijn vermeende goddelijke natuur maar als de gevol­machtigde Zoon des mensen (Johannes 5:30).

Dat deze macht echter niet absoluut was, blijkt uit zijn gebed aan het kruis: "Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen" (Lucas 23:34).

De inspirerende kracht van profetie

 De profeten in Israël hebben gewoon­lijk hun volk toegesproken nadat zij een specifieke boodschap van de Here had­den ontvangen. Haggaï bijvoorbeeld noemt de datums wanneer de vier pro­fetieën opgeschreven in zijn boek aan hem zijn geopenbaard. Jeremia vertelt ons hoe het volk, dat in het land was overgebleven na de wegvoering van velen naar Babel, tot hem kwam met de vraag wat zij moesten doen. Pas tien dagen later heeft God zijn antwoord aan zijn profeet gegeven (Jeremia 42:1 e.v.). In antwoord op de vraag eens aan Jesaja gesteld: "Wachter, wat is er van de nacht", raadt de profeet: "Kom maar terug!" (Jesaja 21:12).

Er is geen enkele aanduiding dat Jezus op Gods openbaring moest wach­ten. Als de gelegenheid ervoor geschikt was had Hij een boodschap voor zijn volk al klaar. Hij wist altijd het gezag­hebbende antwoord te geven op de vele vragen die Hem gesteld werden, ook op de strikvragen van de godsdienstleraars die Hem in verlegenheid wilden bren­gen. Zo verstandig waren zijn antwoor­den dat zij zijn opgehouden met hun vragen. "Zij verwonderden zich en zij lieten Hem verder ongemoeid en gin­gen weg" (Mattheus 22:22).
Toch zou het in strijd zijn met Je­zus' eigen verklaring, hieruit te conclu­deren dat Hij als profeet heeft kunnen spreken omdat Hij God was. Zijn profe­tische bekwaamheid was niet uit Zich­zelf ontsproten maar was de gave van zijn Vader. In zijn toespraak in de syna­goge te Nazareth paste Jezus op Zich­zelf Jesaja's profetie van de Knecht des Heren toe. "De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen" (Luc. 4:18).

Hoezeer Hij van de Vader afhanke­lijk was voor zijn openbaringen blijkt zonneklaar uit zijn verklaring. "Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet... Wat Ik dan spreek, spre­ek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft" (Joh. 12:49-50).

De Zoon afhankelijk van de Vader

De evangeliën laten ons zien hoe Jezus een menselijke natuur had en dat Hij in alle opzichten afhankelijk van de Vader was. Hij zei nadrukkelijk: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen" (Johannes 5: 19). Zo belang­rijk is zijn afhankelijkheid dat Hij dit herhaalt: "Ik kan van Mij zelf niets doen" (v.30). Er is geen ruimte voor de gedach­te dat Hij een goddelijke natuur bezat, waardoor Hij de inherente macht had wonderen te verrichten, de bevoegdheid mensen te vergeven, of met eigen gezag zijn volk toe te spreken. -

 - Met de Bijbel in de hand

+


++

vindt ook
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
De Gezalfde en de eerste dag van de feestperiode van Ongezuurde Broden

Tuesday, 27 January 2009

Geest van aanneming waarbij wij roepen Abba, Vader

“.... u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’.” (Ro 8:15 Nbv)

 “Zo sprak hij. Daarna sloeg Jezus zijn ogen op naar de hemel en zei: ‘Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van uw Zoon, dan zal de Zoon uw grootheid tonen.” (Joh 17:1 Nbv)

 “Ik ben al niet meer in de wereld, ik ga naar u toe, maar zij blijven wel in de wereld. Heilige Vader, bewaar hen door uw naam, de naam die u ook aan mij gegeven hebt, zodat zij één zijn zoals wij één zijn.” (Joh 17:11 Nbv)

 “Rechtvaardige Vader, de wereld kent u niet, maar ik ken u, en zij weten dat u mij hebt gezonden.” (Joh 17:25 Nbv)

 “Hij zei: Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, ... Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt.’” (Mr 14:36 Nbv)

 “dankzij hem hebben wij allen door één Geest toegang tot de Vader. Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God,” (Efe 2:18-19 Nbv)

 “Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem.” (Lu 15:18-20 Nbv)

 “Volg dus het voorbeeld van God, als kinderen die hij liefheeft,” (Efe 5:1 Nbv)