De Griek Nikolas Sarris, een dertigjarige student-conservator die in Groot-Brittannië bezig is met zijn promotieonderzoek, ontdekte het perkamenten fragment van deze bijbel, de Codex Sinaiticus, daterend van 350 na Chr.bij toeval.
Omdat hij eerder had meegewerkt aan het digitaliseringsproject van het beroemde Bijbelhandschrift, herkende hij de typerende letters van de codex in het bindwerk van een ander boek. Volgens de experts betreft het ontdekte gedeelte het Bijbelvers Jozua 1,10 waarin Jozua enkele schrijvers aanspoort om de Israëlieten te instrueren voordat zij het land Kanaän binnentrekken.
De eeuwenoude codex is een belangrijke schakel in de overlevering van de bijbelhandschriften. Het geeft een beeld van de ontwikkeling van het vroege christendom. Ook laat het zien op welke manier de Bijbel van generatie op generatie werd overgeleverd.
In de negentiende eeuw had Konstantin von Tischendorf, een wetenschapper van de universiteit van Leipzig, in hetzelfde klooster de Codex Sinaiticus reeds ontdekt, maar het handschrift raakte verdeeld.
Daardoor kwamen fragmenten van het Oude en het Nieuwe Testament zowel in de Universiteit van Leipzig, de Nationale Bibliotheek van Sint-Petersburg en de British Library terecht. Het Sint-Katharinaklooster wist zelf ook een deel van de codex te behouden.
De Codex Sinaiticus, die halverwege de vierde eeuw vanuit het Grieks is vertaald, wordt beschouwd als het oudste bekende bijbelmanuscript. Alleen de Codex Vaticanus, die wordt bewaard in de bibliotheek van het Vaticaan, stamt uit ongeveer dezelfde periode.