Showing posts with label godmens. Show all posts
Showing posts with label godmens. Show all posts

Monday 9 February 2009

Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid

Vervolg van Voorgaande > Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft

Jezus van Nazareth
5. ZIJN UNIEKE PERSOONLIJKHEID

M
ET wat voor reden kan van Jezus gezegd worden, dat Hij de eniggeboren Zoon van God is? Op deze vraag geeft het antwoord van de engel Gabriël aan Maria het meest bevredigende en heldere antwoord: "De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden" (Lucas 1 :35).
Hieruit blijkt dat de oorsprong van Jezus' unieke wezen in zijn bovenaardse verwekking uit de heilige Geest ligt. Hierdoor zouden de woorden van een profetische psalm in vervulling gaan:
"Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt" (Psalm. 2:7). Paulus verwijst naar deze psalm in zijn toespraak in de synagoge te Antiochië als hij verkondigt dat de profetie nu werkelijkheid is geworden: "En wij verkondigen u, dat God de belofte, die aan de vaderen geschied is, aan ons, hun kinderen, vervuld heeft door Jezus op te wekken, gelijk in de tweede psalm staat: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt" (Handelingen der apostelen 13:32­33).
Het werkwoord anistemi (opwekken) betekent zowel het verwekken van een kind tot leven als het opwekken van iemand uit de doden om te herleven. De eerste betekenis is te zien in zulke uitdrukkingen als "nakomelingschap verwekken" (Mattheus 22:24), "zijn Knecht doen opstaan" (Handelingen der apostelen 3:26) en "een profeet doen opstaan" (Handelingen der apostelen. 7:37). De tweede betekenis komt in Paulus' toe­spraak voor waar, in tegenstelling tot Jezus' verwekking, hij zegt: "En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, zonder dat Hij weer tot ontbinding zal wederke­ren, heeft Hij aldus gezegd ... Gij zult uw Heilige geen ontbinding doen zien" (Handelingen der apostelen 13:34-35).
Het verwekkingsproces
Wij weten tegenwoordig dat de eicel van een vrouw slechts de helft van de zesenveertig chromosomen van een normale cel bevat. De vader draagt de andere drieëntwintig bij. De twee cellen, die door het bevruchtingsproces één zijn geworden, versplitsen zich en door de verdere voortzetting van dit proces wordt een nieuw mens in de baarmoeder geschapen. Deze draagt de menselijke organen, zintuigen, verstandelijke vermogens en zelfs bijzondere karakteristieken van de ouders in zich. Er is een zeer wonderlijke fusie van hen beide, waarvan de gevolgen merkbaar worden als het geboren kind zich ontwikkelt. Niet alleen heeft het bijvoorbeeld de grote neus van zijn vader of de kleur van zijn moeders ogen, maar hij erft de op­vliegendheid van de een of de taalknobbel van de ander.
Gabriëls verklaring geeft te kennen dat de wijze waarop een nieuw mens in de wereld komt, meer dan een analogie is van de wijze waarop Jezus is ontstaan. Zonder meer te willen weten dan wat ons geopenbaard is, of in een heilig gebied door te dringen waar dat niet mogelijk is, mogen wij met alle eerbied veronderstellen dat de kracht van de heilige Geest in de nodige genen en chromosomen in het Kind Jezus heeft voorzien. Er is dan, evenals bij alle verwekkingen, een fusie van twee perso­nen geschied in de embryo van een nieuwe Mens, zodat Jezus zowel de Zoon van Maria is als de Zoon van God. De inbreng van beiden zijn in Hem volkomen geïntegreerd. Wij staan voor een ondoorgrondelijk verwekkingsproces en kunnen alleen zeggen wat David in een ander verband eens zei: "Het begrijpen is mij te wonderbaar, te verheven, ik kan er niet bij" (Psalm 139:6). Toch zijn de gevolgen van deze vereniging van het goddelijke met het menselijke zichtbaar in Jezus' unieke levenswijze, karakter en gehoorzaamheid, en zijn volkomen gemeenschap met zijn Vader.
De mensen die in de tempel te Jeruzalem rondom de twaalfjarige Zoon van Maria stonden en luisterden naar zijn antwoorden op de vragen die Hem werden gesteld, "waren verbaasd over zijn verstand en zijn antwoorden" (Lucas 2:4 7). Ook als Jezus ouder werd, ver­baasden mensen zich telkens over zijn verstand. "En zeer velen van die Hem hoorden, stonden versteld en zeiden:
Waar heeft Hij deze dingen vandaan en wat is dat voor een wijsheid, die Hem gegeven is? En zulke krachten, als door zijn handen geschieden? Is dit niet de timmerman, de zoon van Maria?" (Marcus 6:2-3).
Twee personen
Vergelijk nu deze zienswijze met de populaire mening dat op de kerstnacht God de Zoon uit de hemel neerdaalde om voortaan en tot in eeuwigheid verenigd te worden met het Kind Jezus, dat Maria voortgebracht had. 'Heden heeft zijn rijk verlaten 's hemels held.'
Het eerste wat ons opvalt, is dat als dit inderdaad is gebeurd, dan de evangelisten in hun geboorteverhalen datgene wat verreweg het allerbelangrijkst was, zo­maar weggelaten hebben en ons een heel andere voorstelling van Jezus' oorsprong hebben gegeven.
In de tweede plaats heeft Gabriël zonneklaar verklaard, dat de groeiende embryo die Maria negen maanden in de baarmoeder droeg - "het heilige, dat verwekt wordt" - en te Bethlehem voortbracht, de Zoon Gods was. In wat voor relatie staat dan deze Zoon met de Zoon Gods die bij zijn geboorte uit de hemel neerdaalde?
In de derde plaats staan wij dan voor het raadsel van een tweede fusie van het goddelijke en het menselijke. Volgens de verklaring van Gabriël is die fusie kennelijk reeds voltrokken als deel van het verwekkingsproces, want het Kind dat geboren zou worden is bij de geboorte al Gods Zoon. Wat voor plaats is er dan voor een tweede ineensmelting - zelfs als dit voorstelbaar was? Jezus was immers geen gespleten persoonlijkheid!
Bijvoorbeeld, had het Kind Jezus zijn eigen bewustzijn en God de Zoon ook zijn bewustzijn? Zo niet, dan zijn ze voor ons niet als personen te herkennen. Hoe zou er dan in één persoon tweemaal bewustzijn aanwezig kunnen zijn? Iedereen die Jezus kende, zag in Hem een mens. Een zeer begaafd mens, een mens met een uitzonderlijk karakter, volgens anderen een zeer verleidelijke mens, maar in elk geval een mens. Het geheim van zijn verwekking wetende, is Hij voor ons een 'Godmens', die uniek en in geen bekende categorie te plaatsen IS.
In de vierde plaats staat men voor een fusie van het goddelijke met het menselijke die totaal onvoorstelbaar is. Want nu gaat het niet om het verenigen van twee eicellen, maar van twee perso­nen, die allebei hun eigen karakteristie­ken, eigenschappen en onafhankelijk bestaan hebben. Het Kind dat Maria ter wereld bracht was, evenzeer als alle andere kinderen, een eigen persoonlijk­heid in wording. Hij had de verlangens en eigenschappen die alle kinderen gemeen hebben en de informatie die wij ter beschikking hebben verwijzen naar de normale ontwikkeling van een uiterst begaafd Kind. Dit geeft Lucas te kennen als hij zegt: "Het kind groeide op en werd krachtig, en het werd vervuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem"; "En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen" (Lucas 2:40,52).
Dat Hij zijn eigen wil had, die soms vanwege zijn aangeboren verlangens onder druk kwam en verloochend moest worden, blijkt uit zijn zelfgetuigenis, warmeer Hij zegt dat Hij gekomen was "niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft" (Johannes 6:38). Hoe intens het conflict was tussen wat Hij zelf verlangde te doen of vermijden en wat de Vader van Hem wilde, blijkt nergens zo duidelijk als in zijn zielestrijd in Gethsemane. "Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg, doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede!" (Lucas 22:42).
De kracht van de heilige Geest
Bovendien is er in het leven van Jezus, zoals dit in de vier evangeliën wordt beschreven, geen enkel bewijs van de bovennatuurlijke invloed of activiteit van de eeuwige God de Zoon. Jezus verrichtte inderdaad ongekende wonderen van genezing en het was ook waar, zoals zelfs zijn vijanden toegaven:
"Nooit heeft een mens zó gesproken als deze mens spreekt!" (Johannes 7:46). Maar de Bijbelse verklaring van Jezus' vermogen zo te doen en te spreken is dat Hij de kracht van de Heilige Geest bezat, die bij zijn doop door Johannes de Doper in de Jordaan op Hem kwam. Dit is Petrus' verklaring op de Pinksterdag: "Jezus, de Nazoreeër, een man, u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft" (Handelingen der apostelen 2:22). God in de hemel was dus werkzaam door zijn Zoon op aarde om die wonderen te verrichten. Ditzelfde heeft Petrus ook tegen een niet-Joods gehoor in het huis van Cornelius gezegd: "God heeft Hem met kracht gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem" (Handeling der apostelen 10:38). Evenals de profeten in Israël Gods boodschappen hebben verkondigd, heeft ook Jezus door de invloed van de heilige Geest kunnen handelen en spreken op bovenaardse wijze. Als God de Zoon in Hem woonde was er geen nood­zaak voor die hemelse zalving bij zijn doop: Hij had zelf die dingen kunnen doen.
Als de mens Jezus tegelijkertijd de eeuwige God de Zoon was en ook een mens, dan komen er nog andere problemen bij. Er is van Jezus geschreven dat Hij "in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen" (Hebreeën 4: 15). Wij hebben het expliciete getuigenis van Jacobus niet nodig om zeker te zijn dat: "God kan door het kwade niet verzocht worden" (Jacobus 1:13). Natuurlijk niet. Dus als God de Zoon zo innig verbonden was met Jezus van Nazareth dat er slechts één Persoon bestond, hoe kon deze in verzoeking komen?
Bovendien hebben we geen getuigenis nodig om in te stemmen met de woorden in een psalm toegeschreven aan Mozes: "van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God" (Psalm 90:2). God kan niet sterven maar Jezus is wèl gestorven! Heeft dan God de Zoon bij zijn sterven afscheid van de mens Jezus genomen? Maar hoe zou dat kunnen als de twee tot één nieuwe persoonlijkheid zijn gefuseerd?
Het dogma van twee naturen Geconfronteerd met dit dilemma van twee personen die tot één zijn gemaakt, is het niet verwonderlijk dat de discussie hierover vanaf de vierde eeuw aanleiding gaf tot voortdurende controverse. Men meende uiteindelijk de oplossing te hebben gevonden in het dogma van twee naturen. 'In die éne en dezelfde Christus, Zoon, Heer, Eniggeborene, moeten de twee naturen gezien worden als onvermengd en onveranderd, ongedeeld en ongescheiden. '
De persoon die ons aldus wordt voorgesteld is zo onwezenlijk en vreemd dat het niet verbazend is dat door de eeuwen heen, en vooral in deze eeuw, het dogma in toenemende mate door theologen wordt verworpen. 'Wie het begrijpt, mag het verklaren', merkt Prof. dr. Jelsma afkeurend hierover op. Hij voegt hier de opmerking aan toe: 'De bedoeling van die uitspraken was ook, dat niemand ze begrijpen kon' (De vergeten kerk)!
In plaats van te spreken over twee personen die tot één zijn geworden gebruikte men de termen 'substantie' en 'natuur', ontleend aan het toenmalige Griekse metafysische erfgoed. Terecht hebben theologen het bezwaar ingebracht, dat zulke woorden een mechanische, materialistische en onpersoonlijke betekenis hebben, termen die niet te definiëren zijn en die vreemd zijn aan een relatie die in wezen ethisch, geestelijk en psychisch van aard is. In wat voor opzicht precies is een goddelijke substantie of natuur anders dan een menselijke? Als men met 'natuur' aan een complex van eigenschappen, opgenomen in een levend wezen met eigen zintuigen, denkvermogen, wil en bewustzijn denkt, waarom niet eenvoudig 'persoon' zeggen, of goddelijk of menselijk? Het is een feit dat Jezus nooit blijk heeft gegeven andere eigenschappen te bezitten dan wat mensen gemeen hebben. Niet in zijn 'natuur' doch in zijn unieke persoonlijkheid en gezindheid toonde Hij Zich de eniggeboren Zoon van God. •


Met de Bijbel in de hand 
+


update:

Friday 6 February 2009

Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God

D
E betekenis van de verslagen in de evangeliën van Mattheüs en Lucas over Jezus' geboorte zijn niet te over­schatten. Evenals wij van de evangeliën afhankelijk zijn voor onze kennis van de wijze waarop Jezus is gestorven, zo zijn deze boeken de enige bron die we bezitten van de wijze waarop Hij de wereld is binnengekomen.

Paulus schreef in zijn Filippenzen­brief dat jezus Zich had 'leeg' gemaakt. Deze woorden hebben aanleiding gegeven, vooral gedurende de laatste honderdvijftig jaar onder Duitse en Engelse theologen, tot een dispuut of zij betrekking hebben op Jezus' ge­boorte. Sommige menen dat Jezus' le­ven als Mens op aarde alleen te verkla­ren is als het gevolg van het 'afleggen' van zijn goddelijke attributen van al­macht, alomtegenwoordigheid en al­wetendheid. Het woord 'afleggen' is al op zichzelf vreemd, want het lijkt dan alsof wat iemand in wezen is, te verge­lijken zou zijn met een kleed of omhul­sel, dat afgedaan kan worden terwijl de persoon zelf zijn identiteit bewaart.

Men noemt deze zienswijze 'keno­sis'-, een term die afgeleid is van het Grieks woord kenoO (leeg maken) in Filippenzen 2:7, en dat betekent 'het afstanddoen van of de vernietiging van de goddelijkheid van Christus bij zijn menswording'. Deze verklaring is het gevolg van toenemende kennis van psychologie en in het licht daarvan van de verwerping van het dogma van twee naturen. Men vindt de voorstelling totaal irreëel dat Jezus uit twee naturen bestond, zijn Godzijn en zijn menszijn, onvermengd en onveranderd naast elkaar en dat zij tegelijk ongedeeld en ongescheiden van elkaar waren. Dat is, wordt gezegd, geen levend Mens maar een dood dogma, het produkt van speculatief, metafysisch denken, dat de Schrift totaal vreemd is.

Deze zienswijze stelt Jezus' komst in de wereld als zijn eigen daad. Hij laat zijn goddelijkheid achter om naar de wereld te komen als Mens. Als dit waar zou zijn dan was dit het voornaamste in een verslag van zijn 'geboorte'. In de verslagen in Mattheüs en Lucas echter is met geen enkel woord hierover ge­rept. Zijn geboorte, zoals bij alle andere geboorten, is een verwekkingsdaad, hier de daad van de Vader. "De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschadu­wen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden" (Lucas 1 :35). Evenmin als in alle andere geboorten is er plaats voor enig initiatief van het Kind.

Bovendien is er geen plaats in de Schrift waar Jezus' komst gezien wordt als zijn daad. Verreweg de 
meest rede­lijke verklaring van Jezus' zeIfontledi­ging in Filippenzen 2 is dat dit een van een aantal zinspelingen in deze passage is op de Knecht in het boek Jesaja, en betrekking heeft op de profetie dat Hij zijn ziel, of leven, zou uitgieten in de dood (Jesaja 53: 12). De woorden wijzen naar zijn vrijwillige offerdood waarbij zijn bloed, zoals Hij bij de instelling van het Avondmaal zei, "vergoten wordt tot vergeving van zonden" (Mattheus 26: 28). Dit wordt bevestigd door Paulus' beroep op Jezus' bereidwilligheid Zich op te offeren, als een voorbeeld voor anderen. Op dergelijke wijze heeft Petrus de zelfopoffering van de Knecht in Jesaja 53 voor ogen als hij zegt dat "Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden" (1 Petrus 2:21). Afstand doen van goddelijke eigenschappen kan toch geen voorbeeld zijn voor Christus' volgelingen! I

Er is slechts één andere Schrift­plaats waarin men gewoonlijk bewijs meent te vinden voor deze 'kenosis'. In zijn aansporing aan de gemeente te Corinthe geld in te zamelen ten bate van de armen te Jeruzalem, verwees Paulus weer naar Christus' voorbeeld:
"Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden" (2 Corinthiërs. 8:9). Dus was Jezus tegelijkertijd rijk en arm, niet achtereenvolgens. Paulus zegt hetzelf­de in deze brief met betrekking tot zichzelf: "als arm, maar velen rijk ma­kend; als niets hebbend en toch alles bezittend" (2 Corinthiërs 6: 10). jezus' armoede bestond niet in zijn Menszijn maar in zijn vrijwillige dienstbaarheid onder zijn volk, als gevolg waarvan Hij van de aalmoezen van anderen leefde en maar al te vaak niet wist waar Hij de komen­de nacht zijn hoofd neer zou kunnen leggen (Mattheus 8:20).

Volgens de verklaring van Gabriël is Jezus van zijn geboorte af Gods eniggeboren Zoon. Er is dus geen sprake van een Mens die God is geworden of van adoptionisme. Wat zijn Zoon zijn betekent is alleen na te gaan in zijn leven zoals dit in de Schrift geopenbaard is. Al de eigenschappen die we daar in de Mens Jezus zien, hoe lang de lijst ook mag zijn, zien we ook in andere mensen. De apostelen schrijven zijn wonderen niet toe aan een bijzonder vermogen dat in Hem aangeboren was, maar aan de Vader. "Jezus, de Nazoreeër, een man, u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft" (Handelingen der apostelen 2:22). " ... Jezus van Nazareth, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen ... want God was met Hem" (Handelingen der apostelen 2:38). Omdat Jezus van oorsprong uniek is, hadden de apostelen geen exacte term ter beschikking om Hem te noemen. Onder leiding van de Geest hebben zij Hem nooit de 'Godmens' genoemd en bijna altijd geven ze de voorkeur aan Mens of Man en niet God. Behalve de bovengeciteerde passage in Handelingen 2, waar 'man' de vertaling is van 'anër' (een man in tegenstelling met een vrouw), gebruikt Paulus het woord 'anthrÖpos' (mens): "Hij zal de aardbodem rechtvaardig oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft" (Handelingen der apostelen 17:31). In een passage waar Paulus Jezus be-schouwt als de middelaar tussen God en mensen, noemt Hij hem weer een mens: "Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus" (1 Timotheus. 2:5). We mogen Jezus dus niet plaatsen in de ons beken de categorie van God en evenmin van een normale mens. Hij is de eniggeboren Zoon van God die na zijn opstanding uitermate verhoogd en verheven werd.

Jezus' besef van zijn zoonschap

Op de leeftijd van twaalf jaar ging Jezus met jozef en Maria naar Jeruzalem om het Paasfeest te vieren. Wellicht was dit de gelegenheid waarbij Jezus de formele verantwoordelijkheid op Zich nam, als een Israëliet gehoorzaam te zijn aan de wet door Mozes gegeven. Hij liet toen zijn besef zien dat Hij Gods Zoon was met de woorden:
"Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders?" (Lucas 2:49). Het is best mogelijk dat kort daarvoor Maria Hem het geheim van zijn wonderbaarlijke geboorte verteld had. Het is ook niet onmogelijk dat God bij die gelegenheid tot Hem gesproken heeft, als lang daarvoor tot de jonge Samuël. Zeker is dat zelfs op die leeftijd Jezus Zich bewust was van zijn unieke relatie tot God.

De woorden die bij Jezus' doop achttien jaar later uit de hemel klonken, getuigden van deze relatie. "Gij zijt mijn Zoon, in U heb Ik mijn welbehagen" (Lucas 3:22). Ook Johannes, die Jezus gedoopt had, hoorde die woorden en zag in de nederdalende duif het zichtbare teken van de schenking van de kracht van Gods Geest zonder mate. Hij vertelde zijn discipelen wat hij gehoord en gezien had en conclu­deerde: "Ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is" (Johannes 1:34).

De evangeliën stellen ons in staat sommige van de invloeden in Jezus' leven op aarde te kennen die voor zijn besef van zoonschap belangrijk waren.

In de eerste plaats heeft de Vader tot Hem gesproken als tegen niemand anders. Er staat van Mozes geschreven, dat de Here van aangezicht tot aangezicht tot hem sprak, "als iemand spreekt tot zijn vriend" (Exodus 33). In dat opzicht was Mozes uniek onder alle profeten. "Zoals Mozes, dien de HERE gekend heeft van aangezicht tot aangezicht, is er in Israël geen profeet meer opgestaan" (Deuteronomium 34: 10). Hij was de voorbode van een nog grotere Profeet, wiens komst God aan Mozes had beloofd. "Een profeet zal Ik verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied" (Deuteronomium 18).

Wat de Vader tot Jezus gesproken heeft, niet als een Vriend, maar als tot zijn eniggeboren Zoon, wordt ons niet verteld. Doch over het feit op zich heeft Jezus wel op ondubbelzinnige wijze gesproken. "Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen moet ... Wat Ik dan spreek, spreek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft" (Johannnes 12:49).

In de tweede plaats had Jezus van zijn doop af de kracht van Gods Geest zonder mate altijd tot zijn beschikking. Hij hoefde alleen het genezende woord te spreken en het wonder gebeurde. Maar dit vermogen bezat Hij niet in Zichzelf als een innerlijke krachtbron. Jezus mocht gebruik maken van de levende kracht van zijn Vader om wonderen te verrichten. We mogen veronderstellen dat dit bijzonder voorrecht zijn besef dat Hij Gods Zoon was versterkt heeft.

In de derde plaats was het Jezus' gewoonte Zich terug te trekken uit het gezelschap van zijn discipelen om soms hele nachten door te brengen in ge­bed. Weinige van zijn gebeden zijn in de evangeliën bewaard. Die in de hof te Gethsemane verwoorden zijn zielestrijd. Het gebed daarvoor, aan het eind van de Paschaviering, zal zeker beïnvloed zijn door de aanwezigheid van de discipelen, want zij hebben een grote plaats daarin. Mogen wij niet ge­loven dat Jezus' kennis van zijn Vader verdiept en verrijkt werd door de ervaring van gebeden en gemeenschap?

Jezus' constante besef van zijn unieke oorsprong en status komt dikwijls tot uiting als Hij spreekt van Zichzelf als de Zoon Gods en van God als "mijn Vader". Zulke uitdrukkingen komen veelvuldig voor in het evangelie naar Johannes, maar Jezus' getuigenis van Zichzelf is niet minder duidelijk in de andere evangeliën. Mattheüs en Lucas vertellen ons hoe Jezus, na een uitroep van dank in gebed, zei: "Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren" (Mattheus11 :27). Zowel de uniciteit van Christus' Persoon als de eniggeboren Zoon van God als zijn heilbrengende betekenis voor anderen, hebben hun overeenkomst in Jezus' gebed in het vierde evangelie: "Dit nu is het eeuwig leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt" (Johannes 17:3).

We mogen dus concluderen dat in de grond van zijn bestaan, in zijn inner­lijk wezen, Jezus zowel de Zoon van God was als de Zoon van Maria, en daarom zowel een goddelijke als een menselijke Persoon. Maar hoe veel verder brengen zulke definities ons tot een beter begrip van wie Hij was? Be­invloed als zij was door Griekse begrip­pen en denkwijzen, kwam er in de kerk van de vierde eeuw een splitsing over de kwestie of Jezus' wezen identiek of alleen gelijk was aan de Vader. Maar wat verstaat men onder dit abstracte, metafysisch begrip? De evangelisten en andere schrijvers van het Nieuwe Testament gebruiken een andere taal en gaan niet in op zulke kwesties, niet omdat zij onderontwikkeld waren, maar omdat de Geest van Christus, de beloofde Parakleet, die hen in de waarheid leidde, liever de aandacht vestigde op de zichtbare gevolgen van de komst van de Zoon van God, zijn openbaring van zijn Vaders karakter, dan op onbegrijpelijke definities van zijn Persoon. De apostel Johannes, die Jezus wellicht beter dan wie ook kende, sprak voor vele anderen toen hij, terugziende op Jezus leven op aarde, schreef: "wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waar­heid" (Johannes 1: 14). •

I. Zie de uitvoerige uitleg van Filippenzen 2:5-1 I in het boekje: De nederigheid van Christus.


  - Met de Bijbel in de hand 


+

update

Vindt ook
http://christadelphianworld.blogspot.com/2008/12/de-geboorte-van-jezus-christus-was-als.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/de-knecht-des-heren-5-de-gezalfde-gezant.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/wereld-waarheen-3-de-wortelscheut-van.html 
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/de-knecht-des-heren-4-de-verlosser.html 
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-4-die-geen-zonde.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/01/jezus-van-nazareth-1-jezus-geboorte.html 
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-5-zijn-unieke.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-6-zijn-unieke-macht.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/jezus-van-nazareth-7-zijn-leven-van.html
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/02/wie-zijt-gij-here.html 
http://christadelphianworld.blogspot.com/2009/01/vervloekt-is-de-aan-de-paal-gehangene.html