Jezus van Nazareth
5. ZIJN UNIEKE PERSOONLIJKHEID
M
|
ET wat voor reden kan van Jezus gezegd worden, dat Hij de eniggeboren Zoon van God is? Op deze vraag geeft het antwoord van de engel Gabriël aan Maria het meest bevredigende en heldere antwoord: "De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden" (Lucas 1 :35).
Hieruit blijkt dat de oorsprong van Jezus' unieke wezen in zijn bovenaardse verwekking uit de heilige Geest ligt. Hierdoor zouden de woorden van een profetische psalm in vervulling gaan:
"Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt" (Psalm. 2:7). Paulus verwijst naar deze psalm in zijn toespraak in de synagoge te Antiochië als hij verkondigt dat de profetie nu werkelijkheid is geworden: "En wij verkondigen u, dat God de belofte, die aan de vaderen geschied is, aan ons, hun kinderen, vervuld heeft door Jezus op te wekken, gelijk in de tweede psalm staat: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt" (Handelingen der apostelen 13:3233).
Het werkwoord anistemi (opwekken) betekent zowel het verwekken van een kind tot leven als het opwekken van iemand uit de doden om te herleven. De eerste betekenis is te zien in zulke uitdrukkingen als "nakomelingschap verwekken" (Mattheus 22:24), "zijn Knecht doen opstaan" (Handelingen der apostelen 3:26) en "een profeet doen opstaan" (Handelingen der apostelen. 7:37). De tweede betekenis komt in Paulus' toespraak voor waar, in tegenstelling tot Jezus' verwekking, hij zegt: "En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt, zonder dat Hij weer tot ontbinding zal wederkeren, heeft Hij aldus gezegd ... Gij zult uw Heilige geen ontbinding doen zien" (Handelingen der apostelen 13:34-35).
Het verwekkingsproces
Wij weten tegenwoordig dat de eicel van een vrouw slechts de helft van de zesenveertig chromosomen van een normale cel bevat. De vader draagt de andere drieëntwintig bij. De twee cellen, die door het bevruchtingsproces één zijn geworden, versplitsen zich en door de verdere voortzetting van dit proces wordt een nieuw mens in de baarmoeder geschapen. Deze draagt de menselijke organen, zintuigen, verstandelijke vermogens en zelfs bijzondere karakteristieken van de ouders in zich. Er is een zeer wonderlijke fusie van hen beide, waarvan de gevolgen merkbaar worden als het geboren kind zich ontwikkelt. Niet alleen heeft het bijvoorbeeld de grote neus van zijn vader of de kleur van zijn moeders ogen, maar hij erft de opvliegendheid van de een of de taalknobbel van de ander.
Gabriëls verklaring geeft te kennen dat de wijze waarop een nieuw mens in de wereld komt, meer dan een analogie is van de wijze waarop Jezus is ontstaan. Zonder meer te willen weten dan wat ons geopenbaard is, of in een heilig gebied door te dringen waar dat niet mogelijk is, mogen wij met alle eerbied veronderstellen dat de kracht van de heilige Geest in de nodige genen en chromosomen in het Kind Jezus heeft voorzien. Er is dan, evenals bij alle verwekkingen, een fusie van twee personen geschied in de embryo van een nieuwe Mens, zodat Jezus zowel de Zoon van Maria is als de Zoon van God. De inbreng van beiden zijn in Hem volkomen geïntegreerd. Wij staan voor een ondoorgrondelijk verwekkingsproces en kunnen alleen zeggen wat David in een ander verband eens zei: "Het begrijpen is mij te wonderbaar, te verheven, ik kan er niet bij" (Psalm 139:6). Toch zijn de gevolgen van deze vereniging van het goddelijke met het menselijke zichtbaar in Jezus' unieke levenswijze, karakter en gehoorzaamheid, en zijn volkomen gemeenschap met zijn Vader.
De mensen die in de tempel te Jeruzalem rondom de twaalfjarige Zoon van Maria stonden en luisterden naar zijn antwoorden op de vragen die Hem werden gesteld, "waren verbaasd over zijn verstand en zijn antwoorden" (Lucas 2:4 7). Ook als Jezus ouder werd, verbaasden mensen zich telkens over zijn verstand. "En zeer velen van die Hem hoorden, stonden versteld en zeiden:
Waar heeft Hij deze dingen vandaan en wat is dat voor een wijsheid, die Hem gegeven is? En zulke krachten, als door zijn handen geschieden? Is dit niet de timmerman, de zoon van Maria?" (Marcus 6:2-3).
Twee personen
Vergelijk nu deze zienswijze met de populaire mening dat op de kerstnacht God de Zoon uit de hemel neerdaalde om voortaan en tot in eeuwigheid verenigd te worden met het Kind Jezus, dat Maria voortgebracht had. 'Heden heeft zijn rijk verlaten 's hemels held.'
Het eerste wat ons opvalt, is dat als dit inderdaad is gebeurd, dan de evangelisten in hun geboorteverhalen datgene wat verreweg het allerbelangrijkst was, zomaar weggelaten hebben en ons een heel andere voorstelling van Jezus' oorsprong hebben gegeven.
In de tweede plaats heeft Gabriël zonneklaar verklaard, dat de groeiende embryo die Maria negen maanden in de baarmoeder droeg - "het heilige, dat verwekt wordt" - en te Bethlehem voortbracht, de Zoon Gods was. In wat voor relatie staat dan deze Zoon met de Zoon Gods die bij zijn geboorte uit de hemel neerdaalde?
In de derde plaats staan wij dan voor het raadsel van een tweede fusie van het goddelijke en het menselijke. Volgens de verklaring van Gabriël is die fusie kennelijk reeds voltrokken als deel van het verwekkingsproces, want het Kind dat geboren zou worden is bij de geboorte al Gods Zoon. Wat voor plaats is er dan voor een tweede ineensmelting - zelfs als dit voorstelbaar was? Jezus was immers geen gespleten persoonlijkheid!
Bijvoorbeeld, had het Kind Jezus zijn eigen bewustzijn en God de Zoon ook zijn bewustzijn? Zo niet, dan zijn ze voor ons niet als personen te herkennen. Hoe zou er dan in één persoon tweemaal bewustzijn aanwezig kunnen zijn? Iedereen die Jezus kende, zag in Hem een mens. Een zeer begaafd mens, een mens met een uitzonderlijk karakter, volgens anderen een zeer verleidelijke mens, maar in elk geval een mens. Het geheim van zijn verwekking wetende, is Hij voor ons een 'Godmens', die uniek en in geen bekende categorie te plaatsen IS.
In de vierde plaats staat men voor een fusie van het goddelijke met het menselijke die totaal onvoorstelbaar is. Want nu gaat het niet om het verenigen van twee eicellen, maar van twee personen, die allebei hun eigen karakteristieken, eigenschappen en onafhankelijk bestaan hebben. Het Kind dat Maria ter wereld bracht was, evenzeer als alle andere kinderen, een eigen persoonlijkheid in wording. Hij had de verlangens en eigenschappen die alle kinderen gemeen hebben en de informatie die wij ter beschikking hebben verwijzen naar de normale ontwikkeling van een uiterst begaafd Kind. Dit geeft Lucas te kennen als hij zegt: "Het kind groeide op en werd krachtig, en het werd vervuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem"; "En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen" (Lucas 2:40,52).
Dat Hij zijn eigen wil had, die soms vanwege zijn aangeboren verlangens onder druk kwam en verloochend moest worden, blijkt uit zijn zelfgetuigenis, warmeer Hij zegt dat Hij gekomen was "niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft" (Johannes 6:38). Hoe intens het conflict was tussen wat Hij zelf verlangde te doen of vermijden en wat de Vader van Hem wilde, blijkt nergens zo duidelijk als in zijn zielestrijd in Gethsemane. "Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg, doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede!" (Lucas 22:42).
De kracht van de heilige Geest
Bovendien is er in het leven van Jezus, zoals dit in de vier evangeliën wordt beschreven, geen enkel bewijs van de bovennatuurlijke invloed of activiteit van de eeuwige God de Zoon. Jezus verrichtte inderdaad ongekende wonderen van genezing en het was ook waar, zoals zelfs zijn vijanden toegaven:
"Nooit heeft een mens zó gesproken als deze mens spreekt!" (Johannes 7:46). Maar de Bijbelse verklaring van Jezus' vermogen zo te doen en te spreken is dat Hij de kracht van de Heilige Geest bezat, die bij zijn doop door Johannes de Doper in de Jordaan op Hem kwam. Dit is Petrus' verklaring op de Pinksterdag: "Jezus, de Nazoreeër, een man, u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft" (Handelingen der apostelen 2:22). God in de hemel was dus werkzaam door zijn Zoon op aarde om die wonderen te verrichten. Ditzelfde heeft Petrus ook tegen een niet-Joods gehoor in het huis van Cornelius gezegd: "God heeft Hem met kracht gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem" (Handeling der apostelen 10:38). Evenals de profeten in Israël Gods boodschappen hebben verkondigd, heeft ook Jezus door de invloed van de heilige Geest kunnen handelen en spreken op bovenaardse wijze. Als God de Zoon in Hem woonde was er geen noodzaak voor die hemelse zalving bij zijn doop: Hij had zelf die dingen kunnen doen.
Als de mens Jezus tegelijkertijd de eeuwige God de Zoon was en ook een mens, dan komen er nog andere problemen bij. Er is van Jezus geschreven dat Hij "in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen" (Hebreeën 4: 15). Wij hebben het expliciete getuigenis van Jacobus niet nodig om zeker te zijn dat: "God kan door het kwade niet verzocht worden" (Jacobus 1:13). Natuurlijk niet. Dus als God de Zoon zo innig verbonden was met Jezus van Nazareth dat er slechts één Persoon bestond, hoe kon deze in verzoeking komen?
Bovendien hebben we geen getuigenis nodig om in te stemmen met de woorden in een psalm toegeschreven aan Mozes: "van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God" (Psalm 90:2). God kan niet sterven maar Jezus is wèl gestorven! Heeft dan God de Zoon bij zijn sterven afscheid van de mens Jezus genomen? Maar hoe zou dat kunnen als de twee tot één nieuwe persoonlijkheid zijn gefuseerd?
Het dogma van twee naturen Geconfronteerd met dit dilemma van twee personen die tot één zijn gemaakt, is het niet verwonderlijk dat de discussie hierover vanaf de vierde eeuw aanleiding gaf tot voortdurende controverse. Men meende uiteindelijk de oplossing te hebben gevonden in het dogma van twee naturen. 'In die éne en dezelfde Christus, Zoon, Heer, Eniggeborene, moeten de twee naturen gezien worden als onvermengd en onveranderd, ongedeeld en ongescheiden. '
De persoon die ons aldus wordt voorgesteld is zo onwezenlijk en vreemd dat het niet verbazend is dat door de eeuwen heen, en vooral in deze eeuw, het dogma in toenemende mate door theologen wordt verworpen. 'Wie het begrijpt, mag het verklaren', merkt Prof. dr. Jelsma afkeurend hierover op. Hij voegt hier de opmerking aan toe: 'De bedoeling van die uitspraken was ook, dat niemand ze begrijpen kon' (De vergeten kerk)!
In plaats van te spreken over twee personen die tot één zijn geworden gebruikte men de termen 'substantie' en 'natuur', ontleend aan het toenmalige Griekse metafysische erfgoed. Terecht hebben theologen het bezwaar ingebracht, dat zulke woorden een mechanische, materialistische en onpersoonlijke betekenis hebben, termen die niet te definiëren zijn en die vreemd zijn aan een relatie die in wezen ethisch, geestelijk en psychisch van aard is. In wat voor opzicht precies is een goddelijke substantie of natuur anders dan een menselijke? Als men met 'natuur' aan een complex van eigenschappen, opgenomen in een levend wezen met eigen zintuigen, denkvermogen, wil en bewustzijn denkt, waarom niet eenvoudig 'persoon' zeggen, of goddelijk of menselijk? Het is een feit dat Jezus nooit blijk heeft gegeven andere eigenschappen te bezitten dan wat mensen gemeen hebben. Niet in zijn 'natuur' doch in zijn unieke persoonlijkheid en gezindheid toonde Hij Zich de eniggeboren Zoon van God. •
Met de Bijbel in de hand