Showing posts with label evangelie. Show all posts
Showing posts with label evangelie. Show all posts

Wednesday, 14 February 2018

De Bijbel als instructieboek #2 Effectief Bijbellezen

De Bijbel geeft ook geen biografieën


Zo zijn ook levensbeschrijvingen van personen in de Bijbel geen biografieën maar praktijklessen (in vakjargon: ‘case histories’) die ons vertellen hoe het wel of juist niet moet. Of hoe het na een goed begin dramatisch verkeerd kan gaan, en waarom dan precies. En het loont daarbij altijd om op zoek te gaan naar overeenkomsten en verschillen tussen personen in vergelijkbare situaties. David en de vrouw van Uria tegenover Achab en de wijngaard van Nabot, de verloochening door Petrus tegenover het verraad van Judas, Judas tegen Jezus als kopie van Achitofel tegen David, het nieuwe paasfeest van Hizkia tegenover dat van Josia, Petrus als apostel vergeleken met Paulus als apostel; enz. enz.

En bij de bespreking van de Evangeliën hebben we al gezien dat de evangelisten ons duidelijk laten weten dat zij een selectie hebben gemaakt uit het voorhanden zijnde materiaal, omdat we anders door de bomen het bos niet meer zouden zien. En we moeten er daarom dus ook op verdacht zijn dat ze ons die keuze niet chronologisch presenteren, maar gerangschikt naar thema.

Maar dat was in het OT dus al niet anders, zoals we al zagen. 

Gelijkenissen


Een aparte vorm van onderwijs vormen de gelijkenissen. In de Evangeliën zijn ze kenmerkend voor het onderwijs van Jezus, hoewel we ze in feite ook al in het OT tegenkomen. Toch zijn ze niet kenmerkend voor Jezus zelf; alle rabbijnen maakten daar gebruik van, ook nu nog. Een gelijkenis belicht een aspect van de leer door een abstract principe te plaatsen in een alledaagse situatie.

Die situatie zelf is in principe een verhaal en geen werkelijkheid, al zijn in sommige van Jezus’ gelijkenissen wel historische achtergronden te herkennen.

Soms gaat de beschrijving van die situatie echter over de grenzen van een geloofwaardige werkelijkheid heen, wanneer de illustratie dat vergt. Dat is duidelijk in: “De distel op de Libanon zond tot de ceder op de Libanon de uitnodiging: geef toch uw dochter aan mijn zoon tot vrouw” (2 Kon. 14:9). Maar ook in: “Wie van u, die honderd schapen heeft en er één van verliest, laat niet de negenennegentig in de wildernis achter en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt?” (Luc. 15:4). De nadruk ligt hier op het zoeken van dat ene schaap, ondanks het bezit van nog 99 andere, niet op de vraag of je die ook in werkelijkheid onbewaakt achter zou laten. En van de man die ontdekt dat een bepaalde akker een schat bevat en die vervolgens die akker voor de gangbare prijs koopt zonder de eigenaar in te lichten over de werkelijke waarde ervan (Matt. 13:44-46), staat niet het morele aspect van zijn handelen ten voorbeeld, maar alleen het feit dat hij er alles voor over heeft om die akker in bezit te krijgen.


Overdrijving als leermiddel


Soms bevat een gelijkenis echter duidelijk absurde elementen die dan juist zijn bedoeld om onze aandacht ergens op te vestigen. Dat een koning zijn leger zou uitzenden om de steden van zijn niet geïnteresseerde bruiloftsgasten plat te branden terwijl het eten, bij wijze van spreken, al op tafel staat (Matt. 22:7) lijkt in werkelijkheid niet zo voor de hand liggend. Maar het legt extreme nadruk op het unieke van de uitnodiging en het feitelijk absurde karakter van een afwijzen daarvan. Evenzo klinkt het niet waarschijnlijk dat de eigenaar van een wijngaard aanvankelijk geen enkele actie zou ondernemen wanneer de pachters daarvan zijn slaven vermoorden zodra die de pacht komen ophalen, maar in plaats daarvan steeds weer andere zendt, en pas in actie komt wanneer ze ook zijn zoon doden. Maar het beschrijft uiteraard op treffende wijze de absurde situatie van een onwillig volk, en dan vooral hun leiders, waar God door de eeuwen heen nu juist wel zo mee heeft gehandeld. Wat voor ons overigens alleen maar een uiterst dringende waarschuwing is om niet net zo te handelen! En zo moeten we ook bij de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus niet de fout maken daarin een beschrijving te lezen van hoe het hiernamaals er uitziet; het vertelt ons alleen maar dat we onze erfenis niet tweemaal kunnen incasseren: eerst in dit leven en daarna nog een keer.

‘Highlighting’


Om effectief de Bijbel te kunnen lezen moeten we dus bedacht zijn op de
doelstelling van dat Boek. Details worden er soms uitgelicht, helderder gepresenteerd of uitvergroot. Toen ik in Tessaloniki was, heb ik een foto genomen van de boog van Galerius, een deel van een oude Romeinse poort over de Via Egnatia, die deel uitmaakte van de weg van Rome naar de Bosporus. Maar hij viel bijna in het niet tegen een achtergrond van hoge flatgebouwen en de foto werd ontsierd door over de weg gespannen kabels die er voorlangs liepen. Na een middagje computeractiviteit waren die kabels helemaal verdwenen en was de achtergrond, inmiddels veel vager en lichter van kleur, stukken minder dominant, zodat de boog er nu onmiddellijk uitspringt als het indrukwekkende bouwwerk dat hij destijds was. Zo moeten we de verhalen in de Bijbel ook zien: ze geven beslist wel een ‘fotografische’ werkelijkheid, maar dan wel zo bewerkt (‘highlighting’ heet dat in vakjargon) dat de dingen waar het om gaat er duidelijker en helderder uitspringen, zodat we de lessen niet hoeven te missen. Maar toch moeten we daar ook dan nog ‘oog’ voor hebben, want het talent van de mens om te negeren wat hij niet wil zien en alleen in te zoomen op wat hij wel wil zien is schier onbegrensd.


- R.C.R

+

Monday, 11 May 2015

Bijbel, helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest ter onderricht



“{Schepping en wet vertellen Gods eer} Een psalm van David, voor de koorleider. (19:2) De hemel vertelt Gods eer, het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen.” (Psalmen 19:1 HSV)

 “1  {De wet van de Tien Geboden} Toen sprak God al deze woorden: 2 Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, geleid heeft. 3 U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.” (Exodus 20:1-3 HSV)

 “Zo zegt de Heere HEERE: Dat zal niet bestaan en dat zal niet gebeuren!” (Jesaja 7:7 HSV)

 “Toen stak de HEERE Zijn hand uit en raakte mijn mond aan. En de HEERE zei tegen mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond.” (Jeremia 1:9 HSV)

 “Gelooft u niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik tot u spreek, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar de Vader, Die in Mij blijft, Die doet de werken.” (Johannes 14:10 HSV)

 “En neem de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord,” (Efeziërs 6:17 HSV)

 “Hij zei verder: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes bedekte zijn gezicht, want hij was bevreesd God aan te kijken.” (Exodus 3:6 HSV)

 “Maar wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven.” (1 Johannes 5:20 HSV)

 “U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen.” (Openbaring 4:11 HSV)

 “2 {Bevelen van de HEERE aan Mozes} (6:1) Toen sprak God tot Mozes en zei tegen hem: Ik ben de HEERE. 3 (6:2) Ik ben aan Abraham, Izak en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest.” (Exodus 6:2-3 HSV)

 “13 Maar jij zegt: Wat weet God ervan? Zou Hij door de donkere wolken heen oordelen? 14 De wolken zijn voor Hem een schuilplaats, zodat Hij niet ziet; en Hij wandelt over de omtrek van de hemel.” (Job 22:13-14 HSV)

 “5 De Levieten Jesua, Kadmiël, Bani, Hasabneja, Serebja, Hodia, Sebanja en Petahja zeiden: Sta op, loof de HEERE, uw God, van eeuwigheid tot eeuwigheid, en laat men Uw heerlijke Naam {Uw heerlijke Naam-Letterlijk: de naam van Uw heerlijkheid.} loven, die boven alle lof en prijs verheven is. 6 U bent het, HEERE, U alleen. U hebt de hemel gemaakt, de allerhoogste hemel {de allerhoogste hemel-Letterlijk: de hemel der hemelen.} en heel het leger erin, de aarde en al wat daarop is, de zeeën en al wat daarin is, en U doet dat alles leven, en de menigte aan de hemel buigt zich voor U neer. 7 U bent de HEERE, de God Die Abram hebt uitgekozen en hem hebt uitgeleid uit Ur van de Chaldeeën, en U hebt zijn naam veranderd in Abraham.” (Nehemia 9:5-7 HSV)

 “7  Luister, Mijn volk, en Ik zal spreken, Israël, Ik zal onder u getuigen: Ik, God, ben uw God. 8 Niet om uw offers zal Ik u straffen, want uw brandoffers houd Ik voortdurend voor ogen. 9 Toch hoef Ik uit uw huis geen jonge stier te nemen of bokken uit uw kooien, 10 want al de wilde dieren in het woud zijn van Mij, de dieren op duizend bergen. 11 Ik ken alle vogels van de bergen, het wild van het veld is bij Mij. 12 Als Ik honger had, Ik zou het u niet zeggen; want van Mij is de wereld en al wat zij bevat. 13 Zou Ik stierenvlees eten of bokkenbloed drinken? 14 Offer dank aan God en kom aan de Allerhoogste uw geloften na. 15 Roep Mij aan in de dag van benauwdheid; Ik zal u eruit helpen en u zult Mij eren. 16  Maar tot de goddeloze zegt God: Hoe durft u over Mijn verordeningen te vertellen en Mijn verbond in uw mond te nemen? 17 Want ú haat de vermaning en werpt Mijn woorden achter u weg.” (Psalmen 50:7-17 HSV)

 “11 En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, weer anderen als evangelisten en nog weer anderen als herders en leraars, 12 om de heiligen toe te rusten tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, 13 totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus, 14 opdat wij geen jonge kinderen meer zouden zijn, heen en weer geslingerd door de golven en meegesleurd door elke wind van leer, door het bedrog van de mensen om op listige wijze tot dwaling te verleiden, {om … te verleiden-Letterlijk: tot de listige verleiding van de dwaling.}” (Efeziërs 4:11-14 HSV)

 “{Karakter en doel van de prediking} En ik, broeders, toen ik bij u kwam, ben niet gekomen om u met voortreffelijkheid van woorden of van wijsheid het getuigenis van God te verkondigen,” (1 Corinthiërs 2:1 HSV)

 “9 Maar het is zoals geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben. 10 Aan ons echter heeft God het geopenbaard door Zijn Geest. De Geest immers onderzoekt alle dingen, zelfs de diepten van God.” (1 Corinthiërs 2:9-10 HSV)

 “14 Maar de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem. Hij kan ze ook niet leren kennen, omdat ze geestelijk beoordeeld worden. 15 De geestelijke mens beoordeelt wel alle dingen, zelf echter wordt hij door niemand beoordeeld. 16 Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend, dat hij Hem zal onderrichten? Maar wij hebben de gedachten van Christus.” (1 Corinthiërs 2:14-16 HSV)

 “Wie heeft de Geest van de HEERE gepeild en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen?” (Jesaja 40:13 HSV)

 “5 dat in andere tijden niet bekendgemaakt is aan de mensenkinderen, zoals het nu geopenbaard is aan Zijn heilige apostelen en profeten door de Geest, 6 namelijk dat de heidenen mede-erfgenamen zijn en tot hetzelfde lichaam behoren en mededeelgenoten zijn van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie,” (Efeziërs 3:5-6 HSV)

 “opdat hun harten bemoedigd mogen worden, samengevoegd in de liefde, en zij tot heel de rijkdom van de volle zekerheid van het inzicht mogen komen, om het geheimenis te leren kennen van God, en van de Vader en van Christus,” (Colossenzen 2:2 HSV)

 “Spreek niet ten aanhoren van een dwaas, want hij zal het verstand in uw woorden verachten.” (Spreuken 23:9 HSV)

 “1  En dit zijn de laatste woorden van David. David, de zoon van Isaï, spreekt; de man die hoog is opgericht, spreekt, de gezalfde door de God van Jakob, en lieflijk in psalmen van Israël. 2 De Geest van de HEERE heeft door mij gesproken, en Zijn woord is op mijn tong.” (2 Samuël 23:1-2 HSV)

 “Mannenbroeders, dit Schriftwoord moest vervuld worden dat de Heilige Geest bij monde van David van tevoren gesproken heeft over Judas, die gids geweest is voor hen die Jezus gevangennamen;” (Handelingen 1:16 HSV)

 “En zij waren het niet met elkaar eens en zij gingen uiteen nadat Paulus dit ene woord gezegd had: Terecht heeft de Heilige Geest door Jesaja, de profeet, tegen onze vaderen gezegd:” (Handelingen 28:25 HSV)

 “Zij onderzochten op welke en wat voor tijd de Geest van Christus, Die in hen was, doelde, toen Hij tevoren getuigde van het lijden dat op Christus komen zou, en ook@ van de heerlijkheid daarna.” (1 Petrus 1:11 HSV)

 “20 Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; 21 want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken.” (2 Petrus 1:20-21 HSV)

 “Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb.” (Johannes 14:26 HSV)

 “16 Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, 17 opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.” (2 Timotheüs 3:16-17 HSV)

 “Daarom danken ook wij God zonder ophouden dat u, toen u van ons het gepredikte Woord van God hebt ontvangen, het ook aangenomen hebt, niet als een mensenwoord, maar (zoals het werkelijk is) als Gods Woord, dat ook werkzaam is in u die gelooft.” (1 Thessalonicen 2:13 HSV)

 “Want alles wat eertijds geschreven is, is tot onze onderwijzing eerder geschreven, opdat wij in de weg van volharding en vertroosting door de Schriften de hoop zouden behouden.” (Romeinen 15:4 HSV)

 “Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen gekomen is.” (1 Corinthiërs 10:11 HSV)

 “49 ¶ Denk aan het woord \@gesproken\@ tot Uw dienaar, waarop U mij deed hopen. 50 ¶ Dit is mij tot troost in mijn ellende: dat Uw belofte mij levend heeft gemaakt.” (Psalmen 119:49-50 HSV)

 “7 Het beginsel van wijsheid is: verwerf wijsheid, en bij alles wat je verwerft: verwerf inzicht! 8 Houd haar hoog en zij zal je verheffen. Zij zal jou vereren, als je haar omhelst. 9 Zij zal je hoofd een bevallige krans geven, jou een sierlijke kroon schenken.” (Spreuken 4:7-9 HSV)

 “Een verstandig hart zoekt kennis, maar de mond van dwazen voedt zich met dwaasheid.” (Spreuken 15:14 HSV)

 “Bij wie in de goede aarde gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort en begrijpt, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de één honderd-, de ander zestig-, en de ander dertig voudig.” (Mattheüs 13:23 HSV)

 “Maar voor de volwassenen is er het vaste voedsel, voor hen die hun zintuigen door het gebruik ervan geoefend hebben om te kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad.” (Hebreeën 5:14 HSV)

 “Aan deze vier jongemannen nu gaf God kennis en verstand van allerlei geschriften, en wijsheid, en Daniël gaf Hij inzicht in allerlei visioenen en dromen.” (Daniël 1:17 HSV)

 “Er is geen wijsheid, er is geen inzicht, en er is geen raad tegen de HEERE.” (Spreuken 21:30 HSV)

 “Luister naar raad en neem vermaning aan, opdat u uiteindelijk wijs wordt.” (Spreuken 19:20 HSV)

 “7 Denk na over wat ik zeg, maar laat de Heere u inzicht geven in alle dingen. 8  Houd in gedachten dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, uit het nageslacht van David, overeenkomstig mijn Evangelie. 9 Daarvoor lijd ik verdrukkingen en draag zelfs boeien als een misdadiger. Maar het Woord van God is niet gebonden. 10 Daarom verdraag ik alles ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij de zaligheid in Christus Jezus zouden verkrijgen, met eeuwige heerlijkheid.” (2 Timotheüs 2:7-10 HSV)

 “zoals U Hem macht gegeven hebt over alle vlees, opdat Hij eeuwig leven geeft aan allen die U Hem gegeven hebt.” (Johannes 17:2 HSV)

 “Maar wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven.” (1 Johannes 5:20 HSV)

 “2 voor koningen en allen die hooggeplaatst zijn, opdat wij een rustig en stil leven zullen leiden, in alle godsvrucht en waardigheid. 3 Want dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze Zaligmaker, 4 Die wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen.” (1 Timotheüs 2:2-4 HSV)


*




+

Vindt ook:
  1. Bijbel, Gods Woord ingegeven nuttig tot lering, tot bestraffing, tot verbetering en tot onderwijzing
  2. Het woord van de Ware God gegeven voor wijsheid te vergaren
  3. Bijbel, Gods Woord tot opvoeding (NBG51)
  4. De heilige geest zal alle dingen welke gezegd zijn in herinnering terugbrengen

Wednesday, 14 September 2011

Secularisatie, materialisme, atheïsme en Evangelie van het Leven

Vincent Kemme geeft op  Radio Maria (Nederland & Vlaanderen) een lezingreeks over de Verkondiging van het Evangelie van het Leven.
Hij spreekt ook over de God waarvan sommige mensen niet weten of Hij bestaat. Hij vraagt zich op 14 september hoe het (katholieke) geloof antwoord op Secularisatie, materialisme, atheïsme
en bespreekt of het geloof een relevantie is voor ons leven. Kan de mens de juiste oplossingen vinden voor zijn leven. Wat kan het antwoord zijn van hen die het geloof beleven en aanhangen? Ook gaat hij nader in op de agnostiek en het atheïsme, oorzaak en verband van secularisatie.

Christus wordt volgens hem gemythologiseerd en van zijn goddelijkheid ontdaan. De theologie wordt volgens hem aangepast aan de menselijke maat.Volgens hem wordt de taal en de moraal aangepast aan de tijdsgeest.
Men kan ook mensen vinden die willen opsluiten in hun eigen gelijk en de dialoog verspelen door hun te strakke (rechtse) houding.

Door de secularisatie zijn er ook mensen die op zoek zijn gegaan naar de essentie van het menselijk bestaan en het godsgeloof. Deze mensen trachten te leven vanuit hun geloof en treden de postmoderne samenleving toe en zoeken oplossingen voor de noden van deze tijd terwijl ze kracht putten uit de kracht van Jezus Christus.

Tijdens zijn slot gaat hij ook in op het beroven van het leven en de cultuur van het leven. Het leven van zijn waardigheid beroven blijkt volgens hem een gevolg van die secularisatie.

Reeds in een vroeger uitzending haalde Vincent Kemme aan dat het besef van onze oorsprong ons een hoog zelfbeeld geeft waarbij ieder van ons is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Daarom staat het vast dat elke mens een unieke icoon van God is die om zichzelf gewild is.
Zij die geloven beseffen dat ieder kind dat geboren wordt uiteindelijk van God komt. Het is God die dat kind in het bestaan geroepen heeft, zelfs als dat kind niet onder ideale omstandigheden ter wereld komt. We kunnen daarbij denken aan kinderen die het gevolg zijn van ‘een ongelukje’, of van kunstmatige bevruchting, of zelfs van verkrachting. God heeft in Zijn schepping iets gelegd dat fundamenteel ‘goed’ is, zo goed dat zelfs indien wij onverantwoord handelen er nog iets fundamenteel goeds uit voort kan komen.

Volgens Kemme is anticonceptie een tegen het beeld van God in gaan, een lelijke kras op ene prachtige icoon, een aantasting van het goddelijke, het sacramentele, in de relatie tussen man en vrouw.
Eerbied voor het menselijk leven in wording moet geworteld zijn in een besef waar wij vandaan komen en waar wij naartoe gaan.

Moet men door gaan met een studie voor huisarts als men geen conceptiepil wil voorschrijven? stelt een bezorgde schoonmoeder van een student huisarts.
Dit zijn de vragen waar het om draait in deze tijd. Kemme denkt dat men wel huisarts moet worden maar in contact moet nemen met hen die lid zijn van de medische ethiek. Als Katholieke artsen moet er een helder beeld gevormd worden. Het zou niet mogen dat er geen Katholieke huisartsen zouden zijn.


Er zijn nog heruitzendingen, zo kan u deze en volgende uitzendingen nog aanhoren. Het vervolg komt op 21 september met: Redenen om te geloven in het evangelie van het leven (volgens de leer van de kerk). En als laatste deel komt op 28 september: Hoe beleven we het evangelie in de praktijk, privé, professioneel, maatschappelijk en kerkelijk?

De uitzendingen zijn steeds om 11 uur ‘s morgens en worden herhaald om 21 uur. U wordt uitgenodigd telefonisch vragen te stellen die Vincent Kemme in de uitzending (van 11 uur) live zal beantwoorden.

U kunt Radio Maria beluisteren:



Thursday, 28 April 2011

Aankondigingsweek in Nederland

Men moet gekend geraken en daarvoor is er publiciteit nodig. Naast affiches, publicaties op het internet en in tijdschriften zijn er strooibriefjes en folders die verspreid kunnen worden.

Wij hebben de taak van Jezus ontvangen om uit te gaan in de wereld en de Gospel van het Goede Nieuws uit te spreiden. Verkondigen is één van de vele opdrachten die wij hebben ontvangen van de leermeester Jezus (Yeshua). Het is een werk dat wij in eer mogen opdragen aan de Grootste aller tijden, de Schepper van hemel en aarde, Jehovah (de enige ware God)

Om dit Evangelion of Evangelie te brengen waren enkele broeders en zusters gewillig om hun heimat te verlaten en hier ook mooi weer aan te treffen. Wij zijn erg dankbaar dat zij er waren gekomen om hun Nederlandse broeders te helpen. Wij werden behaagd deze gelukkige hereniging te hebben van gelovigen om mensen die gewillig zijn om het Woord van God met ons te delen en met anderen die niet in de eerste plaats in zichzelf geïnteresseerd zijn maar  in God.

Het was fijn dat de Engelsen naar de Veluwe afgezakt waren om samen met ons briefjes te gaan uitdragen en over in de brievenbussen te steken waar het werd toegestaan. Zo konden wij ons kenbaar maken op een minder confronterende manier dan persoonlijk aan te bellen aan ieder huis. In die mate konden wij de bewoners van de bezochte panden in de gelegenheid stellen om informatie over ons te krijgen. Anoniem konden zij dan lezen en zien naar wat wij uitkijken en denken, alsook om zelf hier over na te denken en er op te reageren. Toen wij sommige mensen ontmoetten gaf dit rechtstreeks een mogelijkheid om te kunnen praten. Met zulk een confrontatie kon dan het Goed Nieuws rechtstreeks verkondigt worden.

Ik had sommige mooie gelegenheden om op die weg met mijn kennis van het Nederlands de mensen rechtstreeks te woord te kunnen staan en op hun vragen te kunnen antwoorden.

Als goede soldaten zouden moeten doen begonnen wij vroeg in het jaar, vroeg in de maand, vroeg in de week, vroeg op de dag. Wij werden door een ander en/of unieke uitgever uitgenodigd, namelijk door de Broeders in Christus Nederland om voor hen te werken. Voor de 'Familie Steun" die toestaat dat wij toch konden uitgaan in het ministerie voorzagen zij mooie kleine huizen in een Bungalow park in Hoenderloo, bij Apeldoorn. Van daar gingen wij naar Apeldoorn, Deventer en Zutphen om de huis aan huis publicatie te doen. Het familiegevoel was er 's morgens en 's avonds toen wij allen samen met de avond bezoekers uit Nederland te samen kwamen.

Nadat wij in de ochtend de eerste Bijbellezeing van de dag hadden gedaan werden wij in kleine groepen verdeeld om elke onze weg te gaan om de pamfletten over het Nederlandse tijdschrift  "Met Opene Bijbel" en het boek "Uitzicht op de toekomst"  te versturen.

Wij probeerden naar synchronisatie ons dienstschema met andere Pioniers af te stellen en leerden veel van andere hulp van reeds lange tijd zijnde Pioniers, Kringloop Opzichters, en Ouderen. Het goede ding was dat er "anciens" waren die reeds voor meer dan 15 jaren naar Nederland kwamen. Zij waren gewoon aan de Nederlandse huisvestingsplanning met al die kleine straten en doorgangetjes in die woonwijken. Hun systeem van rond een huizenblok te gaan, de één rechtsdraaiend (in klokwijzerzin) en de andere tegen de wijzers van de klok in draaiend was een goed systeem om over te nemen. Met al die kleine tussengangetjes was het echt niet te doen zoals wij het hier in België doen. Normaal volgen wij het stratenpatroon en gaan gegroepeerd ieder langs een kant van de weg en vervolgens naar de volgende straat. De toestand rond het blok te gaan en het in kaart brengen van de reeds gedane woningen is de enige zekere weg om geen straat te missen of  een groep van huizen meer dan één maal te bezoeken.

Wij kregen natuurlijk ook gepaste rust en hebben niet ervan afgezien om nu en dan een lach  te hebben. Voor, tussen en na het ronddragen van de briefjes hadden wij sociale activiteit. Zodat wij Vreugde (JOY) hebben beleefd! Ja omdat dat ook deel van de bediening uit maakt. Ook het genot maakt deel uit van van een gelovende persoon zijn of haar leven. Het is niet omdat je een ernstige gelovige zou zijn dat je met een ernstig gezicht heel de tijd zou moeten rond lopen. Plezier maken mag er gerust wezen en is een nodig onderdeel van het leven. Maak zeker dat uw bediening in uw vereniging van gelovigen heel Blij En Plezierig is!

In het Engels komt die Vreugde zo mooi uit J. O. Y. . Daarin vinden wij de J die staat voor Jehovah in de  1ste plaats. Darna komt de O voor "the Others", de Anderen als nummer 2. En tenslotte de Y voor de "You", Uzelf nummer 3. Dat is wat wij moeten onthouden wanneer wij de mogelijkheid hebben om Gods werk te mogen doen. Dan komen uw zegeningen van Jehovah!

Vol van vreugde en met intensiteit van de liefde voor het Woord van God kunnen wij dan de kwaliteit van onze bediening laten toenemen. Deze toename kan dan op haar beurt ook weer vreugde maken en er voor zorgen dat die uw bediening en de hele gemeenschap van de ecclesia laat toenemen!

Na de dagtaak van het ronddragen van de strooibriefjes genoten wij van een lekker kopje thee en vervolgens gingen wij na een lekker avondmaal over tot onze tweede Bijbellzing en Bijbel Studie. En dit was aangenamer en zou ook meer bevredigend moeten zijn dan dit op je eigen houtje te doen thuis. Lekker samen bij avondschemer konden wij ons laten inspireren door de liederen, gebeden, Bijbelteksten maar ook door de getuigenissen van ervaringen en dergelijke. Wij konden namelijk ook aangemoedigd en opgewekt worden door het delen van ervaringen en het was mooi te horen hoe anderen naar de waarheid kwamen of een leuke anekdote hadden over  een bekering. Het was een open onformele aangename gebeurtenis waarbij meerdere mogelijkheden kwamen om zich te ontwikkelen.

Samen konden wij liederen zingen, bidden, mediteren en op progressieve wijze de Bijbel bestuderen en vonden wij meerdere gelegenheden om God te loven en de schoonheden van de Heer te bewonderen.

Die die daar waren, bedanken wij voor al hun inspanningen en om naar onze Lage Landen te komen om ons te helpen om het Goed Nieuws uit te spreiden.

Dankbaar voor deze hulp in de Verkondiging hopen wij dat er nog zulke fijne dagen mogen komen en dat wij eens u daar ook mogen aantreffen.

Engelse versie / English version: Holland Week of billing

Tuesday, 5 April 2011

Toewijding van Jezus

Reeds op 12jarige leeftijd liet Jezus horen waar zijn hart lag en kon mijn zijn jonge stem mensen doen luisteren naar het Woord van God. Als volwassen man bracht hij enkele jaren zijn voorkeur van toewijding aan zijn Vader duidelijk naar de mensen rondom hem.

In het zich ten dienste stellen van zijn vader wilde hij zeer ver gaan. Hij was zelfs bereid om zijn leven op te geven al sloeg de angst hem toch rond de oren en verzocht hij zijn Vader indien Hij het wenste deze op hem komende moeilijkheden te laten voorbij gaan. God liet ze wel gebeuren. En Jezus droeg dat lijden zonder morren of klagen. Ook nam hij het niet tot zich om weerwerk te gaan bieden of de folteraars te gaan vervloeken en/of te spotten met diegenen die met hem spotten.
In volledige toewijding naar zijn bestemmingsopdracht vervulde hij het Plan van God. Datgene wat de vreugdebode Jesaja had aangekondigd werd nu in het begin van onze huidige tijdrekening tot vervulling gebracht.

Jezus wenste niet over iemand te oordelen (Johannes 12:47) ook al zou hij de woorden van Jezus horen maar ze niet bewaren. Maar tegelijkertijd wijst Johannes op Jezus zijn vermaning in Johannes 15:19, 'Als jullie bij de wereld zouden horen, zou ze jullie hebben liefgehad als iets van haarzelf, maar jullie horen niet bij haar, want ik heb jullie uit de wereld weggeroepen. Daarom haat ze jullie'.

Jezus hield niet zo van de wereld als vele mensen dat nu verstaan. Hij had wel respect voor de Schepping Gods, maar was niet afhankelijk van die wereld die voor hem lag. Zijn hart en ziel waren bij God de Allerhoogste. Jezus wist dat een wereld zonder God een hel dreigt te worden, waarin egoïsme het laatste woord heeft. Hij kende de geschiedenis van Gods Volk dat regelmatig afgedwaald was en nog steeds zich graag verbond met anderen die het niet zo hoog op hadden met de Elohim.

Sommigen van ons zullen ervoor kiezen niet deel te nemen aan één van de systemen in de wereld, en kiezen ervoor zich te isoleren in een zelfgemaakte christelijke zeepbel. Sommigen denken dat zij christen zijn en verder niets of niemand meer nodig hebben. Veel christenen denken dat zij het Evangelie niet meer nodig hebben omdat dat enkel nodig zou zijn voor niet-christenen om christen te worden. Ook vinden ze het niet echt nodig om regelmatig in de Bijbel te lezen of hun godsdienst te beleven door bijvoorbeeld naar een dienst te gaan. Ook veel christenen bevinden zich in de wereld door middel van een soort pseudo-heilige imitatie

Jezus gaf hun echter het voorbeeld in zijn leven. Hij bezocht regelmatig de synagogen en bad veelvuldig tot zijn Vader. Samen met anderen mediteerde hij vaak over het Woord van God en onderzocht mee met hen wat God de Vader ons te kennen gaf in Zijn Woord, de boekrollen of Heilige Geschriften.

Johannes beschreef het wereld-systeem - de afwijzing van Gods liefde - heel duidelijk. Hij smeekte ons in 1 Johannes 2:15 die houding niet aan te nemen. Johannes vervolgt: 'Want alles wat in de wereld is - zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht -, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid' (1 Johannes 2:16-17).

Jezus deed volledig de wil van God de Vader. Christus wijde zich volledig aan het Werk van zijn Vader en slaagde er ook in om zonder zonde te blijven. Dat laatste is voor ons een waarlijk onmogelijke opdracht.  Omdat christenen blijven zondigen, hebben zij dagelijks het Evangelie nodig. Jezus was de mens wording van het Goede Nieuws. Met momenten zelfs ook de vermenselijking van die Blijde Boodschap, want doorheen zijn levensverhaal kunnen wij lezen over zijn twijfels, angsten, ontberingen en menselijke gevoelens naar anderen toe.

Zoals god in Christus werkte kan Hij ook in ons werken. Om niet te zeggen dagelijks herinnerd Hij er ons aan wat Hij ten uitvoer heeft gebracht. Als volgelingen van Christus moeten wij inzien wat Jezus voor ons heeft gedaan en met welk doel. Willen wij dat doel veronachtzamen?

In zijn toewijding heeft Jezus alles in het werk gesteld om de Redding van God tot ons te laten komen. Door Jezus zijn toewijding zijn wij gerechtvaardigd.

Thursday, 23 December 2010

Invitation to all who believe

Folio 27r from the Lindisfarne Gospels contain...
Folio 27r from the Lindisfarne Gospels contains the incipit Liber generationis of the Gospel of Matthew. (Photo credit: Wikipedia)
In the gospel there is an invitation to all who believe what God has  promised, to share with Christ in his kingdom, glory, and joy, which invitation is given on certain conditions well defined (1 Thess. 2:12; ; Matt. 25:21) faith in the things covenanted to Abraham and David, and in those taught concerning Jesus, in the Old and New Testaments; immersion into the name of the Father, Son, and Holy Spirit; and thenceforth a life of without which no one will be approved and promoted to the honour and glory of the kingdom ().

John Thomas. (1990; 2002). Comments from Brother Thomas (Pagina 2). Logos Publications.


+++
2013 update:
Enhanced by Zemanta

Wednesday, 17 February 2010

Zeggingskracht van beelden in de Bijbel #5 Voorafschaduwing

Vervolg van > Zeggingskracht van beelden in de Bijbel #4 Verpersoonlijking

Voorafschaduwing

Als derde vorm hebben we tenslotte het verschijnsel 'voorafschaduwing' gekozen. Deze term is als zodanig afkomstig uit de brief aan de Hebreeën. De schrijver van deze brief duidt hiermee, en met enkele verwante woorden, de gewoonte van de Schrift aan om personen en zaken in het OT zo te beschrijven dat ze ons een vooraankondiging geven van een latere werkelijkheid. Bijvoorbeeld het tabernakel als beeld van de uiteindelijke 'geestelijke tempel' in de voleinding, die gemeenschap van ware gelovigen waar bijv. Petrus over spreekt, waarin God pas werkelijk in volkomenheid wordt lof gebracht. Maar ook van personen als de priester-koning Melchizedek, of Jozef als onderkoning van Egypte, die elk op hun wijze een beeld geven van Gods Koning, de Messias. En die ons daarmee een dieper inzicht schenken in de ware persoon van Christus. Dat zijn 'levende' beelden die ons de hoogst noodzakelijke inzichten verschaffen, die we nodig hebben voor een zuiver begrip van Jezus' positie ten opzichte van zijn Vader en ten opzichte van ons als zijn kinderen. Maar ook voor een zuiver inzicht in de ware bedoeling van de Mozaïsche Wet enerzijds, en de tekortkomingen van het Oude Verbond anderzijds. Een inzicht dat we op zijn beurt weer nodig hebben om te onderkennen wat nu precies de toegevoegde waarde is (en wat niet!) van het Nieuwe Verbond in Christus, waar ons heil uiteindelijk toch van afhangt.

Zo God het wil zult u dit alles kunnen meemaken op onze komende studiedag. We zijn vast van plan daar weer een boeiende dag van te maken. Zoals de meesten van u intussen weten, hebben wij geen simpele kennisoverdracht voor ogen, maar willen we u tonen hoe ook u de Bijbel zo kunt lezen dat u er zelf uw weg in kunt vinden. Want uiteindelijk zult u dat zelf moeten kunnen; wij zijn slechts de stagebegeleiders die u op weg willen helpen, en het dient het streven van elke goede leermeester te zijn dat hij zichzelf overbodig maakt. In die geest bent u dus ook dit jaar weer welkom om opnieuw met ons op ontdekkingstocht te gaan. We hopen van harte u daarbij te kunnen begroeten.


Thema van onze studiedag:

Het koninkrijk van God is als

De zeggingskracht van beelden in de Bijbel

9.45-10.30 Ontvangst

Programma

10.30 Introductie:

Wat is beeldtaal?

En Ik zal tot de profeten spreken en Ik zal veel gezichten geven, en door de dienst van profeten zal Ik in 'beelden' spreken. (Hosea 12:10 NBG'S1)

11.10 Eerste studie:

Gelijkenissen

Daarop zei hij: 'Waarop lijkt het koninkrijk van God en waarmee zal ik het vergelijken?

Het/ijkt op ... (Lucas 13:18 NBV)

11.50-12.15 Gezamenlijke discussie over de studies van de ochtend. 12.15-13.45 Gelegenheid voor gesprekken en warme maaltijd.

14.00 Tweede studie:

Verpersoonlijking

Een van de zeven engelen ... kwam op me af en zei: 'Ik wil je de bruid laten zien, de vrouw van het lam. '(Openbaring 21:9 NBV)

14.45 Derde studie:

Voorafschaduwing

Want deze Melchisedek ... is vooreerst koning der gerechtigheid, vervolgens ook koning des vredes... en, aan de Zoon van God gelijkgesteld, blijft hij priester voor altoos. (Hebreeën 7:1-3 NBG'S1)

15.30-15.45 Pauze

15.45-16.30 Gezamenlijke discussie en beantwoording van vragen. 16.30-18.00 Gelegenheid voor gesprekken en broodmaaltijd.

Naast het volgen van de studies is er ruime gelegenheid voor onderlinge gesprekken of persoonlijke vragen aan de sprekers.

Ook bent u van harte welkom bij de lectuurtafel.

Broeders in Christus, Postbus 520, 3800 AM Amersfoort,

e-mail: info@broedersinchristus.nl              website: www.broedersinchristus.nl

 


Zeggingskracht van beelden in de Bijbel #4 Verpersoonlijking

Vervolgend op > Zeggingskracht van beelden in de Bijbel #3 De Gelijkenis


Verpersoonlijking

Als tweede vorm van beeldtaal willen we een wat moeilijker onderwerp bekijken: dat van de verpersoonlijking. Daarmee bedoelen we dan de gewoonte in de Schrift om abstracte begrippen voor de lezer concreet te maken, door ze voor te stellen als een persoon: een vriend die ons helpt in tijden van nood, of juist een vijand die we met alle kracht moeten bestrijden. Of als een geliefde die door onze Heer nooit zal worden teleurgesteld of in de steek gelaten, maar die zelf juist veel te veel de neiging heeft haar Heer ontrouw te worden. Dan heb je het bijvoorbeeld over de ontuchtige zusters Samaria en Jeruzalem uit Ezechiël of de hoer uit Openbaring enerzijds, en over de bruid van het Lam anderzijds. Zulke beelden helpen ons de ware verhoudingen te zien in onze relatie tot God en Christus, maar ook - of misschien vooral - om dit thema te herkennen door de hele Schrift heen. Want juist deze beelden helpen ons de rode draad te blijven zien die door de hele Schrift heen loopt. En dat geldt ook voor beelden als de stad Gods tegenover de stad der mensen; dat zijn strikt genomen weliswaar geen verpersoonlijkingen, maar evenzeer beelden die abstracte begrippen om­zetten in gemakkelijk te begrijpen (en te herkennen!) sleutelwoorden.


Zeggingskracht van beelden in de Bijbel #3 De Gelijkenis

Voorgaande uitnodiging > Zeggingskracht van beelden in de Bijbel #1 Uitnodiging
aansluitend tot > Zeggingskracht van beelden in de Bijbel #2 Vorm van beeldtaal

Eerste vorm van beeldtaal

De eerste vorm van beeldtaal waar we dan naar willen kijken, is de meest bekende vorm daarvan: de gelijkenis. We kennen de gelijkenissen uiteraard uit de Evangeliën, hoewel ook het OT al gelijkenissen kende, maar niet in die mate als de Evangeliën. Juist in die bekendheid schuilt echter het risico dat de kern van de boodschap ons ontgaat, omdat we het verhaal te goed kennen en ons onvoldoende afvragen wat het ons nu eigenlijk precies wil vertellen. We willen u daarom laten zien waar je op moet letten bij een gelijkenis: wat is essentieel en wat zijn alleen maar de details van het verhaal. Want je hoeft alleen maar om je heen te kijken, om te zien dat er soms zelfs over de meest simpele gelijkenissen nog verschil van opvatting bestaat. De Jood uit de 1e eeuw (en trouwens ook die uit onze eigen tijd) had totaal geen moeite met zulke verhalen; want ze pasten in zijn cultuur, en elke rabbi predikte zo. Wij, moderne westerlingen zijn echter niet gewend zo te denken of om zo kennis over te dragen. Maar toch is het niet moei­lijk. Het probleem is niet dat gelijkenissen zo moeilijk zijn te doorgronden, het probleem is veel meer dat we vaak geneigd zijn er juist teveel achter te zoeken. Dus dat maakt deze vorm van beeldtaal bijzonder geschikt voor een goede start van onze ontdekkingstocht.


Vervolg >Zeggingskracht van beelden in de Bijbel #4 Verpersoonlijking

Friday, 5 February 2010

Genade volgens Bonhoëffer

“Goedkope genade is genade zonder navolging, genade zonder kruis, genade zonder de levende mens geworden Jezus Christus.
Dure genade is de verborgen schat in de akker, omwille waarvan de mens eropuit gaat en met vreugde alles verkoopt wat hij had: de kostbare parel, voor welke prijs de koopman al zijn goederen prijsgeeft.
Dure genade is het Evangelie dat steeds weer gezocht moet worden.
Dure genade is de gave waarom moet worden gebeden.
Dure genade is de deur waarop geklopt moet worden.
Duur is zij omdat zij tot navolging roept, genade is zij omdat zij tot navolging van Jezus Christus roept.
Duur is zij omdat zij de mens het leven kost, genade is zij omdat zij hem het leven schenkt.
Duur is zij omdat zij de zonde veroordeelt, genade is zij omdat zij de zondaar rechtvaardigt.
Duur is de genade vooral daarom, omdat zij voor God duur is geweest en omdat voor ons niet goedkoop kan zijn wat voor God duur is.
Zij is daarom genade als Levend Woord, Woord van God dat Hij Zelf spreekt, zoals het Hem behaagt.”

Belief of the things that God has promised

Faith


"The first step along the way of life, ... , is belief of the things that God has promised. This is enjoined by Jesus when he gave his last commission to the apostles: "Go ye into all the world, and preach the gospel to every creature. He that believeth and is baptized shall be saved but he that believeth not shall be condemned " (Mark 16:15, 16). "Go ye therefore, and teach all nations, baptizing them in the name of the Father, and of the Son, and of the Holy Spirit: teaching them to observe all things whatsoever I have commanded you: and, lo, I am with you always, even unto the end of the world" (Matt. 28:18-20). When men are so "taught" by the word of God, they manifest faith in the things He has promised. Without this faith men are not well pleasing to God (Heb. 11:6). In support of their teaching the Apostles turn to the Old Testament to find in Abraham an outstanding illustration of the way to secure God's approval. "Abraham believed in the Lord; and he counted it to him for righteousness" (Gen. 15:6). The whole of the fourth chapter of Romans is devoted to unfolding the implication of this statement; and at the end of the chapter Paul declares that it was "not written for Abraham's sake alone, but for us also, to whom righteousness shall be imputed, if we believe on God" (Rom. 4:23, 24). "The gospel is the power of God unto salvation", but it is ineffective unless it is believed; so Paul adds "to everyone that believeth" (Rom. 1:16)

In Acts, Chapter 10, we read of a centurion, Cornelius, described as a devout man, and one that feared God with all his house, devoted to almsgiving and to prayer, who was told by the angel of God to send men to Joppa for Peter: "he shall tell thee what thou oughtest to do" (Acts 10:6). As we think of the exemplary character of the man, judged by human standards, we might wonder what he lacked to be approved of God. His devoutness and goodness in themselves were evidently not sufficient. The phrase, "What thou oughtest to do", has the authoritative ring of a divine imperative. With the angel's assurance that he "shall tell thee words whereby thou and all thy house shall be saved" (11:14). Cornelius accordingly sent for Peter. When Peter arrived, Cornelius informed him: "We are all here present before God, to hear all things that are commanded thee of God" (10:33). Peter then recounted the work of Jesus, showed that it was witnessed by the writings of the
goodness and declared that "whosoever believeth in him shall receive remission of sins" (verse 43).

When a person "believes" or has "faith" in the Bible sense, he is fully persuaded of the truth of those things which are taught in the Scriptures. Belief is based on knowledge -- in the absence of knowledge there is no true faith: and Paul makes the emphatic declaration, truly reasonable when all the facts are considered, that without faith it is impossible to please God; for he that cometh to God must believe that he is, and that he is a rewarder of them that diligently seek him" (Heb. 11:6). To believe He is "a rewarder" presupposes an understanding of those "exceeding great and precious promises by which we might become partakers of the divine nature, having escaped the corruption that is in the world through lust" (2 Peter 1:4). "Ye are saved by grace through faith" (Eph. 2:8); for, in the words of both Old and New Testaments, "the just shall live by faith"."

- John Carter
-------
God's Way
Chapter 10
The Way of Life
Part I - God's Conditions
Dutch translation / Nederlandse vertaling > Overtuiging voor de dingen die God beloofde

Overtuiging voor de dingen die God beloofde

Geloof

„De eerste stap langs de manier van het leven,…, is geloof in de dingen die de God heeft beloofd. Dit werd opgelegd door Jezus toen hij zijn laatste commissie aan de apostelen gaf: „Ga in de gehele wereld, en predik het evangelie aan elk schepsel. Hij dat gelooft en gedoopt wordt zal worden gespaard maar hij dat niet gelooft zal worden veroordeeld „(Markus 16:15, 16). „Ga daarom, en onderwijs alle naties, hen dopende in naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest: hen onderwijzend om alle dingen waar te nemen van om het even welke aard heb ik u bevolen: en, weet dat ik altijd met u ben, zelfs tot het eind van de wereld " (Mattheüs 28:18 - 20). Wanneer de mensen zo door het woord van God „worden onderwezen“, vertonen zij geloof in de dingen die hij heeft beloofd. Zonder dit geloof stellen de mensen God niet goed tevreden. (Hebreeën 11:6). Tot steun van het hun onderwijs gaan de Apostelen terug tot het Oude Testament om in Abraham een opmerkelijke illustratie van de manier te vinden om de goedkeuring van de God te beveiligen. „Abraham geloofde in de Heer; en rekende het aan hem voor oprechtheid " (Genesis 15:6). Het geheel van het vierde hoofdstuk van de brief aan de Romeinen is toegewijd aan het openen van de implicatie van deze verklaring. En aan het eind van het hoofdstuk verklaart Paulus dat het „niet alleen voor het belang van Abraham, maar ook voor ons werd geschreven, aan wie de oprechtheid zal worden toegeschreven, als wij in God geloven“ (Romeinen 4:23, 24). Het „evangelie is de macht van God tot redding“, maar het is ondoeltreffend tenzij het wordt geloofd; zo voegt Paulus eraan toe „aan iedereen wie gelooft“ (Romeinen 1:16)

In Handelingen, Hoofdstuk 10, lezen wij over een centurion, Cornelius, die als godsvruchtige mens, wordt beschreven en een die, met heel zijn huis, God vreesde, toegewijd aan liefdadigheid en aan gebed, die door de engel van God werd verteld om mensen naar Joppa voor Petrus te sturen: „hij zal je vertellen wat je het best zou doen“ (Handelingen 10:6). Aangezien wij aan het voorbeeldige karakter van de man denken, geoordeeld door menselijke normen, zouden wij kunnen benieuwd zijn wat er ontbrak om door God goedgekeurd te kunnen worden. Zijn toegewijdheid en goedheid in zich volstonden klaarblijkelijk niet. De uitdrukking, „wat jij het best zou moeten doen“, heeft de gebiedende wijze van een goddelijke verplichting. Met de verzekering van de engel dat hij „je woorden zal vertellen waardoor jij en geheel je huis worden bewaard“ (11: 14). Cornelius zond daarmee in overeenstemming achter Petrus. Toen Petrus aankwam, informeerde Cornelius hem: „Wij zijn allen hier aanwezig vóór God, om alle dingen te horen die je bevolen zijn door God“ (10: 33). Petrus verhaalde toen het werk van Jezus, toonde aan dat het door het geschrift van profeten werd getuigd, en verklaarde dat „wie ook maar gelooft in hem vermindering van zonden zal ontvangen“ (vers 43).

Wanneer een persoon „gelooft“ of „geloof heeft“ in de betekenis van de Bijbel, wordt hij volledig overreed van de waarheid van die dingen die in de Schriften worden onderwezen. Het geloof is gebaseerd op kennis - bij gebrek aan kennis is er geen waar geloof; en Paulus legt de nadrukkelijke verklaring af, echt redelijk wanneer alle feiten worden overwogen, dat zonder geloof het onmogelijk is God te believen; voor hij die tot God komt moet geloven dat Hij is, en dat hij een beloner is van hen die naar hem vol overgave streven" (Hebreeën 11:6). Om te geloven dat hij een „beloner“is veronderstelt dit een inzicht in die „overschrijdend grote en kostbare beloften waardoor wij deelnemers van de goddelijke aard zouden kunnen worden, ontsnapt zijnde aan de corruptie die in de wereld is door verlangen“ (2 Petrus 1:4) is. „Jij wordt gered door gunst door geloof“ (Efeziërs 2:8); voor, in de woorden van zowel Oude als Nieuwe Testament, „de eerlijken zullen leven door geloof”.

- John Carter
Gods Weg; Hoofdstuk 10; Deel I de Voorwaarden van de God


Engels origineel / English original > Belief of the things that God has promised

Friday, 27 March 2009

Betuiging van Calvijn

"Allereerst dank ik mijn God, dat Hij met mij, Zijn arm schepsel, medelijden heeft gehad en mij getrokken heeft uit de afgrond van de afgodendienst, waarin ik verzonken lag, om mij te leiden tot de klaarheid van het Evangelie, en mij deelgenoot te maken van de leer der zaligheid, die ik maar al te onwaardig was. Ook is Hij in de betoning van Zijn barmhartigheid voortgegaan en heeft mij met al mijn gebreken en zwakheden gedragen, die van dien aard waren, dat ik het zekerlijk verdiend had honderdduizend maal van voor Zijn Aangezicht verstoten te worden."

"Zo betuig ik te willen leven en sterven in het geloof, dat Hij mij geschonken heeft en geen andere hoop of toevlucht te hebben dan Zijn genadige aanneming tot kind, waarop mijn zaligheid is gefundeerd. Ik omhels de genade, die Hij mij in onze Heere Jezus Christus bewezen heeft en steun op de verdienste van Zijn lijden en dood, opdat daardoor al mijn zonden begraven zullen zijn."

- Calvijn

Monday, 16 February 2009

Gospel = Good tidings, good news, a good message

No one of intelligence will dispute the meaning of the word “Gospel;” it signifies “good tidings,” good news, — a good message. Nevertheless, often what many consider “a real gospel sermon” is understood to signify bad tidings — tidings of eternal misery to the great mass of our race — to all except the little flock of God’s faithful people who respond to a “gospel” of accepting Jesus or spending eternity in miserable suffering. As a consequence the preacher of a “gospel sermon” is expected to figuratively shake the congregation over an abyss of everlasting torture, making as strong an effort as possible to intimidate them thereby to a thorough reformation of life, in hope of thus escaping an awful eternity.

 - Restoration Light

Read more >
The True Gospel

  • The Roman Catholic faithgospel
  • The Calvinistic Gospel (Calvinsists, Presbyterian, Congregationalists, Baptists, and many Lutherans and Episcopalians).
  • The Arminian Gospel (Methodists, Free-Will Baptists)
  • The true Gospel, Gospel of blessing to all the people (gospel of peace,gentleness, patience, meekness)
Quote: All that ever went before our Lord’s preaching was not the Gospel, but merely types and promises which foreshadowed it.

Wednesday, 4 February 2009

Wie zijt Gij, Here?

V
ERBIJSTERING en verbazing zijn te horen in de wedervraag van Paulus, nadat een Gestalte boven hem met verblindende heerlijkheid is verschenen en hem de vraag stelt: "Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?" Hij is op reis naar Damascus om met geweld de volgelingen van Jezus van Nazareth van hun dwaalspoor af te brengen. Zijn doel is deze ketterse sekte van de Nazorenen uit te roeien. Toch kan hij ge­durende de dagenlange reis daarheen het gezicht van de stervende Stefanus niet uit zijn gedachten zetten. Met de blinde rechtzinnigheid en onverdraagzame ijver van een jonge zeloot, een Farizeeër van de Farizeeën, had hij ingestemd en meegeholpen bij zijn steniging. Nu ziet hij steeds opnieuw dat gelaat, met zijn opgeslagen ogen, en hoort hij de kreet van bewondering:

"Zie, ik zie de hemel geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods". Nu weet hij zelf wat Stefanus had gezien, want hetzelfde visioen is nu ook aan hem verschenen.
"Wie zijt Gij, Here?" Een retorische vraag was deze niet, eerder een uiting van onthutsing. Dat beeld van Jezus, dat hij zich de afgelopen tijd met zijn geloofsgenoten had gevormd, valt nu ineens in duigen als een verpletterde illusie. Maar als die eerste, ingrijpende schok, dat Jezus van Nazareth levend in de hemel is, voorbijgaat, heeft Paulus als geleerde rabbi, jarenlang opgevoed door de beroemde Gamaliël, en daardoor doorkneed in de Schrift, uit zijn kennis kunnen putten in een poging een waar beeld te construeren.

We mogen ons voorstellen hoe hij, gedurende de drie dagen van duister­nis, voordat Ananias tot hem kwam om hem te dopen, steeds gedacht heeft aan wat Israëls profeten over de Messi­as en Heiland van zijn volk hadden ge­zegd. Hij had niet het voorrecht ge­kend van de twee Emmaüsgangers, aan wie de opgestane Here in een andere gedaante was verschenen, om uit te leggen "wat in al de Schiften op Hem betrekking had" (Lucas 24:27). En ook niet de dergelijke ervaring van de ande­re apostelen tegen wie Christus zei:
"Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden", met als gevolg dat Hij hun verstand opende, zodat zij de Schriften begrepen (Lucas. 24:44). Toch heeft ook hij later de hulp van Christus ontvangen om hem te helpen zijn sterven en opwekking "naar de Schriften" te verkondigen en heeft hij met stelligheid kunnen schrijven dat hij zijn evangelie niet door mensen heeft ontvangen, "maar door openbaring van Jezus Christus" (Galaten 1: 12).
"Wie zijt Gij, Here?" Toen Jezus op aarde was waren de gemoederen over de kwestie van zijn Persoon sterk verdeeld. "Deze is waarlijk de profeet. Anderen zeiden: Deze is de Christus; weer anderen zeiden: De Christus komt toch niet uit Galilea? .. Er ontstond dan verdeeldheid bij de schare om Hem" (Johannes 7:40-44).

Verschil van mening in de gemeente

 Na zijn opstanding en hemelvaart en de verkondiging hiervan door zijn apostelen ging het redetwisten door. Zelfs in de gemeenten, waarin iedereen in Hem geloofde, was er verschil van mening aangaande zijn oorsprong, status en persoon. De schrijver van de brief aan de Hebreeën waarschuwt zijn lezers voor afwijking van het geloof dat hun op betrouwbare wijze is doorge­geven: "Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen" (Hebreeën 13:9). De uitvoerige Schriftcitaten waarmee hij zijn brief begint, als bewijs dat Christus "zóveel machtiger is geworden dan de engelen als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft" (I :4), geeft te kennen dat er onder zijn lezers Joden waren die hierover anders dachten.

In zijn brief aan de gemeente te Colosse, waarschuwt Paulus voor een dwaalleer die Joodse trekken vertoont - sabbatviering, ascese en engelenverering. Hij legt als in geen andere brief uit hoe verheven de plaats van Christus in Gods heilseconomie is als het Beeld van God, de Eerstgeborene uit de doden, in Wie het God behaagd heeft in volheid te gaan wonen. Hij waarschuwt gelovigen tegen waarde hechten aan praktijken die "in overeenstemming zijn met de overlevering der mensen". Alleen in Christus is verlossing te vinden: "in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk, en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht" (Col. 2:9-10).

Als Joodse christenen geneigd waren in hun begrip van Christus' verhevenheid te kort te schieten, was de tendens in de Griekse gemeenten het tegenovergestelde. Paulus verwijt de gemeente te Corinthe: "Want indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt ... dan verdraagt gij dat zeer wel" (2 Corinthiërs 4). Hieruit blijkt dat er christenen waren die uiteenlopende opvattingen hadden omtrent de persoon van Christus en iemand predikten die nooit werkelijk heeft bestaan maar slechts een beeld was, ontsproten in het menselijke brein.

De antichrist

In zijn afscheidsrede aan de oudsten te Efeze waarschuwde Paulus voor valse leraars in de gemeente: "uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de disci­pelen achter zich aan te trekken". Hoe waar hij gesproken had blijkt uit de brieven van Johannes enkele tientallen jaren later. Hij strijdt tegen de invloed van een groep die blijkbaar uit deze gemeente van Efeze is getreden en die tracht door huisbezoek andere leden tot hun zienswijze over te halen. Johannes noemt ze valse profeten en misleiders. Zij propageren een andere opvatting van de Zoon van God en daarom bestempelt de apostel de beweging als 'antichrist'. Hierbij is geen sprake van een opzettelijk vijandige gezindheid tegen Christus. 'Anti' kan betekenen niet alleen 'tegen', maar ook 'tegenover' of 'in plaats van', zoals te zien is in het eerste voorval in het Nieuwe Testament: "Archelaüs was koning in de plaats van (anti) zijn vader". De voorstanders van deze leer propageerden een andere Jezus tegenover en i.p.v. de historische Persoon die de apostelen hadden gepredikt en die wij ontmoeten in de vier evangeliën, een Christus dus die buiten de menselijke verbeel­ding nooit heeft bestaan. Onder de invloed van hun vertrouwde Griekse filosofie verwierpen ze het geloof dat de Zoon van God een Mens van vlees en bloed was, verwekt door de heilige Geest en geboren uit de maagd Maria. Zo ver we nu kunnen nagaan leerden zij dat bij Jezus' doop de Zoon van God neerdaalde uit de hemel en woonde in Hem tot kort voor zijn kruisdood vandaar de kreet: "Waarom hebt Gij Mij verlaten?" Hij kwam dus alleen met het doopwater en niet met bloed, als een mens van vlees en bloed. Johannes schrijft: "iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist" (1 Johannes 3:3).

Christologie in de kerk

De Nieuwtestamentische schrijvers geven blijk, zoals we zouden verwachten, van een sterke relatie met Christus. Hij is hun Heer, die voor hen is gestorven, opgewekt en verhoogd, en zij leven nu in zijn dienst. Zij hebben ook belangstelling in de relatie tussen de Vader en de Zoon, en deze is voor hen doordrongen van zulke ethische waarden als de liefde en de eerbiedige houding van de Zoon. Zij belichten Gods liefde voor Christus. Zij vertellen ons hoe God de volkomen gehoorzaamheid van zijn Zoon beantwoord heeft door Hem uit de doden op te wekken en Hem te verhogen en verheerlijken. Zij komen telkens terug op Christus' liefde en eerbied voor zijn Vader, zijn allesbepalende besef van de opdracht die Hij moet uitvoeren, zijn liefdevolle onderdanigheid, zijn vertrouwen op God in zijn gebeden. Zij wijzen kortom de weg waarlangs ook wij, met de vier evangeliën in onze handen en met hen als gids, tot toenemende kennis en inzicht mogen komen van de relatie tussen Vader en Zoon en de waarheid Ieren van Jezus' woorden in gebed: "Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt".

Helaas zijn de bisschoppen in de kerk van de eerste eeuwen, die maar al te vaak in de Griekse filosofie waren opgeleid, een andere weg ingeslagen. In plaats van deze vruchtbare ethische benadering hebben ze eeuwenlang de relatie tussen de Vader en de Zoon gezien als een metafysische kwestie, die op te lossen was met begrippen ontleend aan de Griekse denkwereld. Dit is in klein bestek te illustreren in hun gebruik van metafysische termen in hun nu verouderde filosofie.

De term logos in het Nieuwe Testament is het woord Gods, de scheppende bevelen waardoor Hij de wereld schiep en zijn levenbrengende, lichtverspreidende boodschappen door profeten en apostelen en vooral door de allergrootste profeet in werk en woorden, Christus Jezus. Deze bete­kenis van logos is vooral te zien in de proloog op het vierde evangelie.

Voor de Griekse filosofen - en dus ook de kerkelijke apologeten - had lo­gos al lang de metafysische betekenis van de wereld rede waardoor alles tot stand is gekomen. Het was een kosmi­sche term gebruikt door heidense filo­sofen om de orde in het heelal te verklaren en komt met deze betekenis nergens in het Nieuwe Testament voor. Toch hebben theologische filosofen in de tweede en derde eeuw, als Justinus en Tertullianus, deze term uitvoerig gebruikt om zowel het ontstaan in voorwereldlijke tijden van de Zoon van God te verklaren als zijn metafysische relatie met de Vader te definiëren. De vraag van de Naämathiet Zofar aan Job was slechts van retorische aard, want hij kon rekenen op de instemming van zijn gesprekspartners:
"Kunt gij de geheimen Gods doorgronden, de Almachtige doorgronden ten einde toe?" (Job 11 :7). Toch meenden de met Griekse filosofie opgeleide bisschoppen daarin het nodige gereed­schap ter beschikking te hebben om de Persoon van de Vader en de Zoon te verklaren. Zodoende hebben ze zich begeven op terrein waar de apostelen ons voor waarschuwen. Door haar wijsheid, schrijft Paulus, heeft de wereld God niet gekend. Hij waarschuwt voor de verderfelijke invloed van menselijke wijsbegeerte en vleselijke denkspeculaties (Colosensen. 2:8). Opvallend is dat de apologeten gewoonlijk de door God gegeven verslagen van de komst van Gods Zoon in de evangeliën van Mattheüs en Lucas negeren.

Nog een andere term uit het arse­naal van Griekse filosofie die de kerke­lijke theologie vaak gebruikt, is 'natuur', oftewel 'substantie'. De vrucht van deze speculaties is te zien in de leer van de 'twee naturen', die door de eeuwen heen aanvaard werd maar die door velen in deze tijd verworpen wordt als in strijd met onze opvatting van persoonlijkheid. Een hedendaagse reformatorische theoloog beschrijft deze poging met begrippenmateriaal uit het heidendom de Persoon van Jezus te definiëren: 'ten aanzien van Jezus beleden zij, dat zijn twee naturen, zijn godzijn en zijn menszijn, onvermengd en onveranderd naast elkaar bleven bestaan en dat zij tegelijk ongedeeld en ongescheiden van elkaar waren. Wie het begrijpt, mag het verklaren.' I

Zo ging het ook met een andere metafysische term, 'wezen'. De grote strijd te Nicea was of Christus' 'wezen' identiek of alleen gelijk was aan die van God. Dezelfde theoloog meent dat hierdoor de bisschoppen tot het absurde hun toevlucht hebben genomen. 'Zij schoven de beelden ineen tot een onherkenbare warboel. Zij stapelden woorden op elkaar. Hoewel de Grieken een taalcultuur kenden van hoog niveau en gehecht waren aan logica, stamelden zij nu maar wat. Eén is drie; drie is één. "Eeuwig is de Vader, eeuwig is de Zoon, eeuwig is de Heilige Geest en toch zijn zij niet drie eeuwigen maar één eeuwige". Wie het snapt mag het uitleggen.' 

Wat is men hiermee mijlenver ver­dwaald van de Mens van Nazareth en van de kennis van Hem die ons een nieuwe en uiterst zinvolle relatie kan geven, die het leven verrijkt als we leren dagelijks met Hem te wandelen, uitziende naar de dag wanneer Hij zal verschijnen! _
A. Jelsma, De vergeten kerk. p. 71,74.

 - Met de Bijbel in de hand