Jezus van Nazareth
Voorgaand Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
7. ZIJN LEVEN VAN GEBED
W
ANNEER wij in Jezus' leven op aarde de sporen zoeken van zijn unieke persoon als de Zoon van God, merken wij vooral zijn affiniteit met de Vader. Geen ander mens heeft zo'n blijk gegeven van een innerlijke gemeenschap met Hem en de sterke behoefte om steeds te bidden. Met het oog op de negatieve invloeden in de wereld van de eindtijd vermaande Hij zijn discipelen altijd te bidden en niet te verslappen. Ook in dit opzicht was Hij het volmaakte voorbeeld van de levenswijze die Hij inprentte.
Zijn leven van dienstbaarheid onder zijn volk is begonnen en ten einde gekomen met gebed. Het eerste wat Hij deed toen Hij uit de Jordaan stapte na zijn doop was bidden. "En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde, en dat een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen" (Lucas. 3:21,22). Ook zijn laatste woorden werden tot zijn Vader gericht: "Vader, in uw handen beveel ik mijn geest" (Lucas 23:46).
In de loop van zijn drukke leven als rondreizende profeet en geneesheer was Jezus gewoon Zich terug te trekken naar een eenzame plaats om te bidden.
Na een drukke avond doorgebracht met genezingen wilde Hij met zijn Vader zijn. "En vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op en ging naar buiten en Hij ging heen naar een eenzame plaats en bad aldaar" (Marcus 1 :35). Hij deed hetzelfde na een drukke dag van leer en genezingen gevolgd door het wonder van broodvermenigvuldiging: "En toen Hij afscheid van hen genomen had, ging Hij naar de berg om te bidden" (Marcus. 6:46). Alvorens twaalf mannen uit een grote kring discipelen te kiezen om voortdurend met Hem te zijn, bracht Hij uren door met zijn Vader: "En het geschiedde in die dagen, dat Hij naar het gebergte ging om te bidden, en Hij bracht de nacht door in het gebed tot God" (Lucas 6:12). De reden waarom Hij de berg opging waar Hij verheerlijkt werd, was om te bidden, en het was terwijl Hij aan het bidden was dat het aanzien van zijn gelaat veranderde en zijn kleding stralend wit werd (Lucas 9: 28,29).
Een gebed van dankbaarheid
De evangeliën bewaren enkele gebeden van Christus, die uitgesproken zijn ten aanhoren van de discipelen en die hierdoor beïnvloed zijn. De terugkeer van de uitgezonden zeventig met enthousiaste verhalen over wat zij in Jezus' naam hadden gepresteerd wekte in Hem een bijzondere blijdschap op. Lucas vertelt ons dat Hij Zich in die tijd verblijdde door de Heilige Geest en zei: "Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde ... Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand weet, wie de Zoon is, dan de Vader, en wie de Vader is dan de Zoon, en wie de Zoon het wil openbaren" (Lucas 10:22).
Er zijn in deze uiting van dankbaarheid aan de Vader drie zinspelingen op Psalm 8. Hijzelf is de Zoon des mensen in die psalm aan wie God "alle dingen" heeft geschonken. Jezus' gebed is er een van dankbaarheid voor alles wat de Vader Hem geschonken heeft. Het gebed geeft ook Jezus' unieke relatie met de Vader te kennen.
Zo'n gebed van dankbaarheid heeft Jezus uitgesproken bij het graf van Lazarus en gaf daarmee te kennen hoe bewust Hij was van zijn afhankelijkheid aan de Vader: "Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt" (Johannes. 11:41).
Enkele dagen voor zijn kruisdood stond deze afschuwelijke beproeving helder voor zijn ogen, zodat Hij bewogen werd te bidden. "Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure? Maar hiertoe ben Ik in deze ure gekomen. Vader, verheerlijk uw naam!" (Johannes 12:27,28).
Een afscheidsgebed
Ook het gebed in de bovenzaal getuigt van de unieke relatie tussen Vader en Zoon: "Dit nu is het eeuwig leven, dat Zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt" (Johannes 17:3). Als de Zoon van de enige God vraagt Jezus de zegen van de Vader over de discipelen die vanaf zijn doop met Hem als leerlingen en dienaars zijn rondgegaan, en vervolgens over degenen die door hun getuigenis tot geloof in Hem zouden komen.
Eerder op deze avond had Jezus verteld dat zijn heengaan tot de Vader reden voor de discipelen had moeten zijn zich daarover te verheugen, "want de Vader is meer dan Ik" (Johannes 14:28). Zijn verheerlijking en vereniging met de Vader, de Bron van alle zegeningen, zal Hem in staat stellen nog meer namens de Vader voor zijn volgelingen te doen. Met het oog op zijn hemelvaart en verhoging bad Hij om de bescherming van zijn Vader. "Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn, zoals Wij" (Joh. 17:11).
De gebeden van Jezus bevestigen de indruk die zijn gezindheid en levenswandel maken. Zijn Persoon is uniek. Hij heeft de natuur van een mens, maar zijn edele gezindheid en volmaakte levenswandel maken Hem uniek en zijn alleen te verklaren uit zijn wonderbare geboorte en de affiniteit en gemeenschap met de Vader die zijn goddelijke oorsprong mogelijk maakten. Door te spreken van de Vader als de enige, waarachtige God en van Zichzelf als de Zoon die Hij gezonden heeft, laat Hij zien hoe onjuist het dogma van wezensgelijkheid is. In dat geval was er geen plaats geweest voor de functie van het bidden, want dan zou Hij tot Zichzelf hebben gesproken! Bovendien juist door zijn unieke eenheid met zijn Vader als voorbeeld te stellen van de eenheid van zijn volgelingen zowel met Hem als met de Vader geeft Hij te kennen dat deze eenheid er een is van geest, gezindheid en levenswijze. _
Met de Bijbel in de hand
++
Vindt ook
De Gezalfde en de eerste dag van de feestperiode van Ongezuurde Broden