'Bijbelgetrouw' lijkt versleten uitdrukking
Het woord ‘bijbelgetrouw’ hoor je tegenwoordig niet meer zo veel. In de zeventiger, tachtiger jaren was het een gangbare term onder mensen dicht zich gebonden wisten aan de Schrift. Het was een soort stroming die dwars door allerlei kerken heen liep. Bijbelgetrouwe christenen. Het lijkt erop dat de uitdrukking wat versleten is. Je hoort hem nog zelden. Het is niet duidelijk wat er precies voor in de plaats is gekomen. Wat we wel weten is dat de geloofwaardigheid van het Woord altijd weer ter discussie staat. Het blijf nodig ons daar tegen te verzetten.
Het is nog steeds belangrijk bijbelgetrouw te zijn. Maar nog veel belangrijker en gelukkiger is dat het Woord zelf getrouw is. Trouw, dat is zoiets als vast en zeker. Je kunt er van op aan. Geen twijfel mogelijk. Dat geldt in de meest absolute zin voor het Woord en voor Hem die het Woord gesproken heeft. Petrus zag met eigen ogen hoe Christus op de berg verheerlijkt werd. Hij schrijft daarover: ‘Ons vertrouwen in de woorden van de profeten is daardoor alleen maar toegenomen. U doet er goed aan uw aandacht altijd daarop gericht te houden, als op een lamp die in een donkere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de Morgenster opgaat in uw hart’ (2 Petrus 1:19).
Uitgehold
Trouw is een begrip dat steeds meer wordt uitgehold. Het woord trouw is het sterkst toegepast als het gaat over een man en een vrouw die zich levenslang aan elkaar willen verbinden. Trouwen hebben we dat genoemd. Hier zien we de uitholling het pijnlijkst. Trouw(en) is ongewis geworden, meer iets voor een bepaalde tijd. Vast en zeker is het allang niet meer.
Gelukkig past God zich niet aan onze cultuur aan. Als wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw. Als wij ons woord verloochenen, Hij doet het niet. Sterker, Hij kan het niet.
Bron: www.habakuk.nu