Showing posts with label Jesaja's Knechtprofetieën. Show all posts
Showing posts with label Jesaja's Knechtprofetieën. Show all posts

Sunday, 15 February 2009

De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant

De Knecht des Heren

5. DE GEZALFDE GEZANT (Jesaja 61: 1-2)


IN de eerste van deze reeks van vijf profetieën aangaande de Knecht des Heren had God de aandacht op Hem gericht met de woorden: "Zie, mijn knecht; Ik heb mijn Geest op Hem ge­legd" (Jesaja 42: 1). In deze laatste voert de Knecht zelf het woord en verkondigt eerst dat Hij met de Geest des Heren is gezalfd om zijn bode te zijn:
 "De Geest des Heren HE­REN is op mij, omdat Hij mij gezalfd heeft" (Jesaja 61:1). 

Kenmerkend voor Bijbelse profetie is dat toekomstige gebeur­tenissen dikwijls wor­den voorzegd alsof ze reeds geschied zijn. Zevenhonderd jaar zouden voorbijgaan voordat deze woor­den werkelijkheid zouden worden. Toen is Jezus, op de leeftijd van ongeveer der­tigjaar, naar Johannes de Doper gegaan om door hem gedoopt te worden. "En zie, de hemelen openden zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen" (Mattheus 3: 17). Petrus, die toen een discipel van Johannes de Doper was, heeft zeker van hem ge­hoord van Jezus' zalving. Hij zei later tegen een niet-Joodse gehoor in het huis van Cornelius: "Gij weet van de dingen, die geschied zijn door het ge­hele Joodse land, te beginnen in Gali­lea, na de doop, die Johannes verkondigde, van Jezus van Nazareth, hoe God Hem met de hei­lige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, wel­doende en genezende allen, die door de dui­vel overweldigd wa­ren; want God was met Hem" (Handelingen der apostelen 10:37­38).

In deze profetie spreekt de Knecht niet van de genezings­wonderen die Hij door de kracht van de Geest zou verrichten, doch van zijn op­dracht als Gods bood­schapper: "Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootrnoedi­gen" (v.l). De betekenis van het Nieuw­testamentisch woord 'evangelie' - 'goed nieuws' - is aan deze verkondiging ontleend.

De ballingen worden bevrijd

De Knecht heeft verheugende tijding voor zijn volksgenoten, die in een erbarmelijke toestand verkeren. Jesaja ziet ze als ballingen, die van hun eigen land zijn weggevoerd en als vreem­delingen verkeren in een verafgelegen land. Zij verkwijnen in de gevangenis, treuren daar over de verwoeste toestand van hun vaderland en de steden die puinhopen zijn geworden. Zo pijnlijk is dit voor hen dat hun hart erdoor is gebro­ken.

Deze boodschap past volkomen in de situatie waarin Jesaja in dit tweede profetische deel van zijn boek - hoofd­stukken 40 tot 66 - zijn lezers ver­plaatst, al zou deze pas meer dan hon­derd jaar later werkelijkheid worden. De macht van Babel heeft intussen het land veroverd en het volk in Jeruzalem en Juda daarheen weggevoerd. De steden zijn verwoest en de erven verlaten. Het volk kwijnt in een vreemd land weg, is verd­rukt en in gevangenschap.

Jesaja krijgt de opdracht zijn volk te vertroosten met een blijde boodschap. De Here die eens zijn volk uit verdruk­king in Egypte had verlost, zal nu hun nageslacht uit hun benarde toestand in Babel bevrijden. Hij zal Kores op­wekken, de Perzische koning die Babel zal veroveren en toestemming aan de gevangenen geven naar eigen land terug te keren. Zoals bij de verlossing uit Egypte gaat God hen voor gedurende de reis door de woestijn naar hun erfe­nis. Daar zullen zij een ongekende vrede en voorspoed tot in eeuwigheid genieten.

Achteraf bekeken bleek de terug­keer die Kores toeliet een zeer geringe, gedeeltelijke en teleurstellende ervaring, die aan de fraaie taal van Jesaja weinig recht deed. Voor de letterlijke vervulling van de belofte, Israël te herstellen, moet het volk blijkbaar op de eindtijd wachten.

Een dichterlijke voorstelling

Terwijl zo'n letterlijke vervulling van deze lyrische taal niet is uit te sluiten, zijn er goede redenen om dit tweede profetische gedeelte van het boek van Jesaja te beschouwen als een dichterlij­ke voorstelling van verlossing uit geeste­lijke nood. Voor zover we kunnen na­gaan, waren de ballingen niet "allen in kerkerholen geboeid, in gevangenissen weggeborgen" (Jesaja 42:22). Jeremia's brief aan hen stelt immers een andere situatie voor ogen: "Zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël, tot al de ballingen die uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap zijn weggevoerd:
Bouwt huizen en woont daarin, legt tuinen aan en eet de vrucht daarvan ... Zoekt de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb doen wegvoeren, en bidt voor haar tot de HERE, want in haar vrede zal uw vrede gelegen zijn" (Jeremia 29:4-7).

Christus en de apostelen zien in Jesaja's profetie van de bevrijding uit Babel de verlossing van Gods kinderen uit de slavernij van de zonde en de dood. Jezus gaf eens te kennen dat er een ergere vorm van slavernij is dan dwangarbeid: "een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde. Wanneer dan de Zoon u vrijge­maakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn" (Johannes 8:34,36).
De reis van de ballingen terug naar eigen land beeldt dan de pelgrimsreis van de gelovige in Christus door de tegenwoordige boze wereld af. De plaats van bestemming is het Koninkrijk van Christus. Zo wordt bijvoorbeeld door Jesaja beloofd: "De vrijgekochten des HEREN zullen wederkeren en met gejubel in Sion komen; eeuwige vreugde zal op hun hoofd wezen, blijdschap en vreugde zullen zij verwerven, kommer en gezucht zullen wegvluchten" (Jesaja 51: 11). Om "eeuwige vreugde" te kun­nen genieten moeten de vrijgekochten bekleed worden met Gods gave van on­sterfelijkheid.
Jesaja had ook gezegd:
 "Hij zal als een herder zijn kudde leiden" en: "zij zullen hongeren noch dorsten, woestijn­gloed noch zonnesteek zal hen treffen, want hun Ontfermer zal hen leiden en hen voeren aan waterbronnen" (Jesaja 40: 11; 49: 10).
 In zijn boodschap in het boek Openbaring past Christus deze woorden toe op de geestelijke tocht van de verlosten naar bronnen van eeuwig leven: "Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen" (Openbaring 7: 16-17).

Geheel in overeenstemming met deze figuurlijke toepassing is dat Babel nu Rome betekent en in het bijzonder de voortzetting van Rome in de Euro­pese samenleving in de eindtijd aan­duidt. Jesaja roept de ballingen in Babel op gebruik te maken van de gelegenheid terug naar eigen land te reizen: "Trekt uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën" (Jesaja 48:20). Bij de toepas­sing hiervan in het boek Openbaring klinkt een stem uit de hemel, zeggende:
"Gaat uit van haar [Babel], mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen" (Openb. 18:4).
 Vandaar dat degenen die dit hebben gedaan aldus worden beschreven:
 "Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams" (Openbaring 7:14).
 De "grote verdrukking" duidt Babel en de samenleving in de eindtijd aan. Door hieruit te zijn vertrok­ken en vervolgens door Christus gerei­nigd te zijn, scharen ze zich onder de vrijgekochten van Christus. (De volgor­de geeft de betekenis goed aan: eerst Babel verlaten en dan zich in Christus reinigen.) Op dergelijke wijze past Paulus een gelijksoortige roep van Jesaja toe op een vermaan uit een boze maatschappij te vertrekken om als Gods kinderen aang­enomen te worden:
 "Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Al­machtige" (2 Corinthiërs 6:17-18; Jesaja 52:11; 43:6).

De Knecht des Heren

Jesaja's taak in het schrijven van dit gedeelte van zijn profetie staat voorop:
"Troost, troost mijn volk, zegt uw God. Spreekt tot het hart van Jeruzalem, roept het toe, dat zijn lijdenstijd volbracht is, dat zijn ongerechtigheid geboet is" (Jesaja 40:1-2). Dit verklaart de reeks voorzeggingen van de komst van de Knecht des Heren en de verlossing die Hij door zijn gehoorzaamheid en offerdood zal bewerkstelligen. In deze laatste van de reeks is de Knecht de gezalfde Profeet, maar het heil dat Hij verkondigt is wat Hij zelf mogelijk ge­maakt heeft.
Dit is dan te zien in Jezus' eigen toepassing hiervan in de synagoge te Nazareth. Enige tijd na zijn optreden in het openbaar kwam Hij terug naar het dorp waar Hij vroeger woonde en als timmerman had gewerkt.
 "En Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. En Hem werd het boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is: De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het ge­zicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aan­gename jaar des Heren. Daarna sloot Hij het boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten. En de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld" (Lucas 4: 16-21). 

Dit 'heden' geldt niet alleen voor die sabbatdag in het bijzonder, maar ook voor andere dagen wanneer Jezus' boodschap bevrijding bracht voor gelovige luiste­raars.
Elk zevende jaar in de kalender van Israël was een sabbatsjaar, wanneer het land rust had van het zaaien. Het ze­vende sabbatsjaar luidde het jubeljaar in en dit is "het aangename jaar des Heren" wiens komst de Knecht moest verkondi­gen. Het brak direct aan nadat de hoge­priester op de grote verzoendag de vergiffenis van de zonden van het volk had bewerkstelligd en uit het heiligdom ver­scheen om het wachtende volk te zegenen. Hiernlee gaf Jezus in de syna­goge te Nazareth te kennen dat met zijn komst een nieuwe heilstijd was ingegaan, waarin gelovigen in Hem gereinigd werden van hun zonden. Zijn naam im­mers was 'Jezus', Redder of Heiland, omdat in Hem Gods belovende woorden in vervulling zouden gaan: "Hij zelf zal Israël verlossen van al zijn ongerechtighe­den" (Psalm 130:8; Mattheus 1:21).

Er waren velen in Israël die uit wanhoop opgehouden waren de zeer strenge regels van de Farizeeën en schriftgeleerden na te leven. Ze werden beschouwd als 'zondaren', en het zijn vooral zulken aan wie Jezus vergiffenis heeft geschonken. Hij zei eens van een bekende 'zondares': "Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele", en Hij zei tegen haar zoals Hij tegen anderen had gezegd: "Uw zonden zijn u vergeven" (Lucas 7:47-48).
Uit de Knechtprofetie in Jesaja blijkt dat Jezus' verkondiging van een nieuwe heilstijd een voorproef was van wat Hij doen zal bij zijn wederkomst. Dit heeft de schrijver van de brief aan de Hebreeën voor ogen als hij uitziet naar een verzoendag boven alle ver­zoendagen, als Christus uit het hemelse heiligdom zal verschijnen om zijn volk te zegenen met eeuwig leven.
 "Zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veIer zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten" (Hebreeën 9:27-28). -
(slot)

Met de Bijbel in de hand

++
Vindt ook:
Een plaats voor een vreemdeling en een vluchteling
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #1 De Bevrijder
De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl
De Knecht des Heren #3 De Gewillige leerling
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Wereld waarheen #1 Terug naar Egypte
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Een Messias om te Sterven
Jezus drie dagen in de hel
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #2 Te Doen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #3 Zoals Jezus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #5 Verblijven in Christus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #6 Samenhoren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #7 Adverteren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #8 Omgang met Leerstellingen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #9 Omgang met anderen
Christus kennen is zin geven aan het leven
Niet gebonden door labels maar vrij in Christus
Ongelovige Thomassen, Jezus en zijn God
Hermeneutiek om uit te dragen #8 Tegenspraak
Filippenzen 1 – 2
Gnostiek, Judas evangelie, bijbelonderricht, zoon van God

Wetten en regels ter onderwijs
Joodse Wetten en Wetten voor Christenen
Zo maar gerechtvaardigd?
Redding door volharding
Echte boodschap van redding niet ver te zoeken
Relatie tot God



Koninkrijk Gods
Elke gelovige is opgeroepen om Christus in de dienst te volgen

Het volk van God dankt zijn bestaan aan de genade en goedheid van God
Plan van Genade
Genade niet goedkoop
Hij zal geen goede dingen weerhouden
Stel je hart open
Geef uw zorgen aan God
Wees overtuigd dat wij geliefd zijn
God wil u gunst betonen
Genade volgens Bonhoëffer
Tweezijdigheid bij Luther


Saturday, 14 February 2009

De Knecht des Heren #4 De Verlosser

De Knecht des Heren

4. DE VERLOSSER (Jesaja 52: 13-53: 12)

EVENALS in de eerste profetie van deze reeks vestigt God de aan­dacht op zijn Knecht met de woorden:
"Zie, mijn knecht". In die eerste profe­tie werd verteld hoe Hij, uitgerust met de Geest van de Here, zijn onder­neming tot een goede afloop zou brengen. De twee daaropvolgende profetieën daar­entegen maakten de grote teleur­stellingen en lijden bekend die Hij zou moeten verd­uren. Er zou re­den zijn om te zeggen: "Tever­geefs heb ik mij afgemat en vruch­teloos mijn kracht gebruikt". Hij zou ­smadelijk behandeld worden.
Maar nu wordt het zegenrijke gevolg van zijn slagen verkondigd met de woorden: "Zie, mijn knecht zal slagen, hij zal oprijzen en hoog, zeer hoog verheven zijn" (Jesaja 52: 13, Wil. vert.).
Deze drievoudige verhoging ziet eerst op zijn opstanding tot leven tot in eeuwigheid, vervolgens zijn hemelvaart om plaats te nemen aan Gods rechter­hand: "Daarom heeft God Hem uitermate verhoogd en Hem de naam bo­ven alle naam geschonken" (Filipenzen 2:9). Ten slotte zal Hij plaats nemen op zijn troon te Jeruzalem als Hij terug naar de aarde komt om als Wereldkoning over allen te regeren.
Voor mensen die de Knecht in zijn vernedering hadden gezien zal deze wending ui­terst verbazing­wekkend zijn. Vol­ken en ook ko­ningen zullen ver­stommen als ze zien hoe de per­soon die zij had­den veracht zo hoog verheven is.
Als hij zijn pro­fetie voortzet gaat Jesaja op deze ver­rassing nader in door te spreken door de mond van een tijdgenoot van de Knecht. Aan­vankelijk wekte het mensonwaardige lijden van de knecht zijn afschuw en hij zag daarin Gods bestraffende kastijding van een zondaar. "Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij heb­ben hem niet geacht .... wij hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte" (53:3-4).

De berouwvolle bekentenis van een tijdgenoot

Met deze profetische woorden ver­tolkt de spreker de afschuw van velen toen zij Jezus van Nazareth zagen, met aan zijn blote lichaam de bloedige litte­kens van zijn geseling, genageld aan het kruis. Inderdaad was Hij van men­sen verlaten. Zijn innerlijke kring disci­pelen hadden hem bij zijn gevangenne­ming in de steek gelaten: "Zij lieten Hem alleen en vluchtten allen" (Marcus 14:50). De toeschouwers zagen het naakte lichaam, hoorden de spot en hoon van de voorbijgangers. Zelfs Gods wet door Mozes had een vloek uitgesproken over iemand die opge­hangen was aan een paal. Hoe zou deze dan de Messias kunnen zijn?

Maar nu dat hij tot inzicht is geko­men geeft de spreker toe dat de indruk die de ellendige toestand van de Knecht op hem maakte, totaal ver­keerd was. Verre van dat zijn lijden en dood veroorzaakt werden door per­soonlijke overtredingen, heeft God de schulden van anderen op Hem gelegd. "Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtighe­den verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing gewor­den. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller on­gerechtigheid op hem doen neerko­men" (v.5-6).

We weten niet of Paulus te Golgo­tha stond onder de andere toeschouwers van Jezus' kruisiging. Een paar jaar later was hij betrokken bij de ste­niging van Stefanus en het is niet onmo­gelijk dat hij ook getuige was van Jezus' kruisiging. In ieder geval zou hij hebben ingestemd met de beslissing van de joodse raad dat Jezus schuldig was aan Godslastering en de dood had verd­iend. Vanwege zijn Farizeese houding zou hij in Jezus "gestalte noch luister" hebben gezien. Dank zij de ontmoeting met de verhoogde Here op de weg naar Damascus zijn de schellen van zijn ogen gevallen.
Paulus is dus een goed voorbeeld van deze toeschouwer die zijn dwaling bekent. Hij gebruikt trouwens de woorden van Jesaja als hij schrijft over de noodzaak het geloof te vestigen" op Hem, die Jezus, onze Here, uit de do­den opgewekt heeft, die is overgele­verd om onze overtredingen en opge­wekt om onze rechtvaardiging".

Jesaja's vooruitziende getuigenis

 Van v.7 af spreekt de profeet blijkbaar niet meer door de mond van een be­rouwvolle tijdgenoot van de Knecht maar voorzegt als profeet de bijzon­derheden van het leed dat op hem is gebracht. De woorden: "Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdruk­ken en deed zijn mond niet open" zijn vooral van toepassing op zijn zwijg­zaamheid onder verhoor en gedurende het wrede geselen dat zijn kruisiging voorafging. De woorden: "Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen" geven aan dat hij na zijn verhoor ge­vonnist is met de dood: "hij is afgesne­den uit het land der levenden". Geen dood als gevolg van ziekte dus, maar vanwege een terechtstelling. Ook in dit opzicht anticipeert Jesaja het verslag van de evangelist: "zij leidden Hem weg om Hem te kruisigen" (Mattheus 27:31). Achter deze daad van mensen schuilt Gods "bepaalde raad en voor­kennis": "om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest".

God zorgt voor zijn begrafenis

Na de dood van de knecht vindt zijn begrafenis plaats. De joodse leidslieden waren wel op de hoogte van Jezus' herhaalde profetie, dat Hij op de derde dag opgewekt zou worden uit de do­den. Hun bedoeling zou zijn Hem de oneervolle begrafenis van een misdadi­ger te bezorgen door zijn lichaam in een algemeen graf te leggen. "Men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood". Hun bedoe­ling werd verijdeld door het initiatief van de rijke Jozef van Arimathea, die toestemming van de Romeinse stad­houder, Pilatus, kreeg, om Jezus te begraven in een nieuw graf dat hij, in Gods voorzienigheid, ter beschikking had. Met zijn laatste adem was Jezus' taak voltooid en een verdere vernede­ring wilde de Vader niet. Hij had im­mers "geen onrecht gedaan en geen bedrog is in zijn mond geweest" (v.9). Toen zij onaangenaam verrast werden met Jezus' begrafenis in een nieuw graf gingen de Joodse leiders naar Pilatus toe met het verzoek: "Heer, wij heb­ben ons herinnerd, dat die verleider bij zijn leven gezegd heeft: Na drie dagen word Ik opgewekt. Geef daarom bevel het graf te verzekeren tot de derde dag, anders konden zijn discipelen Hem komen stelen" (Mattheus 28:63-64).

Maar alles wat zij daardoor hebben bereikt was bekendheid te geven aan het feit dat het graf leeg was.
Toen de apostelen terugzagen op de eerste komst van Christus, de eer­ste onaanzienlijke jaren als timmerman in Nazareth, zijn drukke dienstbaarheid als profeet en geneesheer overal in zijn land, de Joodse verwerping van Hem en zijn boodschap, die op zijn kruis­dood uitliep, hebben zij ook in alles de hand van God gezien. Deze daad, die de basis legde waarop een mens verge­ven en verlost kon worden, was zijn genadig initiatief, tot voltooiing ge­bracht door de liefdevolle bereidwillig­heid van zijn Knecht zijn moeilijke op­dracht volkomen uit te voeren. Paulus schreef hierover: "Dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich ver­zoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft, welke im­mers hierin bestaat, dat God in Chris­tus de wereld met Zichzelf verzoenen­de was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen" (2 Corinthiërs 5: 18-19).

Het laatste gedeelte van deze Knechtprofetie schrijft zijn lijden en dood toe aan Gods genade voor ande­ren. Men heeft het aan zijn welgevallen te danken dat de Knecht geleden heeft en een verzoenende dood heeft on­dergaan. De wet van Mozes schreef verscheidene dierenoffers voor, waardoor zonden vergeven konden worden. Een nadenkende Israëliet zou hebben ingezien, dat "het onmogelijk is, dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen" (Hebreeën 10:4). Nu stelt de Knecht Zichzelf "ten schuldoffer" voor velen, iets dat nor­maal ondenkbaar zou zijn. Het schuldoffer was in belangrijke opzichten gelijk het zondoffer, maar had ook onder zijn bepalingen voorziening voor vergoe­ding voor schuld.

Als gevolg van zijn offer zal de Knecht, "de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerech­tigheden zal hij dragen" (v. 11). Het woord rechtvaardigen stamt van het gerechtshof af, waar een beschuldigde voor de rechter moest verschijnen. De alternatieven voor hem waren: vrijuit gaan of schuldig worden verklaard. De twee contrasterende woorden komen op tal van Schriftplaatsen tegenover el­kaar voor. De fundamentele rechtsre­gel luidde: "Wie een goddeloze vrij­spreekt en wie een rechtvaardige ver­oordeelt, deze beide zijn een gruwel voor de HERE" (Spreuken17: 15). Bewust van zijn tekortkomingen bad de psal­mist: "Ga niet in het gericht met uw knecht, want niemand die leeft, is voor U rechtvaardig" (Psalm 143).

De vromen in Israël hadden het sterke besef dat God ook hun Rechter was. Niet alleen zou de dag komen wanneer zij voor Gods rechterstoel zouden moeten verschijnen om zijn oordeel over hun leven te horen, maar zij waren zich altijd bewust van zijn doorvorsende ogen. "De HERE woont in zijn heilig paleis, de HERE heeft in de tempel zijn troon; zijn ogen slaan gade, zijn blikken doorvorsen de mensenkin­deren" (Psalm 11:4).

Dank zij de offerdood van de Knecht mogen Gods kinderen voor Hem staan, zowel nu als in de toe­komst, en ondanks hun falen vrij ge­steld worden van zijn straffend gericht. Zij zien in, dat het offer van zijn Knecht niet alleen vergiffenis van hun zonden heeft gebracht, maar ook dat zij door op zijn heilswerk te vertrouwen on­schuldig worden verklaard. Het directe gevolg hiervan heeft Paulus verwoord:
"Wij dan, gerechtvaardigd door het geloof, hebben vrede met God, door wie wij ook de toegang hebben verkre­gen in het geloof tot deze genade, waarin wij staan ... Veel meer zullen wij derhalve, door Hem behouden wor­den van de toorn" (Romeinen 5: 1 e.v.).

Deze profetie eindigt, zoals zij be­gonnen was, met de verheerlijking van de knecht als gevolg van zijn trouwe uitvoering van de taak die hem door God was opgelegd. Hierbij komt het woord 'velen' driemaal voor. Als ge­volg van zijn offerdood zal de knecht velen rechtvaardigen. Volgens een min­der bekende vertaling zullen deze ve­len hem geschonken worden: "Daar­om zal Ik hem deel geven aan de velen, en de talrijken zal hij als buit ten deel ontvangen" (v. 12). De velen aan wie hij gerechtigheid heeft gegeven komen hem als zijn eigendom toe. Volgens een andere profetie in dit deel van het boek Jesaja gaat de Knecht de gevan­genis van het dodenrijk in om de ge­vangenen daaruit te bevrijden en als zijn buit eigen te maken (Jesaja 49:24-25). Dit alles omdat de knecht bereid was zijn levensbloed uit te gieten in de dood en onder zondaars geteld te worden. Het zijn deze 'velen' die Je­zus in gedachten heeft als Hij een extra beker wijn aan de discipelen in de bo­venzaal aanreikt: "Dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden" (Mattheus 26:28). -

Vervolg > De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Met de Bijbel in de hand

++
vindt ook
Een plaats voor een vreemdeling en een vluchteling
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #1 De Bevrijder
De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl
De Knecht des Heren #3 De Gewillige leerling
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Een Messias om te Sterven
Jezus drie dagen in de hel
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #2 Te Doen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #3 Zoals Jezus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #5 Verblijven in Christus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #6 Samenhoren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #7 Adverteren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #8 Omgang met Leerstellingen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #9 Omgang met anderen
Christus kennen is zin geven aan het leven
Niet gebonden door labels maar vrij in Christus
Ongelovige Thomassen, Jezus en zijn God
Hermeneutiek om uit te dragen #8 Tegenspraak
Filippenzen 1 – 2

Thursday, 12 February 2009

De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl

De Knecht des Heren
2. GODS ZWAARD EN PIJL (Jesaja 49: 1-13)
DE eerste in deze reeks profetieën aangaande de Knecht des Heren was begonnen met Gods introductie van Hem: "Zie, mijn knecht!" In de inleiding op deze tweede profetie treedt de Knecht zelf op om de hele wereld toe te spreken. Reeds na de proloog had God de heidenwereld toegesproken: "Hoort Mij zwijgend aan, gij kust­landen" (Jesaja 41: 1). Dat doet nu ook zijn Knecht. 


De Knecht richt Zich tot alle aardbewoners om zijn bijzondere roeping bekend te maken. Zelfs vóór zijn ge­boorte is Hem een bijzondere opdracht voorbeschikt. "De Here heeft mij geroepen van moeders lijf aan, van de schoot mijner moeder aan heeft Hij mijn naam vermeld" (v. 1). Enige tijd later zou God tegen de profeet Jeremia zeggen: "Eer Ik u vormde in de moederschoot, heb Ik u gekend, en eer gij voortkwaamt uit de baarmoeder, heb Ik u geheiligd; tot een profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld" (Jeremia. 1:5). Paulus heeft ditzelfde gezegd met betrekking tot zijn apostelschap: "Hem, die mij van de schoot mijner moeder aan afgezonderd en door zijn genade geroepen heeft" (Galaten 1: 15). Dit geldt bij uitnemendheid ook voor de Knecht, want voor zijn geboorte heeft God Jozef en Maria verteld dat zij een zoon zou baren: "en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden" (Mattheus 1:21). 


Toen God beloofde profeten onder zijn volk Israël te doen opstaan zei Hij:
"Ik zal mijn woorden in zijn mond leg­gen, en hij zal alles zeggen, wat Ik hem gebied" (Deuteronomium. 18: 18). Deze woorden zijn vooral van toepassing op Gods Knecht: zijn mond zal zijn als een scherp zwaard of een puntige pijl, doeltreffende wapens in zijn geestelijke uitrusting. De vier evangelisten laten ons de vervulling van deze profetie zien. Jezus treedt in de synagogen op met de woorden van Jesaja's laatste Knechtprofetie: "Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen" (Jesaja 61: I). Hij spreekt zoals dat Hem door de Vader is ingegeven: "Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft" (Johannes 12:49-50).
De taak van de Knecht
Uit het gevolg blijkt dat God zijn Knecht geroepen heeft om zijn afvallige volk Israël tot bekering te roepen en te herstellen. In zijn stem klinkt de posi­tieve verwachting van bijvoorbeeld Zacharias in zijn lofzang, als hij zich verheugt over de geboorte van zijn zoon, die de weg van de Messias zal voorbereiden: "dat de Here ons zou geven, zonder vreze, uit de hand der vijanden verlost, Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht, al onze dagen" (Lucas 1:74­75). Mattheüs ziet hierin de vervulling van de profetische woorden: "het volk, dat in duisternis gezeten is, heeft een groot licht gezien, en voor hen, die gezeten zijn in het land en de schaduw des doods, is een licht opgegaan" (Mattheus 4: 16).
De Knecht teleurgesteld
Jesaja voorziet dat de profetische arbeid van de Knecht toch op een mis­lukking zal uitlopen, en aan de hand van de vier evangeliën kunnen we de vervuiling ook van deze woorden nagaan. Enige tijd na zijn verschijning in Galilea met vele wonderen van genezing en ongekende prediking verwijt Jezus zijn volk zijn gebrek aan belangstelling in zijn boodschap en hun matte reactie op zijn oproep: "Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen." De roep van teleurstelling: "Ik heb mij afgemat voor niets en vruchteloos mijn kracht verbruikt", geeft lang van tevoren het verdriet van Jezus aan, dat op de laatste week van zijn aardse leven zijn dieptepunt bereikte. "Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt het niet gewild" (Mattheus 23:37).
Vele voormalige discipelen hadden al eerder aanstoot genomen en Hem de rug toegekeerd (Johannes 6:66). Hij was weggelopen toen het volk, vol enthousiasme na de spijziging van vijfduizend, Hem met geweld koning wilde maken. In de hof van Gethsemane liet zelfs de innerlijke kring discipelen Hem in de steek. Jezus had afscheid van hen in de bovenzaal genomen met de slotwoorden: "Zie, de ure komt en is gekomen, dat gij verstrooid wordt, een ieder naar het zijne en Mij alleen laat. En toch ben Ik niet alleen, want de Vader is met Mij" (Johannes 16:32).
In plaats van Israël te hebben hersteld, heeft Jezus de verwoesting van de stad en de tempel voorzegd en hoe de joden als gevangenen onder alle heidenen weggevoerd zouden worden. Gelet op zijn zeer belovend optreden onder zijn volk had geen mens zijn offerdood kunnen voorzien. Toch heeft God dit zevenhonderd jaar ervoor door Jesaja geopenbaard.
Een voorspoedige zending
God had tegen zijn Knecht gezegd dat Hij Zich door Hem zou verheerlijken. En als God opnieuw tot Hem spreekt blijkt dat Hij in zijn zending, ondanks zijn verwerping door zijn volk, toch zal slagen. "Het is te gering, dat gij Mij tot een knecht zoudt zijn om de stammen van Jakob weder op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen: 
Ik stel u tot een licht der volken, opdat mijn heil reike tot het einde der aarde" (v.6). Paulus past deze woorden in eerste instantie toe op de verkondiging, na Christus' opstanding en verhoging, van het evangelie overal ter wereld. In de verbreiding van zijn gemeente overal in de toenmalige wereld bleek hoe het scherpe zwaard en de puntige pijl inderdaad effectief waren om menselijke weerstand te overwinnen. Velen hebben de waarheid van de woorden van de brief aan de Hebreeën uit eigen ervaring gekend: "Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard" (Hebreeën. 4: 12). 

Maar de woorden zullen hun volledige vervulling hebben bij Christus' wederkomst, wanneer Hij de Koning over allen zal zijn, wanneer in plaats van een krachtig beroep op zijn volk te doen Hij de vonnissen van een Rechter Koning over allen zal uitspreken. "En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmee de heidenen te slaan" (Openbaring 19: 15). Het gevolg zal zijn dat de huidige regeerders in de wereld hun macht zullen afstaan en onderdanen worden in Christus' Koninkrijk. "Koningen zullen dit zien en opstaan; vorsten en zich nederbuigen, ter wille van de Here, die getrouw is, de Heilige Israëls, die u verkoren heeft" (v. 7).
Vrijlating van de gevangenen
De eerste Knechtprofetie had gezegd dat de Here zijn Knecht tot een verbond zou stellen en ook door Hem vrijlating van de gevangenen zou bewerkstelligen. De beide beloften zijn hier herhaald, maar de woorden: "om gevangenen uit de kerker te leiden" krijgen hier ruimere aandacht. De gevangenen verkwijnen in een ander land en moeten teruggebracht worden door de woestijn naar hun land. "Om tot de gevangenen te zeggen: Gaat uit! tot hen die in de duisternis zijn: Komt te voorschijn! Aan de wegen zullen zij weiden, op alle kale heuvels zal hun weide zijn; zij zullen hongeren noch dorsten, woestijngloed noch zonnesteek zal hen treffen, want hun Ontfermer zal hen leiden en hen afvoeren aan waterbronnen" (v.9-1 0). 

Op twee andere plaatsen in deze profetie van Jesaja, waar de Knecht niet wordt genoemd, wordt een beroep op het volk gedaan, uit Babel te vertrekken: "Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan" (Jesaja 52: I 1-12; 48:20-21). Paulus past deze woorden toe op de pelgrimsreis van gelovigen in Christus, die de boze samenleving in de wereld achter zich laten (2 Corintiërs 6: 17). Een dergelijk beroep komt in het boek Openbaring voor waar, evenals in Jesaja, Babel genoemd wordt - nu echter met betrekking tot de rijke samenleving in de eindtijd: "Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen" (Openbaring 18:4). 

In overeenstemming met deze toepassing van Jesaja's woorden op het nieuwe Israël is het citaat van de woorden van Jesaja's tweede Knechtprofetie in het boek Openbaring. Een engel vertelt Johannes dat de grote schare die hij ziet, gekomen is "uit de grote verdrukking", d.w.z. Babel beschouwd als de plaats van slavernij en verdrukking. Bevrijding hieruit hebben zij meegemaakt door hun gewaden te hebben gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam. "Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens (Openbaring 7: 16, 17) •



Met de Bijbel in de hand

++

Vindt ook

Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed


De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
De Gezalfde en de eerste dag van de feestperiode van Ongezuurde Broden

Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Een Messias om te Sterven
Jezus drie dagen in de hel
Ook behoort gij Uzelf niet toe, want gij werd met een prijs gekocht



Thursday, 5 February 2009

Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria

voorgaand Jezus van Nazareth #1 Jezus Geboorte
A
LS gevolg van zijn unieke geboorte had Jezus de maagd Maria als moeder en de Schepper van hemel en aarde als Vader. De gevolgen hiervan zijn te zien in zijn leven op aarde. Alvo­rens in te gaan op de unieke Persoon van Gods eniggeboren Zoon, zoals dit in de vier evangeliën te aanschouwen is, willen wij de aandacht richten op het leven van Jezus als Mens, geboren uit de maagd Maria.

Bij zijn geboorte had Maria kunnen zeggen, wat Adam van Eva zei: "Dit is nu been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees" (Genensis 2:23). Als zij terugzien op Jezus' leven op aarde zijn de schrijvers van het Nieuwe Testament expliciet: "Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen" (Hebreeën 2: 14).

Er is nergens in de evangeliën enige suggestie dat men Jezus anders be­schouwde dan als een Mens. Zowel zijn discipelen als zijn vijanden schreven zijn wonderen toe aan bovennatuurlijke invloed. In zijn rede op de Pinksterdag beschreef Petrus Hem met de woorden: "Jezus, de Nazoreeër, een man, u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft" (Handelingen der apostelen 2:22). Hij gaf dezelfde verklaring van Jezus' wonderen in zijn toespraak in het huis van Cornelius: "want God [die Hem gezalfd had] was met Hem" (Handelingen der apostelen 10:38). Jezus maakte als jongen dezelfde ontwikkeling van lichaam en geest door als andere adolescenten. "En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen" (Lucas 2:52).

Na zijn vasten in de woestijn had Hij honger; na veel lopen was Hij ver­moeid. Zo uitgeput kon Hij zijn dat een hevige storm Hem niet uit zijn slaap wakker maakte. Na zijn geseling had Hij de kracht niet om de kruispaal te dragen. Bij zijn kruisiging kende Hij een intense dorst en verlangde een drank. Zijn aardse leven liep met pijn, ver­moeidheid, dood en begrafenis af.

In zijn zielsleven kende Jezus dezelfde emoties als alle andere mensen. Hij is verontwaardigd als de twaalven ouders willen verhinderen hun kinderen tot Hem te brengen; toornig als Hij ziet hoe geldgierigen een markt hebben gebracht in Gods heiligdom. Als Hij merkt hoe het volk te lijden heeft door gebrek aan goede leiders, en als een kudde zonder herders is, is Hij met ontferming bewogen. Hij kan verrast worden door het ongeloof van zijn vroegere dorpsgenoten in Nazareth en verbaasd als een heidense soldaat meer vertrouwen op zijn genezingskracht stelt dan zijn eigen volksgenoten. Het onbegrip van zijn discipelen stelt Hem telkens teleur en Israëls weigering Hem te erkennen als Heiland wekt in Hem bedroefdheid en Hij weent over
Jeruzalem. Hij stelt vragen om informa­tie te winnen: "Hoe lang is het al, dat dit hem overkomt?", "Hoeveel broden hebt gij?" Het enige dat in deze scala van menselijke emoties ontbreekt is berouw, het gevoel van spijt en schuld omdat Hij iets gezegd of gedaan zou hebben. In dit opzicht is Jezus uniek.

Vrij van schuld

Er waren weinigen die Jezus in de drukke en moeilijke dagen van zijn dienstbaarheid onder zijn volk zo goed kende als de man die Hij als voornaam­ste van zijn apostelen stelde. Vele jaren daarna ziet Petrus terug op Jezus' leven op aarde en stelt dit als voorbeeld bij uitnemendheid voor zijn lezers: "die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden; die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde" (I Petrus 2:22-23). De taal is ten dele aan een van Jesaja's Knechtprofetieën ontleend, maar de werkelijkheid van Jezus' zondeloosheid is levend in Petrus' herinnering. Hij had Jezus in confrontatie met zijn tegenstanders gezien, die Hem graag zouden hebben beschuldigd van de een of andere overtreding, en hadden Hem horen zeggen: "Wie van u overtuigt Mij van zonde?" (Johannes 8:46). De schrijvers van het Nieuwe Testament zetten Jezus' onschuld tegen de achtergrond van de vele verzoekingen die Hij heeft meegemaakt. "Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest"; "Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen" (Hebreeën 4: 15; 2: 18).

De verzoekingen die Jezus tegen het einde van zijn vasten in de woestijn meemaakte, zijn ontstaan blijkbaar met het ontvangen bij zijn doop van de kracht van de Geest zonder mate. Welk mens is er die nooit in de verleiding zou komen zo'n kracht voor een onjuist doel te gebruiken? 'Macht corrumpeert; absolute macht corrumpeert absoluut.' In die tijd van toewij­ding en voorbereiding op zijn openbare dienst onder zijn volk heeft Jezus de wensen van zijn volk in overweging genomen, die Hem in verzoeking zouden brengen. Eens verweet Hij hun dat zij Hem volgden omdat Hij hen met brood had verzadigd. Zij trachtten Hem ook met geweld koning te maken, en vroegen ook een onmiskenbaar teken - "uit de hemel" - dat Hij Israëls Messias was. Het zijn dezelfde verzoekingen waarvoor de Israëlieten gedurende hun woestijnreis zijn bezweken en het is met een woord van zijn Vader uit het boek Deuteronomium dat Jezus alle drie de verzoekingen wist te overwinnen.

Evenals alle andere mensen kende Hij de verlangens en begeerten die het menselijk leven bepalen, die de drijf­veer van het leven zijn, zonder welke een mens apathisch en lusteloos zou zijn. Hieruit, leert Jacobus ons, ontstaat ook de zonde. Vandaar dat er van Je­zus staat geschreven: "Christus heeft Zichzelf niet behaagd" (Romeinen 15:3). Zijn roep: "Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij (Mattheus 16:24) geeft te kennen dat Hij Zichzelf  verloochend heeft, en voordat Hij Zich te Golgotha letterlijk liet kruisigen, zijn eigen wensen en verlangens genegeerd heeft.

Als de zaak anders was geweest, had Jezus zijn volmaakte overwinning niet op één lijn kunnen stellen met de onvolkomen overwinningen van zijn volgelingen, zeggende: "Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon" (Openbaring 3:21).

Waarom Jezus de overwinning heeft behaald terwijl geen enkel ander mens dit heeft kunnen doen, zal in deze studie nader bekeken worden. Maar er mag nu al vastgesteld worden dat verzoekingen, om reëel te zijn, onvermijdelijk de mogelijkheid van falen inhouden. In het geval van Jezus zal dit voor ons haast onmogelijk zijn, maar niet omdat zijn zondeloosheid reeds bij voorbaat vaststond. Wat voor verzoeking is dat, wanneer het onmogelijk is dat een mens faalt? Waar in dat geval is de spanning, de strijd en de aanvechting?

De Zoon des mensen

Wij gebruiken persoonsnamen om gemakkelijk een bepaald persoon aan te duiden. In Israël had een naam ook de functie iets van die persoon te vertellen. Jezus noemde Zichzelf "de Zoon des mensen" (=de zoon van een mens ). Dit komt in poëtisch parallellisme in de Schrift voor als een intensievere vorm van mens'. Bijvoorbeeld: "God is geen man dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben" (Numerieken 23: 19); "Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar Hem omziet?"(Psalm 8) Jezus dan, zoals sommigen hebben gedacht, de naam "Zoon des mensen" gekozen om aan te geven dat Hij door en door Mens is, en zijn verbondenheid met andere mensen te benadrukken? Een betere verklaring is dat Hij de naam ontleend heeft aan Daniëls nachtgezicht, waar hij een mensenzoon - zag, die van de aarde tot God in de hemel werd geleid om van Hem regeringsmacht over alle mensen te ontvangen.

Toch is deze heerschappij geworteld in Jezus' Menszijn. Bij de schepping had God gezegd: "Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen ... over de gehele aarde" (Genesis 1:26-27). David overpeinst deze woorden als hij onder de uitgestrekte nachthemel met zijn ontelbare lichtpunten staat en met bewondering denkt aan de verheven taak die God de mens heeft gegeven door al zijn schepsels op aarde onder zijn toezicht te plaatsen. "Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd" (Psalm 8:7).

De apostelen en de schrijver van deze brief aan de Hebreeën zien in deze woorden een profetie van de heerschappij van Christus en de zijnen over "de toekomende wereld": "Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft .. alles heeft Hij aan zijn voeten onderworpen" (Hebreeën 2:5-9; 1 Corinthiërs 15:25-27). Zo beschouwd is Jezus' koningschap geworteld in zijn Menszijn en dit wilde Hij aangeven door Zich "de Zoon des mensen" te noemen. _


Vervolg > Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God

 - Met de Bijbel in de hand

++

vindt ook om te lezen

Een plaats voor een vreemdeling en een vluchteling
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #1 Jezus' geboorte
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #1 De Bevrijder
De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl
De Knecht des Heren #3 De Gewillige leerling
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Wereld waarheen #1 Terug naar Egypte
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Jezus stervensdag
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Indien God Zijn eigen wil niet heeft
Een Messias om te Sterven
Vergieten van Bloed, een Oud en een Nieuw Verbond
Jezus drie dagen in de hel
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #2 Te Doen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #3 Zoals Jezus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #5 Verblijven in Christus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #6 Samenhoren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #7 Adverteren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #8 Omgang met Leerstellingen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #9 Omgang met anderen
Christus kennen is zin geven aan het leven
Niet gebonden door labels maar vrij in Christus
Ongelovige Thomassen, Jezus en zijn God
Hermeneutiek om uit te dragen #8 Tegenspraak
Filippenzen 1 – 2
Gnostiek, Judas evangelie, bijbelonderricht, zoon van God
Want het is geen leeg woord
Mogelijkheid tot leven