Men kan helemaal niet in een God of Schepper geloven of wel een gedachtegoed aanhangen waarbij men bepaalde zaken gelooft die niet overeenstemmen met dat geloof war men naar over stapt of converteert.
In het leven kan men een bepaalde levensovertuiging er op na houden en wordt men aangelokt tot allerlei gedachten of er toe verleid over te gaan tot bepaalde handelingen. De menselijke natuur, uiterlijke omstandigheden (de wereld) en de tot kwade geneigde menselijke gedachten omstrengelen ons. Alleen indien de wil in de bekoring toestemt ontstaat zonde. Het besef van zonde kan er alleen maar zijn als er besef van goed en kwaad is en als er een connectie is met de Schepper, God de Allerhoogste.
Men kan een goede mening er op na houden. Het verlangen om het goede te doen is een eerste stap tot het betere. Als bij dit verlangen om door al zijn werken de wil van God te volbrengen de daad bij het woord wordt gevoegd is de tweede stap in de goede richting gezet. De goede mening maakt zelfs zedelijk onverschillige handelingen verdienstelijk; vandaar dat het raadzaam is goede mening regelmatig te formuleren.
Intentie is essentieel voor de vorming van het eigen ik en de aan te nemen attitude.
God heeft verscheidene dingen geopenbaard en heeft via Zijn uitverkoren mensen Zijn Woord laten neertekenen in de Boeken die wij nu kennen als de Bijbel. Het zijn die Geschriften welke de mens kunnen vormen en tot andere gedachten kunnen brengen.
Voor de niet gelovige die tot het besef komt dat er één God is, die het goede beloont en het kwade straft, kan er een punt komen in het leven dat hij of zij beslissingen moet nemen om de geloofspunten te herkennen en te erkennen als enige waarheid. Met het besef van die waarheden komt ook de zondiging tegen het geloof in beeld.
Dan komt het er op aan over te gaan om de geloofsregels al of niet te aanvaarden en er zich aan te onderwerpen.
Als men in het leven tot het punt van inkeer komt en men van het kwade wil afstappen kan men zich gaan bekeren. Dat bekeren houdt dan in dat men gaat overstappen tot een andere mening en tot het overgaan beter te gaan leven.
De bekeerling is iemand die toegetreden is tot een ander geloof of godsdienst of partij. De bekeerlinge is zij die pas bekeerd is.
Bekering noemt men de daad, waardoor iemand van godsdienstige overtuiging verandert. Degene, die deze daad stelt, wordt door hen bij wie hij zich aansluit bekeerling (convertiet, proseliet), door hen, die hij verlaat apostaat, renegaat of -.. afvallige genoemd.
Het zich bekeren omvat voor de gelovige het tot inkeer brengen en veranderen van levenswijze volgens de regels van God, met een kenbaar maken naar de buitenwereld van die overstap.
Bij bekering moet er een bewijs van verandering komen. er moet rechtvaardiging en rechtzetting gebracht worden, naast het waarmaken en het betonen of aantonen van verandering. De bekering zal een testificatie moeten inhouden waarbij men getuigt of testificeert, aanhaalt wat en waarom men wat wil aanhangen.
Het kan zijn dat anderen iemand hebben willen overhalen, reden hebben doen verstaan, overreden of overtuigd hebben. Die verzekering die men dan heeft aangenomen mag niet zomaar een ompraten zijn. Men kan bepraat zijn maar dat zal van generlei waarde zijn als er geen inzicht bij te pas is gekomen. Men kan verwonnen zijn, overhaalt worden, iets uit het hoofd gehaald zijn, overrompeld zijn, meegesleept zijn, overtuigd of gepersuadeerd zijn, maar voor een goede bekering zal het nooit mogen gestoeld zijn op valse voorwendsels, valse of onstabiele leerstellingen, inducering of omkoperij.
Om te kunnen komen tot een werkelijke bekering moet deze houding gestoeld zijn op overdenkingen die grondig, welgegrond, beredeneerd, proefhoudend, overwegend, doorslaand, afdoend, gedocumenteerd, gemotiveerd, demonstratief, liquide, apologetisch, overredend, overtuigend zijn. Het moet niet vergezocht zijn, maar wel a priori, a posteriori, a forteriori, bewijsbaar, betoogbaar en afdoende gefundeerd.
Bij de bekering komt men aan het punt van kiezen en verwerpen.
Er is het verlangen, het wensen, wilen, verkiezen, begeren, iets gaarne hebben, ergens op staan, op iets gezet zijn, het oog op iets hebben, met daarbij het op gedachten komen, van gedachte veranderen en van gedachten zijn. Men kan de keur hebben en zijn wil hebben, maar men komt tot het punt dat men zal moeten kiezen, verkiezen en zijn keus zal moeten laten vallen of het strootje trekken.
Na veel lezen, onderzoeken, in vraag stellen, antwoorden vinden en bevindingen te verwoorden zal men moeten kunnen uitkiezen en de voorkeur moeten geven aan datgene wat men wil voortrekken of prefereren.
Met zijn voorstem te getuigen moet men dan zijn keuze bevestigen en afkiezen alsook zijn houding gaan afstemmen of in overeenstemming gaan leven volgens de nieuw gekozen te volgen weg. Men moet met zich zelf eens worden maar ook met het geloofsgoed waartoe men zich wil bekeren. Men kan te rade worden, een besluit nemen en opmaken. het is een beslissing die van de persoon zelf uit moet gaan waarbij hij vele oude knopen zal moeten doorhakken, uitwijzen, zaken zal moeten beëindigen of afvallig maken. Hij zal moeten beslissen, bepalen of uitmaken welke stappen hij zal willen gaan ondernemen en wat hij zal willen beklinken.
Hij zal moeten over gaan tot, besloten zijn, decideren, resolveren en determineren.
De bekering eist een besluitsverandering, een gemoedstoestand die zuiver is waarbij men over gaat tot een zich verzinnen, omdraaien, omkeren en een draai neemt in een andere richting. Het is echter gemakkelijker van kleren te veranderen dan van geloof, waarbij men beslissend, decisief, beslist moet optreden.
Naast het voornemen moet er het raadsbesluit komen, de eindbeslissing en het eindbesluit waarbij men partij kiest.
Alle bedrog, misleiding, bejuicheling, begoocheling moet opzij gezet worden. Er is dan geen plaats meer voor verschalken, verstrikken, verknikkelen, verlakken, foppen of foeteren. Men mag niet meer knoeien, knippen, knijpen, knevelen, lorren, lorsen, lapzalven, trochelen, smousen of niet meer met streken zitten, slinks handelen of slinkse wegen inslaan.
er kan geen wijn meer versneden worden want bij een bekering word klare taal vereist naast rouwmoedigheid. Namelijk is er berouw nodig over het verleden en moet men als het ware versterven of van de wereld afsterven om godverzoend te geraken.
De bekeerling moet zich bezwaard voelen over vroeger verkeerd gedane dingen, maar hij of zij kan zich verheugen dat door de doop hij of zij zal kunnen witgewassen worden. Als het geweten wakker geschud is en men tot inkeer is gekomen kan het rouwproces beginnen en kan men de wroeging laten uitwerken. Bij het in eigen boezem tasten kan men tot inkeer komen en het zich op de borst kloppen, zich bekeren, zich beteren en de oude mens of Adam afleggen. Het bekeren is zich figuurlijk omkeren en verkleden waarbij men wil afboeten, uitboeten, betalen en zijn vuile lakens zelf wil wassen om wederom geboren te worden.
Er is een zondebewustheid nodig maar men mag gerust beseffen dat vallen en opstaan geen schande is. Het vallen is geen schand, maar wel 't niet op te staan. Beter ten halve gekeerd dan ten gehele gedwaald. Heeft half geboet; niet meer doen is het beste berouw.
Anderen kunnen helpen om iemand tot betere gedachten te brengen, iemand te bekeren en op de rechte weg te helpen. Hierbij kunnen zij hem ondersteunen, maar de daad zal uit eigen wil moeten komen waarbij iedereen zijn eigen stoep zal moeten schoon vegen.
De bekeerling zal rechtzinnig, rechtgelovig de juiste beslissing zelf moeten nemen waarbij hij best bijbelvast, schriftvast confessioneel zowel oud-testamentisch als nieuw-testamentisch, canonisch als paulinisch de leer van Christus aan neemt, een belijdenis wil afleggen en voor zijn geloof durven uitkomen, waarbij hij fijn op de graat moet zijn.
Het zal niet gaan om zo maar een gevoelschristendom, maar het meot dorleeft zijn in een gewetensvrijheid met geloofsvrede en zonder geloofsdwang, gemoedsdwang of verkeerde gewetensdwang. Er mag een consciëntiedwang zijn, want het diepgaande besef voor verandering is de beste voedingsbodem om een degelijk fundament op te bouwen voor een Bijbels geloof.
Geloofsvragen en geloofsbegrippen moeten de bekeerling bezig houden en hij of zij kan maar over gaan tot de act van bekering als de geloofszaak duidelijk is. Na de geloofsvraag moet het geloofsbegrip gekomen zijn waarbij soms wel geloofsbeproeving bij optreedt. Het geloofsonderzoek kan geloofstwisten oproepen, maar met het geloofsonderscheid moet men de geloofsbegrippen duidelijk kunnen gaan sorteren. Geloofsgeschillen en geloofsregels moeten duidelijk bekeken en afgewogen worden. Er moet een duidelijk inzicht zijn in wat menselijke leerstellingen zijn of dogmas en wat God werkelijk wil. Gods Wil moet in de eerste plaats komen.
De geloofsstukken met de christenleer moet niet zozeer een Kerkleer maar wel de zuivere leer. Het Verlossingsplan en verlossingswerk moeten gekend zijn met de heilsfeiten en het godsbegrip met juiste godsbeeld en heilbelofte.
Door het over gaan tot bekering kan een rechtvaardigmaking plaats grijpen en kan de genade of heiligmakende genade bewerkstelligd worden. Dadelijke gratie kan bij de doop als bezegeling van de bekering verkregen worden.
Elke bekeerling heeft de geloofsbronnen voor hem ter beschikking. De Godsopenbaring ligt zo voor het grijpen in de revelatie of openbaring in de Geschriften, de Schriftuur, Schrift, Heilige Schrift of Bijbel, het Woord. De Bijbel, biblia, Woord van God, moet een vertrouwd instrument worden, dat met een huisbijbel regelmatig zo niet dagelijks ter hand kan genomen worden, niet enkel voor vluchtige inzage maar voor bezinning en bestudering van Gods Woord.
Als rechtzinnige kan men na de doop overgaan tot het deel uitmaken van de geloofsgemeenschap. Na het kerstenen kan men opgenomen worden in de Gemeenschap van gelovigen of ecclesia. Na mogelijk bekeringswerk van anderen zal men na de christianisatie zelf zijn geloof in daden moeten omzetten. Het convertiet zijn hoeft niet, zoals in de enge zin, slaan op een overgang van de Protestantse kerk naar Katholiek kerk. De conversie kan naar elke ander geloofsvorm zijn. Maar als bekeerde moet men nu ook stappen durven ondernemen om anderen te gaan bekeren.
Als bekeerde kan men na de doop een aannemeling worden. De neofiet, of nieuw gedoopte kan zich dan al gauw inwerken in de gemeente als nieuw lidmaat van die broederschap. Met zijn doop kan hij zijn bekering confirmeren en bevestigd hij zijn wil tot witwassing en tot opname in de gemeenschap van Kinderen van God.