Showing posts with label gebod. Show all posts
Showing posts with label gebod. Show all posts

Wednesday, 16 December 2009

Eigen godsbeelden scheppen

De God die zich in de Bijbel openbaart, beschouwt het als een ernstig kwaad, wanneer Hij anders wordt voorgesteld dan Hij is. De eerste drie van de Tien Geboden gaan daarover. Hij verbiedt niet alleen het aanbidden van andere goden, maar ook het vormen van een afbeelding van Hemzelf. De mensen die zijn eigen manier van God dienen bedenkt, onderschat niet alleen God, maar overschat ook zichzelf. Een verkeerd godsbeeld leidt tot een verkeerd mensbeeld en andersom.

De mens van onze tijd heeft zichzelf tot een god verheven en lijdt aan grootheidswaanzin. God mag er alleen nog zijn als Hij Zich aanpast aan onze maatstaven, als hij onze grondrechten respecteert, het charter van de VN onderschrijft, onze mensenrechten eerbiedigt, toegeeft dat alle godsdiensten gelijk zijn, zonden als normale menselijke eigenschappen ziet, en afstand neemt van iedere claim van exclusiviteit. Hij mag er zijn als een oorspronkelijke kracht op de achtergrond, maar alleen als betrokken toeschouwer.

Onbekende god

Paulus gebruikte het altaar voor ‘onbekende god' van de Atheners als aanknopingspunt om het Evangelie te brengen. Daarmee rechtvaardig hij dat altaar niet. Integendeel, hij verkondigde de opgestane Heer als enige ware weg tot God. Hij haakte echter aan bij een innerlijke ongerustheid van de Grieken dat ze misschien toch het juist godsbeeld gemist hadden.

Leven of dood

Het ‘christelijke' Westen lijkt bezig met het tegenovergestelde: het bouwen van een altaar voor de ‘vrijblijvende god' met als resultaat de afbraak van het enig ware bijbelse godsbeeld. Is dit niet bij uitstek de verleiding van deze tijd? Een godsbeeld scheppen dat acceptabel is voor de hele wereld, ongeacht religie of filosofie. En dan onszelf voor de gek houden dat we daarmee de wereld voor God winnen? Voor welke god? Niet de God van de Bijbel. Niet voor de God die Zijn Zoon offerde om onze schuld te betalen. Laten wij onze vrijmoedigheid niet prijsgeven, want de zaak van het Evangelie is een zaak van leven of dood.

Hans Frinsel is zendeling en werkt in Guiné-Bissau.


bron: Hans Frinsel - Habakuk

Friday, 27 November 2009

De Wet van de Liefde, basis van alle instructies

Liefde in Oud en Nieuw Verbond

De wet van de liefde is de basis van alle instructies welke Christus aan zijn apostelen heeft gegeven. Zij hebben vele van de vaak genoemde gegevens, die ons niet zouden binnen vallen, gemeld. Maar die details houden allemaal strikt verband met het fundamentele beginsel gepresenteerd in de wet door Mozes en verklaard door Christus als het fundament van zijn leer: de hartgrondige liefde van God, en de zelfopofferende liefde van de mens.

Jezus gaf een nieuwe impuls en zelfs een nieuwe betekenis aan het oude commando. Hij verduidelijkte de Oude Wet en door zijn komst en loskoopoffer bezegelde hij een Nieuw Verbond, een nieuwe Wet. Sommige leerlingen waren verbaasd door zijn zeggen: "Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkaar lief hebt" (Johannes 13:34; 15:17). Wij moeten elkaar zodanig liefhebben zoals Christus Jezus ons heeft lief gehad. (Johannes 15:12) Johannes wijst er op dat het in wezen geen nieuw gebod is, maar het oude gebod dat reeds eerder door God aan de mensen was gegeven. Hij schreef: “Geliefden, niet over een nieuw gebod schrijf ik u, maar over een oud, dat gij gehad hebt van de aanvang af; dat oude gebod is het woord, dat gij gehoord hebt.” (1° brief van  Johannes 2:7 CANIS)

In het licht van het feit dat deze wet zo oud is en dat Christus had gewezen op haar fundamentele karakter, waarom heeft hij het dan nieuw genoemd? Het is gemakkelijk om het antwoord te vinden op deze vraag, en wanneer het gevonden is wordt het misschien wel het meest ontroerende en het diepgaanst van alle gedachten voor de leerlingen.

De Mozaïsche wet beveelde dat een man God zijn Heer moest liefhebben met geheel het hart, ziel en kracht, en dat hij zijn naaste moest liefhebben als zichzelf, maar deze werden niet, en konden niet de wetten worden, bij welke een mens zou kunnen worden beoordeeld voor een louter menselijke scheidsgerecht. De gevoelens en gedachten van de geest van een man kunnen niet correct worden beoordeeld door een menselijke rechter. De rechtbanken van sterfelijke mensen kunnen alleen oordelen op een negatieve manier. Dat was onvermijdelijk waar in de oude bedeling, en zo was dus een man die op geen enkele wijze zijn buren verwonde juridisch correct in zijn sociaal gedrag, ook al had hij verkeerde gevoelens in zijn hart en verkeerde gedachten in zijn hoofd. Menselijke rechters werden geleid door de aanblik van hun ogen en het horen van hun oren. Christus heeft dergelijke beperkingen niet. Zelfs in de dagen van zijn vlees wist hij wat er in de mens om ging, en had het niet nodig dat men het hem moest vertellen. Als hij komt als de heerser van de mensheid, zal hij niet oordelen naar het zien van zijn ogen of het horen van zijn oren. Met een alles-doordringende kennis zal hij kijken naar het hart van die mens, en hem beoordelen voor wat hij werkelijk is, en niet wat hij lijkt te zijn.

Voor ons om aanvaardbare discipelen te zijn moet deze wet van de liefde in onze harten zijn gebrand. Er moet niet alleen een uiterlijk vertoon van vroomheid zijn, maar de werkelijkheid van de liefde voor God, niet alleen een formele blijk van bezorgdheid voor het welzijn van een buurman, of conventionele daden van liefdadigheid, maar een echte liefde van de mens. De Heer zal er in ons diepste wezen aankijken, en eisen dat de werkelijkheid van de liefde er is. "

- Islip Collyer* en Marcus Ampe
-------
*De Wet van Liefde
Wat het betekent om een christen te zijn

Saturday, 16 May 2009

A Living Faith #9 Our Manner of Life

A LIVING FAITH
Our Manner of Life

When we consider the great price that has been paid for us and the great love extended towards us, really it is very reasonable matter that we are asked to respond to that love. If we truly do love the Lord our God, then we will strive to obey His Word and put the Commandments into practice day by day. In addition we will earnestly desire the return of the Lord Jesus and strive to diligently prepare for that great and glorious day.  By way of exhortation Peter asks:

“What manner of persons ought you to be in holy conduct and godliness, looking for and hastening the coming of the day of God” 2 Peter 3:11-12

That word ‘ought’ means: ‘it is necessary’, or ‘there is need of’, or ‘it is right and proper’. It is indeed only right and proper, that as children of the Almighty, we live our lives striving to be holy, separate and undefiled to the best of our abilities. There is a great need for personal conduct to be upright and to be ‘Christ like’ in our way of life and behaviour. Indeed Paul speaks of this as being our ‘reasonable service’. So we read:

“I beseech you therefore, brethren, by the mercies of God, that you present your bodies a living sacrifice, holy, acceptable to God, which is your reasonable service.” Romans 12:1 

That word reasonable means, logical or rational. Reflecting upon the great price paid for our redemption, the great mercy extended towards us and the divine love shown towards us surely must inspire a willing, wholehearted response. The rational response is to demonstrate loving appreciation by obedience to His Word. Our manner of life must change as we grow in the Lord Jesus Christ. Faith and love will be shown not merely by our words, but by our actions.

Yet as always being so prone to forgetfulness we need constantly reminding about the true values in life. We must maintain the right perspective, thus Jesus commands us to remain in his love lest we stray:

"As the Father loved Me, I also have loved you; abide in my love.”If you keep my commandments, you will abide in my love, just as I have kept my Father’s commandments and abide in His love.  John 15:9-10

Now the Commandments of Christ booklet is a loved and valued reminder of the principle teachings of Christ.  Our manner of life must manifest obedience to those commandments, if faith is to be something that is living, vibrant and active in our daily lives. Ask yourself the following questions:

Ø What do those commandments mean to me personally? 
Ø What effect do they have upon my daily life?
Ø How am I as an individual, personally putting them into practice?

These questions are very pertinent for Jesus must come first and above all else in our lives. Indeed he is our life! Did not Jesus say:

"If anyone comes to me and does not hate his father and mother, wife and children, brothers and sisters, yes, and his own life also, he cannot be my disciple. And whoever does not bear his cross and come after me cannot be my disciple.” Luke 14:26-27

What does bearing a cross daily mean? Clearly, it means a sacrifice of self, a crucifying or putting to death the ‘old man’ and following Christ daily. In other words, not our will, but doing the will of Yahweh as expressed in the commandments so clearly laid out in scripture.

So then what do I mean by suggesting that the commandments of Christ are personalised? Well, firstly consider the greatest commandment of all, Jesus said:

“You shall love the LORD your God with all your heart, with all your soul, with all your mind, and with all your strength. This is the first commandment.” Mark 12:30

What does this mean in practical terms?

Personalising this commandment might go something like this:

Ø  Service to God must be first in my life: Matthew 6:33

Ø  I must work in the Lords service faithfully and diligently to the best of my abilities: Isaiah 66:1-2; Matthew 24:45-47; 1Tim 2:15

To give another example of personalising the commandments of Christ we can recall that Jesus provided the means by which in his absence his disciples would be reminded about his ministry and resurrection. We read:

“And He took bread, gave thanks and broke it, and gave it to them, saying, "This is My body which is given for you; do this in remembrance of Me. Likewise He also took the cup after supper, saying, "This cup is the new covenant in My blood, which is shed for you.” Luke 22:19-20

What does this mean in practical terms?

Well, if we honestly desire to remember Jesus and all that he represents, then again personalising this commandment might go something like this:

Ø  Jesus must be my example in everything and I will try to be like him. 1Peter 2:21-23; John 13:15-16
Ø  Only through Jesus can my sin be covered, therefore I must remain in him.  John 15:5-7; Heb 2:1-3
Ø  My aim must be to prepare diligently for when Jesus Christ returns. Because of this, I will not get too engrossed with the work and interests of this life. Matt 24:44; Luke 12:35-38, 40; 2Peter 3:10-14

For a third example of personalising the commandments of Christ consider these words of John:

“If we say that we have fellowship with Him, and walk in darkness, we lie and do not practice the truth. But if we walk in the light as He is in the light, we have fellowship with one another, and the blood of Jesus Christ His Son cleanses us from all sin.” 1John 1:6-7

What does this mean in practical terms?

Well before answering that question let us first reflect upon some more scripture:

“The entrance of Your words gives light; It gives understanding to the simple.” Psalm 119:130

“Your word is a lamp to my feet And a light to my path.” Psalm 119:105

“There is one body and one Spirit, just as you were called in one hope of your calling; one Lord, one faith, one baptism; one God and Father of all, who is above all, and through all, and in you all.” Ephesians 4:4-6

Without the Word of Yahweh there is only utter spiritual darkness. Therefore our manner of life must be subjected to the scrutiny of His Word which alone can illuminate and guide our feet in the way of life. There can only ever be one Truth, any other gospel is a lie and will not save. Therefore personalising this commandment to “walk in the light” might go something like this:

Ø  I cannot have fellowship with those who live in darkness, but must set an example to others: Eph 5:11
Ø  I cannot have fellowship with those who turn away from sound doctrine and/or practice: Gal 1:6-9; 2Thess 3:6,14; 2John 8-10


 Andy Peel




Enhanced by Zemanta

Thursday, 19 March 2009

Tweede Calvijn-debat

Tijdens een debatavond over de intolerante Calvijn, dinsdagavond in Rotterdam door 550 mensen bezocht, vonden de sprekers dat Calvijn recht gedaan moet worden in zijn tijd. "Wie vanuit hedendaagse opvattingen Calvijn beoordeelt, maakt zich schuldig aan anachronisme.” Dit meldt het Reformatorisch Dagblad.

SGP-Tweede Kamerlid Van der Staaij zag bij Calvijn een goede voedingsbodem voor tolerantie, mede door erkenning van burgerlijke vrijheden en machtenscheiding. "Calvijn bepleitte geen oeverloze tolerantie. Wel was hij jurist en realist genoeg om wetgevers ruimte en flexibiliteit te bieden."


Het viel Van der Staaij op dat christelijke politici wordt verweten "sterke opvattingen van goed en kwaad"  te hebben, maar liberalen hebben die ook, "alleen zij verstoppen ze als neutraal. Vroeger was tolerantie begrensd door algemene waarden van het christendom, waar toch ook de VVD uit is voortgekomen. Liberalen houden nu alleen de seculiere opvatting over goed en kwaad als norm over."


Belangrijker dan de vraag naar de tolerantie van Calvijn is de vraag naar de huidige tolerantie voor Calvijn, betoogde Kees van der Staaij dinsdag op de Calvijndebatavond in Rotterdam.

...

Wie betoogt dat er een rechte lijn loopt van Calvijn naar een totalitaire intolerantie, slaat de plank mis. Daarentegen zijn er juist wezenlijke elementen in zijn staatkundige opvattingen die een goede voedingsbodem vormen voor gezonde tolerantie, voor de erkenning van burgerlijke vrijheden en rechten en voor scheiding van de machten. Voorbeelden daarvan zijn Calvijns nadruk op de dienstbaarheid van de overheid, de onderscheiden positie van kerk en staat, de erkenning van het individuele geweten en het vrijwillig dienen van God met het hart.

In de praktijk blijkt Calvijn ook steeds oog te hebben voor de menselijke maat. Dat is de tolerante Calvijn die gematigdheid tegenover rigorisme stelt. Zo waarschuwt hij overheden niet alleen voor slappe toegeeflijkheid, maar ook voor overmatige strengheid, die meer verwondt dan geneest.

...

Calvijn was geen pleitbezorger van oeverloze tolerantie. Wel was hij jurist en realist genoeg om aan wetgevers al op voorhand ruimte en flexibiliteit te bieden. Wetten konden en mochten variëren. De wetten van Mozes waren niet door God gegeven om automatisch te kopiëren naar alle tijden en plaatsen.

Maar dat lag anders voor de Tien Geboden. Die zijn universeel. De overheid is gebonden aan de beide tafels van de wet. Tolerantie voor zaken die daarmee lijnrecht in strijd zijn, is uit den boze. De soevereiniteit van God, de autoriteit van Gods Woord, de gerichtheid op Zijn eer – dat zijn de drie grondpijlers waarop Calvijns staatkundige opvattingen rusten.

Alles moet Hem eren! Wie deze notie terzijde schuift door een politiek van „aanpassen en coaliseren”, leeft niet meer vanuit calvinistisch beginsel, zo waarschuwde de staatkundig gereformeerde voorman ds. G. H. Kersten eens. En met recht!

De mozaïsche wetgeving was niet door God gegeven om automatisch te kopiëren naar alle tijden en plaatsen, maar de Tien Geboden zijn wel universeel. "De overheid is gebonden aan de beide tafels van de wet. Tolerantie voor alles wat daarmee lijnrecht in strijd is, is uit de boze. De soevereiniteit van God, de autoriteit van Gods Woord, de gerichtheid op Zijn eer – dat zijn de drie grondpijlers waarop Calvijns staatsleer rusten."

...

Er is een groeiende intolerantie voor alles wat niet spoort met de hedendaagse seculiere tolerantiemaat. Iedereen die zich niet onverkort houdt aan de drie-eenheid van een strikte scheiding van geloof en staat, een volstrekt gelijke behandeling van mannen en vrouwen en een rigide gelijkstelling van homo’s en heteroseksuelen, krijgt te maken met eigentijdse libertijnse heksenjachten en brandstapels.

We kunnen Calvijn wel anachronistisch de tolerantiemaat nemen, maar belangwekkender dan de vraag naar de tolerantie van Calvijn is de vraag naar de actuele tolerantie voor Calvijn!



bron: Reformatorisch Dagblad

Tuesday, 3 March 2009

Observing the commandments and becoming doers of the Word

““If you [apostles] continue to love me, you will continue to observe my commandments.” (Joh 14:15 MHM)

 “The person having my commandments and continuing to observe them, that person is the one who continues to love me. Also, the person who continues to love me will be loved by my Father, and I shall love him, and I shall make myself visible to him.”” (Joh 14:21 MHM)

 “Jesus answered and said to him: “If anyone continues to love me, he will observe my word, and my Father will love him, and we shall come toward him and we will make an abode alongside him.” (Joh 14:23 MHM)

 “You remain in my love if you continue to observe my commandments, even as I have observed my Father’s commandments and continue to remain in Him.”” (Joh 15:10 MHM)

 “For this is the love of The God, that we observe His commandments, and his commandments are not a burden,” (1Jo 5:3 MHM)

 “Now this is how such compassionate affection is manifest: so that we may continue to walk in [God’s] commandments, just as you originally heard, that you continue walking in [that same compassionate affection].” (2Jo 1:6 MHM)

“I am giving to you [disciples] a new commandment, so that you may love one another just as I loved all of you, so you may love one another.” (Joh 13:34 MHM)

“You remain in my love if you continue to observe my commandments, even as I have observed my Father’s commandments and continue to remain in Him.”” (Joh 15:10 MHM)

“Now, be doers of the Word and not just hearers, deceiving yourselves.” (Jas 1:22 MHM)

Dutch / Nederlandse versie > De geboden observerend, uitvoerders wordend van het Woord
+++
2013 update:

A Ten Commandments monument which includes the...
A Ten Commandments monument which includes the command to "Remember the Sabbath day, to keep it holy". (Photo credit: Wikipedia)

Enhanced by Zemanta

De geboden observerend, uitvoerders wordend van het Woord

“Als je mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden.” (Joh 14:15 Nbv)

 “Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft mij lief. Wie mij liefheeft zal de liefde van mijn Vader en mij ontvangen, en ik zal mij aan hem bekendmaken.’” (Joh 14:21 Nbv)

 “Jezus antwoordde: ‘Wanneer iemand mij liefheeft zal hij zich houden aan wat ik zeg, mijn Vader zal hem liefhebben en mijn Vader en ik zullen bij hem komen en bij hem wonen.” (Joh 14:23 Nbv)

 “je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf.” (Joh 15:10 Nbv)

 “Want God liefhebben houdt in dat we ons aan zijn geboden houden. Zijn geboden zijn geen zware last,” (1Jo 5:3 Nbv)

 “Liefhebben houdt in dat we leven volgens Gods geboden. Volgens dit gebod, dat u vanaf het begin gehoord hebt, moet u leven.” (2Jo 1:6 Nbv)

 “Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben.” (Joh 13:34 Nbv)

 “je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf.” (Joh 15:10 Nbv)

 “Vergis u niet: alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen.” (Jak 1:22 Nbv)

Thursday, 19 February 2009

De verdwijnende heerlijkheid

TOEN Apollos Efeze verliet om de gemeente te Corinthe te steunen "moedigden de broeders hem daartoe aan en schreven aan de discipelen, dat zij hem vriendelijk moesten ontvang­en" (Handelingen der apostelen 18:27). Met zulke aanbeve­lingsbrieven werden de gemeenten goed geïnformeerd omtrent broeders die bezoek brachten. Er zijn aanduidingen dat broeders met een afwijkende mening al te bereid waren naar een andere gemeente te gaan om hun me­degelovigen over te halen tot hun eigen zienswijzen.
Dit was kennelijk ook het geval in Co­rinthe, gezien wat Paulus aan de ge­meente aldaar schrijft. "Gaan wij weder onszelf aanprijzen? Of hebben wij soms, gelijk sommigen, aanbevelingsbrieven bij u of van u no­dig? Onze brief zijt gij, geschreven in onze harten, kenbaar en leesbaar voor alle mensen, daar gij toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst opgesteld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten".
Als de apostel tot de heidenen een aanbevelingsbrief nodig zou hebben wanneer hij te Corinthe kwam, was er daar wel een te lezen. Maar die stond niet op papyrus te lezen: de verande­ring in de levenswijze van zijn bekeer­lingen te Corinthe getuigde van de invloed van zijn evangelie en leer.

De Tien Geboden

Paulus beschrijft deze verandering in hun leven met een zinspeling op de Schrift. Onder de invloed van Gods Geest had Mozes de Tien Geboden op tafelen van steen ge­grift. Die vormden de kern van het verbond te Sinaï gesloten, met het oog op het tot­standkomen van een bestendige relatie tussen God en Israël:
"Ik zal Mij u tot een volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn" (Exodus 6:6); "Gij zult Mij een ko­ninkrijk Van priesters zijn en een heilig volk" (Exodus 19:6). Het verbond werd dan gesloten na Israëls plechtige gelofte de Tien Geboden na te komen: "Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen ... Toen nam Mozes het bloed en spreng­de het op het volk en hij zeide: Zie, het bloed van het verbond, dat de HERE met u sluit, op grond van al deze woor­den" (Exodus 24: 7 -8).
Als het eerste gedeelte van de wet van Mozes, vertegenwoordigden de Tien Geboden de wet in haar geheel. Daarom worden ze "het verbond" ge­noemd. "Hij maakte u het verbond bekend, dat Hij u gebood te houden, de Tien Woorden en Hij schreef ze op twee stenen tafelen" (Deuteronomium 4: 13); "Hij schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de Tien Woorden" (Exodus 34:28). Salomo had in de tempel die hij liet bouwen "een plaats bereid voor de ark, waarin het verbond des HEREN berust, dat Hij met onze vaderen ge­sloten heeft, toen Hij hen uit het land Egypte had geleid" (I Koningen 8:21).

Een nieuw verbond

Gods bedoeling was dat zijn wet op stenen tafelen geschreven ook op het hart van zijn volk ingegrift zou worden. Mozes zei: "Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken" (Deuteronomium 6:6). Ondanks alles wat de Here voor hen gedaan had, door hen uit hun toe­stand van slavernij in Egypte te redden en hun het land van Israël te geven, ontbrak de bereidwilligheid hun belofte waar te maken en de Here in alles ge­hoorzaam te zijn. Vandaar dat toen het volk uit zijn land gedreven werd om weer in een heidens land te gaan wo­nen, de profeten uitzagen naar het slui­ten van een nieuw verbond. God sprak door Jeremia van een nieuw verbond, gericht evenals het eerste op het tot­stand komen van een gezegende relatie tussen God en Israël: "Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn" (Jeremia 3 I :33). Maar met dit nieuw verbond zou het oorspronkelij­ke doel wel bereikt worden: "Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven." Hetzelfde werd voorzegd ook door Ezechiël, een tijdgenoot van Jeremia: "Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest in hun binnenste, en Ik zal het hart van steen uit hun lichaam verwijderen en hun een hart van vlees geven ... zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn" (Ezechiël 11: 19-20).
De vervulling van deze belofte is, volgens Paulus, in eerste instantie te zien in de invloed op gelovigen van het evangelie van Christus gestorven en opgestaan: "daar gij ons toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst opgesteld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten."
Dat hiermee het nieuwe verbond in werking is gegaan blijkt uit de voortzet­ting van zijn verklaring van zijn taak als apostel van Christus: "onze bekwaam­heid is Gods werk, die ons ook be­kwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet der letter, maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend" (2 Corinthiërs 3:6).
Deze laatste woorden worden soms geciteerd als bewijs dat de Schrift beter op een figuurlijke dan een letter­lijke wijze te begrijpen is. Maar de letter waarover Paulus schrijft is ken­nelijk wat op de stenen tafelen ge­schreven stond, de Tien Geboden. In het volgende vers beschrijft hij deze als "de bediening des doods, met letters op stenen gegrift". Zij doodde doordat zij degenen die de geboden ongehoor­zaam waren veroordeelde. Jacobus heeft ongetwijfeld de Tien Geboden in gedachte als hij schrijft: "Want wie de gehele wet houdt maar op één punt struikelt, is schuldig aan alle geboden. Want hij die gezegd heeft: Gij zult niet echtbreken, heeft ook gezegd: Gij zult niet doodslaan" (Jacobus 2: I 0-1 I).
De letter die doodt is de Tien Woorden waaraan Israël niet gehoor­zaam is geweest, zodat in plaats van le­ven te schenken zij getuigden van Isra­els schuld. Zij waren aan Israël gegeven met een bijzonder betoon van Gods heerlijkheid. Zozeer dat toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde met de twee stenen tafelen, de heerlijkheid van zijn gelaat afstraalde, zodat hij tijdelijk zijn gezicht moest versluieren.
Juist het feit dat die heerlijkheid slechts tijdelijk was, getuigde van de kortstondigheid van dat eerste ver­bond. Aldus redeneert Paulus: "Indien nu de bediening des doods, met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest, hoe zal niet nog meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn? .. Want als het verd­wijnende met heerlijkheid gepaard ging, veel meer is dan het blijvende in heerlijkheid."
Hieruit volgt dat er geen reden is om onderscheid te maken tussen het oude verbond en de bijbehorende wet van Mozes. Wanneer Paulus in een an­dere brief schrijft: "Gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade", slaat dit dus ook op de Tien Geboden. Dit geldt ook voor zijn verdere verklaring; "thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes, en niet in de oude staat der letter" (Romeinen 6: 14; 7:6).
Zoals Paulus in dit derde hoofdstuk van 2 Corinthiërs vervolgens aantoont, staat de gelovige niet voor de bedekte en verdwijnende heerlijkheid van de wet, maar voor de heerlijkheid van de herrezen Here. "En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedek­king meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar het­zelfde beeld van heerlijkheid tot heer­lijkheid, immers door de Here, die Geest is" (3: 18). In deze nieuwe ver­houding tot God door Christus Jezus is de wet van God niet geschreven op tafelen buiten hem, maar in zijn bevat­telijke hart en verstand. "Vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen van de gerechtigheid" (Romeinen 6: 18). De eisen van deze nieuwe dienst zijn nog indringender dan de Tien Geboden. In de leer van Christus in de evangeliën bewaard, en die van de apostelen in hun brieven, zijn de principes van de wet toegepast op het leven en de dienst van een toegewijde christen. -

Met de Bijbel in de hand

Friday, 2 January 2009

Jood of Christen zijn

Kunnen de volgelingen van de Nazarener doorgaan als Joden of doorgaan als door God mogelijk op te nemen kandidaten voor Zijn Volk.

" Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk, bestemd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht:" (1Pe 2:9 WV78)

Indien mensen Christus leer navolgen moeten zij de Wet der Liefde opnemen als hun Hoofdleerstelling. Het komt er niet op aan je Christen te betitelen zonder de daden bij het woord te voeren. Om Ware Christen te zijn zijn er ook daden nodig. Holle woorden hebben voor God geen zin.

" Met hun holle grootspraak en bandeloze wellust verlokken zij hen die nauwelijks begonnen zijn zich af te keren van de levenswijze der verdoolden." (2Pe 2:18 WV78)

" Maar als wij wandelen in het licht zoals Hij zelf is in het licht dan hebben wij gemeenschap met elkaar en het bloed van zijn Zoon Jezus reinigt ons van elke zonde." (1Jo 1:7 WV78)

God heeft ons de verzekering gegeven dat wij door Christus na te volgen sterker worden op onze tocht en makkelijker stand zullen houden. Steeds zullen wij ons tegen het kwaad moeten verzetten en ons in gedachten houden wat Christus ons als voorbeeld gaf en waarvoor Hij ons waarschuwde.

" Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht en hij komt niet ten val." (1Jo 2:10 WV78)

" wie zondigt is een kind van de duivel, want de duivel zondigt vanaf het begin, en de Zoon van God is juist gekomen om het werk van de duivel ongedaan te maken." (1Jo 3:8 WV78)

" En dit is zijn gebod: van harte geloven in zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben zoals Hij ons bevolen heeft." (1Jo 3:23 WV78)

" En de liefde die God is, heeft zich onder ons geopenbaard doordat Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft, om ons het leven te brengen." (1Jo 4:9 WV78)

" En wij, wij hebben gezien en wij getuigen, dat de Vader zijn Zoon heeft gezonden om de Heiland van de wereld te zijn. Als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is, woont God in hem en woont hij in God." (1Jo 4:14-15 WV78)

Ook al bestaan er op deze aarde veel godsdienstrichtingen. Allerlei strekkingen waar men het al of niet mee eens kan zijn. Doch het is niet omdat men zich niet in de ene of andere strekking niet zou kunnen vinden dat deze daarom te verwensen valt. Verwensen is trouwens reeds een onchristelijke daad.
Sommigen willen Getuigen van  Jehovah, Zevende Dag Adventisten, Christadelphians, Bijbelonderzoekers, Bijbelstudenten en andere groeperingen niet aanvaarden als Christenen. De grootste grond waarop men sommige denominaties verwerpt is omdat zij bijvoorbeeld geen Drie-eenheid aanvaarden. Wij moeten echter inzien dat indien die groeperingen erkennen dat Jezus de Zoon van God is, dat God ook in hen woont en dat zij deelgenoten worden van dat Verbond en van de Kerk waar Christus het Fundament van is. Door de aanneming van Jezus als Zoon van God en als Redder hebben zij ook het volste recht zich Christen te noemen en worden zij mee opgenomen in het Volk van God.
Het is niet omdat zij niet akkoord gaan met menselijke leerstellingen dat enig mens hen zou kunnen verwerpen, want enkel God komt het toe om mensen te beoordelen. En Jehovah heeft enkel aan Zijn Zoon het recht gegeven om oordelen te vellen. Zelfs de apostelen wisten dat zelfs heiligen het moeilijk hadden om volledig rechtschapen te zijn en ook zij onder het oordeel vielen.

" Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat er reeds ligt, namelijk Jezus Christus. Of men nu op deze grondslag verder gaat met goud, zilver, kostbare stenen, of hout, hooi en stro, van ieders werk zal de kwaliteit aan het licht komen. De grote dag zal het aantonen, want deze verschijnt met vuur, en het vuur zal uitwijzen wat ieders werk waard is. Houdt het bouwwerk dat iemand optrok stand, dan zal hij loon ontvangen. Verbrandt het, dan zal hij schade lijden; hijzelf zal gered worden, maar, om zo te zeggen, door het vuur heen." (1Co 3:11-15 WV78)

" Want de tijd van het oordeel is aangebroken, en het begint met het huisgezin van God. Als het met ons begint, hoe zal het dan eindigen voor hen die het evangelie van God weigeren te gehoorzamen?" (1Pe 4:17 WV78)

" Wie zijt gij wel, dat gij u een oordeel aanmatigt over de knecht van een ander? Of hij staat of valt, gaat alleen zijn meester aan. Hij zal trouwens staande blijven, want zijn Heer is bij machte hem staande te houden." (Ro 14:4 WV78)

" Ik bezweer u voor het aanschijn van God en van Christus Jezus die levenden en doden zal oordelen, bij zijn verschijning en bij zijn koningschap:" (2Ti 4:1 WV78)

Eenders op welke manier men niet volgens de regels leeft, zal het oordeel daar over komen. Dus indien in bepaalde denominaties met die regels wordt gebroken zullen de verantwoordelijken van die groepering hierover ook verantwoording moeten afleggen. (Dit geldt ook voor protestanten welke hun mannelijke of vrouwelijke priesters laten trouwen met eenzelfde geslacht of zich bezondigen aan reinheidswetten).

" Het huwelijk is iets kostbaars; laten we het allen in ere houden en de trouw respecteren. Gods oordeel zal komen over ontuchtigen en echtbrekers." (Heb 13:4 WV78)

" Niemand kan de wereld overwinnen dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is." (1Jo 5:5 WV78)

" Als wij het getuigenis van mensen aannemen, dan zeker dat van God, dat zoveel groter gezag heeft; God zelf waarborgt het getuigenis, dat Hij heeft afgelegd aangaande zijn Zoon. Wie in de Zoon van God gelooft, draagt Gods getuigenis in zijn hart. Wie God geen geloof schenkt, maakt Hem tot een leugenaar, want hij weigert Gods eigen getuigenis over zijn Zoon te aanvaarden." (1Jo 5:9-10 WV78)

Door de Zoon van God als levensbrenger te aanvaarden kan men ook vooruitzien naar de mogelijkheden om leven te ontvangen.

" Wie de Zoon heeft, heeft leven gevonden; wie de Zoon van God niet heeft, heeft ook het leven niet." (1Jo 5:12 WV78)

" Ik heb u deze brief geschreven om u er van te overtuigen dat gij eeuwig leven hebt, gij allen die waarachtig gelooft in de Zoon van God." (1Jo 5:13 WV78)

" Wij weten dat de Zoon van God gekomen is, en ons inzicht gegeven heeft om de waarachtige God te kennen, en wij zijn in de waarachtige God, want wij zijn in Jezus Christus, zijn Zoon. Dit is de ware God, dit is eeuwig leven!" (1Jo 5:20 WV78)

" Genade, barmhartigheid en vrede zal met ons zijn, vanwege God de Vader en Jezus Christus, de Zoon van de Vader, in waarheid en liefde." (2Jo 1:3 WV78)

" Alwie te ver wil gaan en niet blijft bij de leer van Christus, heeft God niet. Wie bij die leer blijft, hij heeft zowel de Vader als de Zoon." (2Jo 1:9 WV78)

" Jood zijn is iets inwendigs, en de werkelijke besnijdenis is er een van het hart, een geestelijke en niet een naar de wet. Zo iemand wordt geprezen, niet door de mensen maar door God." (Ro 2:29 WV78)

" maar de heidenen moeten God verheerlijken om zijn erbarming, volgens het woord van de Schrift: Daarom zal ik U loven onder de heidenen en uw naam met psalmen prijzen." (Ro 15:9 WV78)

" Oordeelt dus niet voorbarig, voordat de Heer gekomen is. Hij zal wat in het duister verborgen is aan het licht brengen, en openbaar maken wat er in de harten omgaat. Dan zal ieder van God de lof ontvangen die hem toekomt." (1Co 4:5 WV78)

" Ik moet u prijzen dat gij bij alles aan mij blijft denken en u houdt aan de overleveringen die ik u heb doorgegeven." (1Co 11:2 WV78)

" Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader vol ontferming en de God van alle vertroosting." (2Co 1:3 WV78)

" Met hem zenden wij de broeder die in alle gemeenten om zijn arbeid voor het evangelie wordt geprezen." (2Co 8:18 WV78)

" tot lof van de heerlijkheid van zijn genade. Hiermee heeft Hij ons begiftigd in de Geliefde," (Efe 1:6 WV78)

" opdat wij verbreiden de lof van zijn heerlijkheid wij die reeds te voren onze hoop op de Christus hadden gebouwd." (Efe 1:12 WV78)

" die het onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van Gods eigen volk, en tot lof van zijn heerlijkheid." (Efe 1:14 WV78)

" Spreekt elkander toe in psalmen en hymnen en liederen, ingegeven door de Geest. Zingt en speelt voor de Heer van ganser harte." (Efe 5:19 WV78)

" verzadigd met de vrucht der gerechtigheid, die komt van Jezus Christus, tot eer en lof van God." (Flp 1:11 WV78)

" Tenslotte, broeders, houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, al wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd heet en lof verdient." (Flp 4:8 WV78)

Kunnen wij behoren tot het volk Israël? Moeten wij tot het uitverkoren volk behoren?

Laten wij trachten uit te groeien tot Volk van God. Als volgelingen van de timmermanszoon Jezus van Nazareth hopen wij de ware Messias gevonden te hebben. Wij nemen deze mensenzoon aan als de Christus. Al diegenen die in navolging van de apostelen Christus willen volgen mogen Christenen genoemd worden.

Als wij als navolgers van Christus ons houden aan de Wet der Liefde kunnen wij een volgende stap zetten om de Bijbel te onderzoeken om na te gaan aan Welke voorschriften wij nog moeten voldoen om tot God te komen.
Men kan als opgedragen geboden aanhalen: 1. God te beminnen boven al; 2. enkel aan God eer en lof te brengen;  God alleen te aanbidden; geen beelden te maken van goddelijkheden en er zeker niet voor neer te knielen; 3. Niet ijdel te vloeken, spotten of Gods Naam bezoedelen; 4. Een dag voor God behouden (een sabbath houden); 5. Vader moeder zult gij eren; 6. Niet liegen of 7. bedriegen; 8. geen kwaad doen aan een ander, wat eigenlijk omsloten ligt in de Hoofdregel die Christus ons heeft gegeven.

Christus heeft ons opgedragen vredelievend te zijn, lief te hebben en goed te doen jegens anderen, tot zelfs elkaar lasten te dragen. (# Jo 13:35; 1Jo 4:20; Ro 12:18;13:18; Ga 6:2,10; Ro 12:18). Aan het grootste en eerste gebod is het tweede gebod gekoppeld om de Gehele Wet te vormen, de Gulden Regel. (# Lu 10:27; Mt 7:12; 22:37-40).

Om zich echter ware Christenen te mogen noemen zouden zij eigenlijk als Christus horen te zijn. Elke Christen zou moeten proberen als Christus te zijn, in hart en nieren.
Met de verscheidenheid van karakters en denkwijzen kunnen die navolgers van Christus toch nog in alles en in allen een nieuwe persoonlijkheid aan doen en elkaar verdragen (# Col 3:9-10; Ro 6:1-6) en zaken nastreven die vrede bevorderen (# Ro 14:19).

Wees Christuslijk en laat het goddelijke ook in u groeien. Door te willen worden als Christus zullen wij de glorie van God over ons kunnen krijgen.
Christenen kunnen het instinct overstijgen en proberen zonen van God te worden door middel van hun geloof in Christus Jezus. (# Ro 2:13-16; Gal 3:26; Jo 1:12)

Iedereen is het gegeven om tot het Naam Volk te behoren. Dankzij de kruisiging van een volledig zuivere mens, het is door Jezus dood aan een stuk hout, dat allen begenadigt zijn om rechtstreeks tot God te komen. Terwille van de Messias  Zijn Naam kunnen zij zich noemen naar de Verlosser, en uitgroeien tot een verscheiden gemeenschap van allerlei rassen of volkeren. Het is het Geloof in de Naam van Jezus Christus dat eenieder redding kan brengen en gezondheid tot in eeuwigheid. Het aanvaarden van Jezus als Redder en Bouwsteen voor Eeuwig Leven maakt het mogelijk tot dat Christendom te behoren. Door Jezus als de Weg, De Waarheid en het Leven te aanvaarden en Hem als Fundament van de Kerk te aanschouwen zal men zich Christen mogen noemen, eenders tot welke denominatie men behoort. Want dat laatste zijn dingen ingesteld door mensen buiten Christus om. (# Jo 10:1-11; 14:6; 17:3;Lu 21:12;  Ac 3:15-16; 4:12; 11:26; 16:30-34; 1Co 3:11; 2Co 10:20,21)

Christen zijn houdt in de leefregels van Christus Jezus volgen en gehoorzamen aan de Wetten van God. Het is het zoeken naar heiligheid in het leven, groeien naar innerlijke volmaaktheid om de eeuwige volmaaktheid te kunnen erven. Al de christelijkheden zouden christenen moeten proberen te verwerven. Met als voornaamste punt de nederigheid. Want Christus gaf Zijn Hoge Positie op  om in alle nederigheid, als eenvoudige timmermanszoon, hier op aarde, alle vernederingen door mensen aangebracht te dragen. Hij verdroeg het meest onzindelijke lijden, maar bleef toch van iedereen houden en drukte deze liefde ook uit door al Zijn wijze woorden en Zijn handelingen.

God wil ons via Zijn Zoon de gratie van verscheidene van Gods karakters geven. Als Christenen kunnen wij deze Christelijke Gaven de onze maken en delen met anderen. Dankzij het geloof in Christus en het godswezen in ons zullen wij dan ook over de gaven beschikken om voor anderen klaar te staan en met hen te delen.

Laten wij door Gods leven in ons goed doen!