Verdrijving Joden had droogte tot gevolg In de periode waarin er niet of nauwelijks Joden in Israël woonden, had het land te kampen met zeer ernstige droogte waardoor het landschap zelfs ingrijpend veranderde. Dat hebben geologen vastgesteld. Ze bevestigen daarmee de uitleg van een profetie door een rabbijn.
De rabbijn in kwestie, Menachem Kohen uit Brooklyn, New York, publiceerde vorig jaar het boek ‘Prophecies for the Era of Muslim Terror: A Torah Perspective on World Events’, waarin Hij schreef dat uit de Bijbel valt op te maken dat het land Israel van droogte heeft te leiden als het niet wordt bewoond door wat hij noemt de ‘rechtmatige eigenaars’, namelijk het Joodse volk.
Volgens rabbijn Kohen leed het land onder ernstige droogte vanaf de eerste eeuw na Christus tot in de twintigste eeuw. Hij baseert zich op Deuteronomium 28:23, 24. Dat is het hoofdstuk over de ‘zegen en de vloek’. Daar staat: ‘Ook zal de hemel boven uw hoofd van koper zijn en de aarde onder u van ijzer. De HERE zal poeder en stof over uw land laten regenen; van de hemel zullen die op u neerdalen, totdat gij verdelgd zijt’ (NBG’51).
Dat nu wordt bevestigd door wetenschappers. Geologen van de Universiteit van Wisconsin zeggen dat het klimaat al heel snel na het jaar 70, toen de Romeinen Jeruzalem verwoestten en de Joden werden verdreven, drastisch veranderde. Er viel aanmerkelijk minder regen. In sommige jaren viel zelfs geen druppel. En het landschap veranderde dramatisch.
Ze troffen bewijs voor hun stelling aan in de jaarringen van stalagmieten in de Soreq-grot nabij Jeruzalem. Een stalagmiet is een druipsteenpilaar van calciet die vanaf de grond omhoog groeit. Volgens de wetenschappers duurde de periode van ernstige droogte overigens van zo rond het jaar 100 na Christus tot pakweg 1100 na Christus. Aan het onderzoek werd meegewerkt door de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. De bevindingen van de wetenschappers worden binnenkort gepublicveerd in het Quaternary Research Journal.
Bron: Manna-vandaag