Showing posts with label eindtijd. Show all posts
Showing posts with label eindtijd. Show all posts

Sunday 15 February 2009

Wereld waarheen? #3 De Wortelscheut van David

De wereld waarheen



3. DE WORTELSCHEUTVAN DAVID
DE profeet Jesaja zag eens Gods koningschap in Israël door de lijn van David als een omgehakte boom. Want de tijd zou komen wanneer God tegen Zedekia zou zeggen: "En gij onheilige, goddeloze vorst van Israël, wiens dag komt ten tijde van de eindafrekening, zo zegt de Here HERE: Neem weg die tulband! Zet af die kroon!" (Ezechiël 21 :25-26).
Een treurig beeld was dit, en toch niet helemaal zonder hoop voor de toekomst. Job had eens het contrast gesteld tussen de dood van een mens en het omhakken van een boom. "Want voor een boom blijft er nog hoop; wordt die omgehouwen, hij loopt weer uit, en zijn nieuwe scheuten blijven niet achterwege. Wanneer zijn wortel in de aarde veroudert en zijn tronk in de grond afsterft, dan bot hij weer uit, zodra hij water ruikt, en schiet twijgen als een jonge plant" (Job 14:7-9).
En dat is wat er met de omgehakte boom van Gods koningschap in Israël zou gebeuren. "Er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï [de vader van David] en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen. En op hem zal de Geest des HEREN rusten (Jesaja 1: 11).
Het koninklijke vorstenhuis van David zou dus niet uitgeroeid worden. Al is de boom zo laag mogelijk omgehakt, er blijven wortels in de grond en daaruit zal een stronk te voorschijn komen. Het feit dat de boom vrucht zal dragen geeft te kennen dat die nieuwe scheut sterk zal groeien en uitdijen.
Dit is de derde in een reeks profetieën in dit zogenaamde 'boek van Immanuël' (Jesaja 7-12) die de komst van de grote Zoon van David voorzegt. De eerste had uitgezien naar zijn geboorte uit een maagd in Israël (Jesaja 7: 14). De tweede voorzag de vreugde die zijn komst aan zijn volk zou brengen, want groot zou de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk (Jesaja 9:5-6). Deze derde profetie geeft eerst een beschrijving van zijn karakter en van zijn heerschappij en vertelt vervolgens de zegeningen die uit zijn rechtvaardige heerschappij zullen voortvloeien.
In zijn profetieën later in dit boek van de Knecht des Heren vertelt Jesaja herhaaldelijk dat God zijn Geest aan Hem zal schenken. Dit is ook hier gezegd van de Messias: "op hem zal de Geest des HEREN rusten" (Jesaja I 1:2). Bij zijn doop heeft Jezus de kracht van de Geest Gods zonder mate ontvangen, om Hem uit te rusten als Profeet en Geneesheer.
In deze profetie is de Geest Gods meer dan bovennatuurlijke kracht om als profeet te kunnen spreken en wonderen te verrichten. De Geest is de bron van zijn edel karakter. Toen de engel Gabriël Maria vertelde dat zij, zonder gemeenschap met een man te hebben gekend, de moeder van de Messias van Israël zou worden, vroeg ze met gelovige bewondering hoe dat zou kunnen geschieden. De verklaring van Gabriël maakte een ondoorgrondelijk wonder bekend: "De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden" (Lucas 1 :35).
In Jezus' wonderbaarlijke geboorte uit de Heilige Geest ligt de bron van zijn edele karakter dat Jesaja vervolgens beschrijft in drie paren van eigenschappen.
De Geest van de Here in de Mess­as zal er een van wijsheid en verstand zijn. Wijsheid betekent hier meer dan intelligentie: zij is het vermogen een situatie te taxeren, de rechte beslissing te nemen en te doen wat recht is. Verstand heeft betrekking op een goed inzicht en vooral in het karakter van anderen. Er staat van Jezus geschreven: "dat het voor Hem niet nodig was, dat iemand van de mens getuigde, want Hij wist zelf, wat in de mens was" (Johannes 2).
In de tweede plaats zou de Messias een geest van raad en sterkte hebben. Als Koning zou Hij wijsheid nodig hebben om goede raad te geven en een zegenrijk beleid in zijn Vrederijk in te voeren. Deze wijsheid gaat gepaard met de nodige kracht om zijn besluiten uit te voeren tot het welzijn van zijn onderdanen.
In de derde plaats zou de Messias uitgerust worden met de geest van "kennis en vreze des HEREN". Kennis van God in de Bijbel is vooral de ervaringskennis van een levende relatie met Hem. In deze zin zei Jezus in gebed:
"Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God" (Johannes 17:3). Deze kennis bezat Jezus als geen ander: "Niemand kent de Vader dan de Zoon en wie de Zoon het wil openbaren" (Mattheus 12:27). In deze kennisrelatie met God neemt eerbied voor Hem de eerste plaats in: "De vreze des HEREN is het begin der kennis" (Spreuken 1:7). De grote verering voor de Vader, die Jezus tijdens zijn aardse leven voortdurend liet zien, zal kenmerkend zijn ook voor zijn heerschappij en zal aanleiding geven tot ontzag voor God overal in zijn Rijk.
De koning in Israël was tevens de oppermachtige rechter, maar zijn oordeel was afhankelijk van wat de getuigen in een zaak hem vertelden. Maar de Messias zal niet steunen op wat anderen hebben gehoord en gezien. Hij zal de gave hebben van alwetendheid en zal in staat zijn een billijk oordeel te vormen. Het zijn vooral de armen en onaanzienlijken in zijn Rijk, die maar al te vaak in het verleden uitgebuit werden, die hiervan het meest voordeel zullen hebben. "Hij zal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; want hij zal de geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid rechtspreken" (v.3-4).
De bewoners van het wereldomvattende Rijk van de Messias zullen bestaan uit mensen van allerlei slag. Vooral aan het begin zullen velen de nieuwe levenswijze die zij moeten aanleren moeilijk accepteren en sommigen zullen rebelleren. Psalm 2 voorziet een algehele opstand tegen de Koning bij de oprichting van zijn Rijk. "Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid? De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de HERE en zijn gezalfde: Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen."
Terugblikkend op de kracht van Gods woord bij de schepping zei de psalmist: "Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er" (Psalm 33:9). Zo zal het ook zijn in het Rijk van de Messias: spreken is voldoende om alle verzet ten einde te brengen en rebellerenden van de aarde te verwijderen. "Hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden" (v. 4). Dit is de verklaring van wat de apostel Johannes zag in een visioen van de verhoogde Here: "uit zijn mond kwam een tweesnijdend zwaard" (Openbaring 1: 16). Hetzelfde symbool komt ook in een later gezicht in dit boek Openbaring voor, waar Johannes de Koning ziet uitgaan in de boze wereld van de eindtijd om alles tot onderdanigheid aan Gods wil te brengen: "En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmede de heidenen te slaan" (Openbaring 19: 15).
Jezus vertelde eens een gelijkenis van een man van hoge geboorte die naar een ver land ging om de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen. Bij zijn terugkomst geeft hij aan zijn slaven het loon dat zij tijdens zijn afwezigheid hebben verdiend. Waarop volgt: "Doch die vijanden van mij, die niet wilden, dat ik over hen koning werd, brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen" (Lucas 19:27).
Het gevolg van zijn rechtvaardige heerschappij zal vrede zijn voor iedereen. Jesaja beschrijft de idyllische toestand met beeldtaal: "Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuwen het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden". Dieren beelden in de symboliek van de Bijbel soms menselijke machten af, die op agressieve wijze andere dieren aanvallen. Op deze wijze schildert de profeet een toestand van vrede overal.
Het zegenrijke resultaat van deze heerschappij beschrijft de profeet met woorden die ons doen denken aan wat werd gezegd toen het volk Israël terug naar Egypte wilde gaan, en waarmee David zijn profetisch gebed om de komst van zijn Zoon, de Messias, afrondt: "Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee bedekken."
In zijn brief aan de Romeinen zegt Paulus dat Christus is gekomen "om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen" (Romeinen 15:8). Deze bevestiging bestaat niet slechts uit de herhaling daarvan in Christus' evangelie maar betekent dat Hij ze ook gestand doet en ten uitvoer brengt. De apostel heeft hierbij zijn oog op Jesaja's belofte van de wortel scheut uit de koningschapsboom van David: "Komen zal de wortel van Isaï, en Hij, die opstaat, om over de heidenen te regeren; op Hem zullen de heidenen hopen" (v. 12). Met deze verzekering sluit Jezus zijn laatste boodschap: "Ik ben de wortel en het geslacht van David" (Openbaring 22: 16).-

Met de Bijbel in de hand 

++

Vindt ook:


Een plaats voor een vreemdeling en een vluchteling
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #1 De Bevrijder
De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl
De Knecht des Heren #3 De Gewillige leerling
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Een Messias om te Sterven
Jezus drie dagen in de hel
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #2 Te Doen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #3 Zoals Jezus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #5 Verblijven in Christus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #6 Samenhoren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #7 Adverteren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #8 Omgang met Leerstellingen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #9 Omgang met anderen
Christus kennen is zin geven aan het leven
Niet gebonden door labels maar vrij in Christus
Ongelovige Thomassen, Jezus en zijn God
Hermeneutiek om uit te dragen #8 Tegenspraak
Filippenzen 1 – 2

Saturday 14 February 2009

Wereld waarheen? #2 Gebed om de komst van de koning


Wereld waarheen?
2. GEBED OM DE KOMST VAN DE KONING

VELE jaren zijn voorbijgegaan sinds David, na zeven jaar regering in de stad Hebron, gevestigd werd in Jeruzalem als koning over geheel Israël. Intussen heeft hij de aloude vijand, de Filistijnen, verslagen en andere omringende rijken veroverd. Eindelijk heeft het volk rust van zijn vijanden en daarmee is de tijd van vervulling gekomen van een belofte lang geleden door Mozes gegeven.
 "Wanneer de HERE u rust geeft van al uw vijanden aan alle kanten en gij veilig woont - dan zult gij naar de plaats, die de HERE, uw God, verkiezen zal om daar zijn naam te doen wonen, alles brengen, wat Ik u gebied" (Deuteronomium. 12: 10-11).
 Die plaats die God voor ogen had, blijkt nu Jeruzalem te zijn. David wil zo graag dat de offers waarover Mozes sprak daarheen gebracht zullen worden en wel tot een heiligdom veel beter dan de oude tabernakel die nog steeds in gebruik is. Hij heeft de ark des verbonds van een andere plaats naar Jeruzalem gebracht en vraagt nu de Here of hij een huis voor Hem mag bouwen.

Gods antwoord is dat Hij van plan is uit Davids afstammelingen een koningshuis te bouwen. Nooit zal het volk een koning hebben die niet uit zijn lijn voortgekomen is. Bovendien zal uit zijn afstammelingen een zeer bijzondere Koning geboren worden, de zoon van David dus, maar tegelijk ook de Zoon van God. "Ik zal Hem tot Vader zijn en Hij zal Mij tot Zoon zijn". Deze belofte is in het Nieuwe Testament in exclusieve zin op Christus toegepast (Hebreeën 1).

In zijn zogenaamde "laatste woorden" ziet David uit naar zijn komst:
"Een rechtvaardige heerser over de mensen, een heerser in de vreze Gods" (2 Samuel 23:3). Dat doet hij ook in Psalm 72, in het slot waarvan wordt gezegd: "De gebeden van David, de zoon van Isaï, zijn ten einde."
Petrus zei van David op de Pinksterdag:
 "Daar hij nu een profeet was en wist, dat God hem onder ede gezworen had een uit de vrucht van zijn lendenen op zijn troon te doen zitten, heeft hij in de toekomst gezien en gesproken van de opstanding van de Christus" (Handelingen der apostelen 2:30-31).
 Dat was in Psalm 16. In Psalm 72 daarentegen ziet en voorzegt hij als profeet het koningschap van zijn Zoon. De psalm is ten dele een profetische voorzegging maar ook een gebed. Evenals bijvoorbeeld het gebed: "Uw koninkrijk kome, uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde" gefundeerd is op Gods beloften.

Als Koning en Rechter heeft de Koning Gods zegen nodig voor de uitoefening van zijn verheven taak. Vandaar het verzoek: "0 God, verleen de koning uw recht, en uw gerechtigheid de zoon des konings ... Mogen voor het volk de bergen vrede dragen, ook de heuvelen in gerechtigheid" (1­3). Bergen en heuvelen, zo karakteristiek voor het landschap van Israël, stellen op dichterlijke wijze het land en zijn bevolking voor, die onder het rechtvaardige bestuur van de Koning zullen bloeien. Het zijn vooral de hulpbehoevenden die daardoor gezegend zullen worden: "Hij redde de armen, maar verbrijzele de verdrukker" (vA).

In tegenstelling tot David en zijn opvolgers verbreidt het Rijk van deze rechtvaardige Koning zich over alle landen op aarde:
 "Hij heerse van zee tot zee, van de rivier tot de einden der aarde" (v.8).
 In plaats van het geweld dat alle menselijke rijken kenmerkt zullen zijn onderdanen vrede en welvaart kennen.
 "Van druk en van geweld zal Hij hun leven bevrijden, hun bloed zal kostbaar zijn in zijn oog" (12-14).
Er volgt een bede dat de aarde vruchtbaar zal worden. David ziet met de ogen van een profeet hoe korenvelden in het land zich uitstrekken tot boven op de bergen en ruisen als ceders op de hoogte van de Libanon (v. 16).

De geschiedenis kent voorbeelden van koningen die gedurende hun regeringen een zegen voor hun onderdanen waren, maar hun dood leidde weer onheil in. Deze Koning daarentegen leeft tot in eeuwigheid.
 "Zijn naam zij voor altoos, zolang de zon er is, bloeie zijn naam. Mogen alle volken elkander daarmee zegenen, Hem gelukkig prijzen" (v.17).
 Uitziende naar de komst en heerschappij van deze Zoon van David bij uitnemendheid zei Jesaja enkele eeuwen later:
 "Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest, met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid" (Jesaja 9:6).

De psalm eindigt met lof aan de Here die in zijn goedheid zal zorgen dat, wanneer de tijd er rijp voor is, deze profetie in vervulling zal gaan en dit gebed zal worden verhoord.
 "Geloofd zij de HERE, de God van Israël, die alleen wonderen doet. En geloofd zij zijn heerlijke naam voor eeuwig, en zijn heerlijkheid vervulle de ganse aarde. Amen, ja, amen."
Dit vooruitzicht op de tijd wanneer de aarde vol zal zijn van de heerlijkheid van de Here, verheldert Gods woorden bij de terugkeer van de twaalf verspieders. Zo gedemoraliseerd was het volk dat het Mozes en Aäron wilde doden en een andere leider aanstellen om ze langs de weg die zij gekomen waren naar Egypte terug te leiden. Bij die gelegenheid liet het volk zien hoe ongeschikt het was voor zijn roeping als een heilig volk en een koninkrijk van priesters. Desondanks zou Gods eeuwige heilsdoel met de aarde in vervuIling gaan:
 "Zo waar Ik leef en de heerlijkheid des HEREN de ganse aarde vervullen zal" (Numerieken 14:21).
In deze psalm leren wij hoe die genadige intentie in vervulling zal gaan. De gehele samenleving op aarde zal komen onder het bestuur en de zorg van de Zoon die God uit de lijn van David zou verwekken. God zal verheerlijkt worden door de gezindheid van een rechtvaardige en vreedzame samenleving. Deze psalm raakt hiermee de kern van het evangelie van Gods Koninkrijk dat Jezus eens verkondigde. Ondanks al het kwaad dat haar geschiedenis zo ontluisterd heeft, is de wereld op weg naar een prachtige bestemming. 
"Kom, Here, Zoon van David!"


Met de Bijbel in de hand

+++

Thursday 12 February 2009

Eindtijd

Vorige zondag hebben wij in de dienst besproken hoe de apostelen uitkeken naar het Koninkrijk van God en wanneer zij de eindtijd verwachtten.

Op ons zusterforum kan u enkele artikelen vinden over het einde der tijden;
De Bijbel onze Gids #15 Het Heerlijke einde
En recent geplaatst:
De Wederkomst en de eindtijd #1 Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan
De Wederkomst en de eindtijd #2 Blik op de nabije toekomst
De wederkomst en de eindtijd #3 Let op de Vijgeboom
De Wederkomst en de eindtijd #4 De komende toorn
De Wederkomst en de Eindtijd #5 De Verlosser uit de hemel
De Wederkomst en de eindtijd #6 De Dagen van Noach en Lot

De Wederkomst en de eindtijd #6 De Dagen van Noach en Lot

De Wederkomst en de eindtijd


Voorgaand > De Wederkomst en de Eindtijd #5 De Verlosser uit de hemel

 

DE DAGEN VAN NOACH EN LOT

 

DE Farizeeën vroegen Jezus eens wanneer Gods Koninkrijk zou komen. Hij zei in zijn antwoord dat zijn intrede geen nauwkeurige observatie nodig had: "De komst van het Konin­krijk Gods gaat niet met waarnemingen gepaard; en men zal niet zeggen: Zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u" (Lucas 17:20,21). Wanneer het Koninkrijk eenmaal gekomen was, zou zijn verschijning zo ontzaglijk zijn dat iedereen het zou weten, want evenals een bliksemflits zou het overal te merken zijn.

Naar aanleiding van deze vraag gaf Jezus zijn discipelen ook te kennen dat de komst van het Koninkrijk niet aan­stonds te verwachten was: "eerst moet Hij [de Zoon des mensen] veel lijden en verworpen worden door dit geslacht" (Lucas 17:25). Als de dag van zijn komst eindelijk zou aanbreken zou zijn ver­schijning plotseling geschieden en een grote verrassing zijn voor de samenle­vmg.

Jezus illustreert deze verbazing in de wereld van de eindtijd door de discipe­len de tijd van Noach in herinnering te brengen. "En gelijk het geschiedde in de dagen van Noach, zó zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: zij aten, zij dronken, zij huwden, en zij werden ten huwelijk genomen tot op de dag, waarop Noach in de ark ging en de zondvloed kwam en allen verdelgde" (Lucas 17:26,27). Iedereen in Noachs omgeving wist van het gevaarte dat hij en zijn zonen bezig waren te bouwen, maar zo­lang het leven zijn ge­wone loop ging wie zou zo dom zijn om in zijn verhaal van een grote watervloed te geloven?

Zo was het ook in Jezus' tweede illustratie. "Op dezelfde wijze als het geschiedde in de dagen van Lot, zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende vuur en zwavel van de hemel en ver­delgde hen allen" (v.28,29).

Met deze illustraties schetst Jezus een situatie waarin mensen zo in beslag genomen zijn met hun dagelijkse bezig­heden dat zij geen rekening houden met de mogelijkheid dat hun samenle­ving zeer plotseling tot een einde komt. Het is de mentaliteit waarover Petrus schreef: "alles blijft zó, als het van het begin der schepping af geweest is" (2 Petrus 3:4). In de herinnering aan wat Jezus eens over de zondvloed had ge­zegd, ziet ook Petrus in die catastrofe een waarschuwing voor anderen. "Want willens en wetens ongaat hun ... dat de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water."

'Wij amuseren onszelf kapot'

Zo heet het boek dat geschreven is door de hedendaagse socioloog Neil Postman. Door de eeuwen heen zijn verreweg de meeste mensen voortdurend in beslag genomen door de noodzaak in hun dagelijkse behoeften te voorzien. Vaak zijn lange werkuren nodig geweest als harde economische noodzaak, om voldoende levensmiddelen ter beschikking te hebben. In deze tijd is die toestand sterk veranderd. De technologie stelt ons in staat de produktie sterk te verhogen met veel minder mensen. Het gevolg is veel werkloos­heid en ook ruime tijd voor genot. Uit onderzoek is gebleken dat men iedere dag uren besteedt aan het kijken naar televisie, om nu niet te spreken van radio, video, computerspelletjes, het lezen van kranten en tijdschriften, en lange vakanties. Mensen willen vooral zoveel mogelijk geamuseerd worden. De levenbeheersende genotzucht is gericht op wat Johannes beschreef als "de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven" (1 Johannes 2: 17). Met betrekking tot deze dingen zei hij verder: "En de wereld gaat voorbij en haar begeren."

Gods gericht over de aarde

Het boek Jesaja bevat een reeks profe­tieën over de toekomst van de volken rondom Israël, die afgesloten wordt met de openbaring van Gods oordeel over de wereld in de eindtijd (Jesaja 24-27). In deze blik op de verre toekomst komen er enkele zinspelingen op de zondvloed in de tijd van Noach voor. Er is zelfs een citaat uit het boek Genesis hierover: "de sluizen in den hoge wor­den geopend en de grondvesten der aarde beven" (Jesaja 24:18; Genenis 6:11; 8:2).

In deze profetie raadt de Here zijn volk aan bescherming te zoeken in hun binnenkamers achter gesloten deuren, gedurende de tijd wanneer zijn toom op de aarde uitgestort wordt. "Kom, mijn volk, ga in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u; verberg u een korte tijd, tot de gramschap over is" (Jesaja 26:20). Dat had Noach en zijn gezin gedaan, toen God de deur van de ark sloot voordat de zondvloed kwam. De profeet geeft als reden hiervoor:

"Want zie, de HERE verlaat zijn plaats om de ongerechtigheid der bewoners van de aarde aan hen te bezoeken." Op deze wijze is ook Micha zijn verkondiging van Gods oordeel begonnen:

"Want zie, de HERE gaat uit van zijn woning, en Hij daalt neder en treedt op de hoogten der aarde" (Micha 1: 3) - een profetie die zijn allergrootste vervulling zal hebben "bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet ken­nen en het evangelie niet gehoorzamen" (2 Thessalonicenzen 1:7,8).

In de profetie van Jesaja blijkt het gericht over de aarde een 'natuurramp' te zijn. Tot tweemaal toe voorzegt de profeet dat de aarde ontledigd en ver­woest zal worden. Alle klassen in de maatschappij, ongeacht verschil in status, functie, arbeid en kunne, worden op gelijke wijze getroffen: "Dan vergaat het de priester als het volk, de heer als de knecht, de meesteres als haar dienstmaagd, de verkoper als de koper, wie te leen ontvangt als wie te leen geeft, de schuldenaar als de schuldeiser" (Jesaja 24:2). Ook in dit opzicht is de ramp in de eindtijd te vergelijken met de zware regen en de aardbevingen van de zondvloed en de zwavel en het vuur die op Sodom en haar zustersteden vielen.

Ook de ramp in de eindtijd blijkt een combinatie te zijn van twee krachten: vuur en aardbeving. Zeer realistisch is de beschrijving van Jesaja: "De aarde barst geheel open, de aarde schudt hevig, de aarde wankelt vervaarlijk; de aarde waggelt zeer als een beschonkene en zwaait heen en weer als een nachthut; want haar overtreding drukt zwaar op haar; zij valt en staat niet meer op" (Jesaja 24:19,20).

Aardbevingen komen meermalen voor in profetieën van de eindtijd (bijv. Joël 3:16; Ezechiël 38:19,20;Zacharia 14:4,5; Openbaring 16: 18). Over het vuur zegt Jesaja dat de bewoners van de aarde door een gloed verteerd zullen worden (24:6). Petrus heeft deze woorden kennelijk in gedachte in zijn waarschuwing voor onheil in de laatste tijd. De wereld die Noach kende werd "verzwolgen door het water" terwijl de wereld van deze tijd "ten vure bewaard" is (2 Petrus 3:6,7). Bovendien horen we de herhaling van Jesaja's woorden: "want de HERE heeft dit woord gesproken" (24:3) in de wijze waarop Petrus zijn lezers verzekert van de vervulling van zijn waarschuwing: "De tegenwoordige hemelen en de aarde [bekende beeldspraak voor de maatschappij] zijn door hetzelfde woord als een schat weg­gelegd, ten vure bewaard" (2 Petrus 3:7).

 

 

Een wereld van geweld

Er moet een goede verklaring zijn voor het sombere feit dat God, die barmhartig en genadig is, zijn schepping op deze droevige wijze zou aantasten. Jesaja geeft de oorzaak hiervan in een ernstige aanklacht die speciaal op de wereld van de eindtijd van toepassing is: "Want de aarde is ontwijd door haar bewoners, omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzettingen ontdoken, het eeuwig verbond verbroken. Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar be­woners boeten" (24:5,6).

De wet van Mozes leerde het volk niet schuldig te zijn aan bloedvergieting maar het menselijk leven te respecte­ren: "Gij zult niet doodslaan." Gods heilige land mocht niet bezoedeld worden met bloed. "Zo zult gij het land waarin gij woont, niet ontwijden, want bloed, dàt ontwijdt het land, en voor het land kan ten aanzien van het bloed dat daarin vergoten is, geen verzoening worden gedaan dan door het bloed van degene, die het vergoten heeft" (Numerieken 35:33).

Maar dit geldt niet alleen voor Israël en zijn heilige land maar ook voor de gehele aarde die God geschapen heeft. De profeet maakt melding van wetten en inzettingen en van Gods eeuwig verbond dat de wereld verbroken heeft. Ook de verklaring van deze woorden is te vinden in het verslag van de zondvloed in het boek Genesis. Daar wordt de oorzaak van de zondvloed aangegeven met de woorden: "De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij" (Genesis 6: 11). Dit moordgeweld zal dan de verklaring zijn van Gods verbond met Noach direct na de zondvloed: "En waarlijk, Ik zal uw eigen bloed eisen; van de mensen onderling zal Ik het leven des mensen eisen. Wie des mensen bloed ver­giet, diens bloed zal door de mens ver­goten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt" (Genesis 9:5,6).

Dit strenge gebod van bloedvergieting ligt dus ten grondslag aan Gods verbond met Noach, dat zowel hier (Genesis 9:16) als in Jesaja's profetie van toekomend gericht vermeld wordt (Jesaja 24:5).

Naast het voortdurend in beslag genomen worden door materialistische zaken, geldt Gods tweede klacht tegen de wereld waarover Jesaja sprak, het afslachten van mensen. Twee wereldoorlogen hebben grote bloedvlekken gebracht op het weefsel van de twintigste eeuw, die geen bleker kan witrnaken. Als gevolg van die titanische oorlogen en de uitvindingen die daaruit zijn voortgekomen, zijn er nu overal in de wereld helse landmijnen, tijdbommen en projectielen waarmee terroristen afschuwelijke moorddaden verrichten.

'Ziet toe op uzelf'

Jezus gebruikte verscheidene illustraties om zijn discipelen goed te leren besef­fen dat zijn komst plotseling en onverwachts zou geschieden. Hij vergeleek deze met de wijze waarop een dief in die tijd ineens het huis binnenviel om zo snel mogelijk te pakken wat gepakt kon worden. Dat was ook de les in de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden. Midden in de nacht, wanneer niemand het verwacht, zou het geroep plotseling klinken: "Dé bruidegom, Zie, gaat uit hem tegemoet!"

Boekkennis, zelfs kennis van de Bijbel, hoe grondig ook, is onvoldoende om ons een schokkende verrassing te sparen. Nauwkeurig onderzoek van de vele profetieën die wij ter beschikking hebben is niet in staat ons de dag of het uur van Christus' terugkomst te laten weten. De vele mislukte pogingen om de dag vast te stellen hadden ons moe­ten waarschuwen voor een herhaling hiervan.

Wat wel mogelijk is, is te leren in zo'n innige verbondenheid met Christus te leven dat zijn plotselinge komst, hoe ontzaglijk ook, aanleiding zal geven tot grote vreugde. Vreugde dat recht en gerechtigheid overal op aarde gevestigd zullen worden. Vreugde dat Gods trouwe kinderen eindelijk dat nieuw, onsterfelijk en onvergankelijk lichaam ontvangen dat· hun van oudsher toegezegd is. Vreugde ook voor onszelf in het besef dat de strijd, aanvechtingen, teleurstellingen en verzoekingen die wij in ons leven in de zwakheid van een aards lichaam hebben gekend, met het áflopen van onze proeftijd voor altoos voorbij is.

Dank zij de nauwe gemeenschap met de verhoogde Here die wij hebben leren kennen, zullen we dan in staat zijn op het bericht van Christus' komst te reageren op de wijze waarover Jesaja spreekt in deze leerzame profetie van Gods gericht over de aarde. "Zie, deze is onze God, van wie wij hoopten, dat Hij ons zou verlossen; dit is de HERE, op wie wij hoopten; laten wij juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft" (Jesaja 25:9). _

 

Met de Bijbel in de hand

De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl

De Knecht des Heren
2. GODS ZWAARD EN PIJL (Jesaja 49: 1-13)
DE eerste in deze reeks profetieën aangaande de Knecht des Heren was begonnen met Gods introductie van Hem: "Zie, mijn knecht!" In de inleiding op deze tweede profetie treedt de Knecht zelf op om de hele wereld toe te spreken. Reeds na de proloog had God de heidenwereld toegesproken: "Hoort Mij zwijgend aan, gij kust­landen" (Jesaja 41: 1). Dat doet nu ook zijn Knecht. 


De Knecht richt Zich tot alle aardbewoners om zijn bijzondere roeping bekend te maken. Zelfs vóór zijn ge­boorte is Hem een bijzondere opdracht voorbeschikt. "De Here heeft mij geroepen van moeders lijf aan, van de schoot mijner moeder aan heeft Hij mijn naam vermeld" (v. 1). Enige tijd later zou God tegen de profeet Jeremia zeggen: "Eer Ik u vormde in de moederschoot, heb Ik u gekend, en eer gij voortkwaamt uit de baarmoeder, heb Ik u geheiligd; tot een profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld" (Jeremia. 1:5). Paulus heeft ditzelfde gezegd met betrekking tot zijn apostelschap: "Hem, die mij van de schoot mijner moeder aan afgezonderd en door zijn genade geroepen heeft" (Galaten 1: 15). Dit geldt bij uitnemendheid ook voor de Knecht, want voor zijn geboorte heeft God Jozef en Maria verteld dat zij een zoon zou baren: "en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden" (Mattheus 1:21). 


Toen God beloofde profeten onder zijn volk Israël te doen opstaan zei Hij:
"Ik zal mijn woorden in zijn mond leg­gen, en hij zal alles zeggen, wat Ik hem gebied" (Deuteronomium. 18: 18). Deze woorden zijn vooral van toepassing op Gods Knecht: zijn mond zal zijn als een scherp zwaard of een puntige pijl, doeltreffende wapens in zijn geestelijke uitrusting. De vier evangelisten laten ons de vervulling van deze profetie zien. Jezus treedt in de synagogen op met de woorden van Jesaja's laatste Knechtprofetie: "Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen" (Jesaja 61: I). Hij spreekt zoals dat Hem door de Vader is ingegeven: "Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft" (Johannes 12:49-50).
De taak van de Knecht
Uit het gevolg blijkt dat God zijn Knecht geroepen heeft om zijn afvallige volk Israël tot bekering te roepen en te herstellen. In zijn stem klinkt de posi­tieve verwachting van bijvoorbeeld Zacharias in zijn lofzang, als hij zich verheugt over de geboorte van zijn zoon, die de weg van de Messias zal voorbereiden: "dat de Here ons zou geven, zonder vreze, uit de hand der vijanden verlost, Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht, al onze dagen" (Lucas 1:74­75). Mattheüs ziet hierin de vervulling van de profetische woorden: "het volk, dat in duisternis gezeten is, heeft een groot licht gezien, en voor hen, die gezeten zijn in het land en de schaduw des doods, is een licht opgegaan" (Mattheus 4: 16).
De Knecht teleurgesteld
Jesaja voorziet dat de profetische arbeid van de Knecht toch op een mis­lukking zal uitlopen, en aan de hand van de vier evangeliën kunnen we de vervuiling ook van deze woorden nagaan. Enige tijd na zijn verschijning in Galilea met vele wonderen van genezing en ongekende prediking verwijt Jezus zijn volk zijn gebrek aan belangstelling in zijn boodschap en hun matte reactie op zijn oproep: "Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen." De roep van teleurstelling: "Ik heb mij afgemat voor niets en vruchteloos mijn kracht verbruikt", geeft lang van tevoren het verdriet van Jezus aan, dat op de laatste week van zijn aardse leven zijn dieptepunt bereikte. "Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt het niet gewild" (Mattheus 23:37).
Vele voormalige discipelen hadden al eerder aanstoot genomen en Hem de rug toegekeerd (Johannes 6:66). Hij was weggelopen toen het volk, vol enthousiasme na de spijziging van vijfduizend, Hem met geweld koning wilde maken. In de hof van Gethsemane liet zelfs de innerlijke kring discipelen Hem in de steek. Jezus had afscheid van hen in de bovenzaal genomen met de slotwoorden: "Zie, de ure komt en is gekomen, dat gij verstrooid wordt, een ieder naar het zijne en Mij alleen laat. En toch ben Ik niet alleen, want de Vader is met Mij" (Johannes 16:32).
In plaats van Israël te hebben hersteld, heeft Jezus de verwoesting van de stad en de tempel voorzegd en hoe de joden als gevangenen onder alle heidenen weggevoerd zouden worden. Gelet op zijn zeer belovend optreden onder zijn volk had geen mens zijn offerdood kunnen voorzien. Toch heeft God dit zevenhonderd jaar ervoor door Jesaja geopenbaard.
Een voorspoedige zending
God had tegen zijn Knecht gezegd dat Hij Zich door Hem zou verheerlijken. En als God opnieuw tot Hem spreekt blijkt dat Hij in zijn zending, ondanks zijn verwerping door zijn volk, toch zal slagen. "Het is te gering, dat gij Mij tot een knecht zoudt zijn om de stammen van Jakob weder op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen: 
Ik stel u tot een licht der volken, opdat mijn heil reike tot het einde der aarde" (v.6). Paulus past deze woorden in eerste instantie toe op de verkondiging, na Christus' opstanding en verhoging, van het evangelie overal ter wereld. In de verbreiding van zijn gemeente overal in de toenmalige wereld bleek hoe het scherpe zwaard en de puntige pijl inderdaad effectief waren om menselijke weerstand te overwinnen. Velen hebben de waarheid van de woorden van de brief aan de Hebreeën uit eigen ervaring gekend: "Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard" (Hebreeën. 4: 12). 

Maar de woorden zullen hun volledige vervulling hebben bij Christus' wederkomst, wanneer Hij de Koning over allen zal zijn, wanneer in plaats van een krachtig beroep op zijn volk te doen Hij de vonnissen van een Rechter Koning over allen zal uitspreken. "En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmee de heidenen te slaan" (Openbaring 19: 15). Het gevolg zal zijn dat de huidige regeerders in de wereld hun macht zullen afstaan en onderdanen worden in Christus' Koninkrijk. "Koningen zullen dit zien en opstaan; vorsten en zich nederbuigen, ter wille van de Here, die getrouw is, de Heilige Israëls, die u verkoren heeft" (v. 7).
Vrijlating van de gevangenen
De eerste Knechtprofetie had gezegd dat de Here zijn Knecht tot een verbond zou stellen en ook door Hem vrijlating van de gevangenen zou bewerkstelligen. De beide beloften zijn hier herhaald, maar de woorden: "om gevangenen uit de kerker te leiden" krijgen hier ruimere aandacht. De gevangenen verkwijnen in een ander land en moeten teruggebracht worden door de woestijn naar hun land. "Om tot de gevangenen te zeggen: Gaat uit! tot hen die in de duisternis zijn: Komt te voorschijn! Aan de wegen zullen zij weiden, op alle kale heuvels zal hun weide zijn; zij zullen hongeren noch dorsten, woestijngloed noch zonnesteek zal hen treffen, want hun Ontfermer zal hen leiden en hen afvoeren aan waterbronnen" (v.9-1 0). 

Op twee andere plaatsen in deze profetie van Jesaja, waar de Knecht niet wordt genoemd, wordt een beroep op het volk gedaan, uit Babel te vertrekken: "Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan" (Jesaja 52: I 1-12; 48:20-21). Paulus past deze woorden toe op de pelgrimsreis van gelovigen in Christus, die de boze samenleving in de wereld achter zich laten (2 Corintiërs 6: 17). Een dergelijk beroep komt in het boek Openbaring voor waar, evenals in Jesaja, Babel genoemd wordt - nu echter met betrekking tot de rijke samenleving in de eindtijd: "Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen" (Openbaring 18:4). 

In overeenstemming met deze toepassing van Jesaja's woorden op het nieuwe Israël is het citaat van de woorden van Jesaja's tweede Knechtprofetie in het boek Openbaring. Een engel vertelt Johannes dat de grote schare die hij ziet, gekomen is "uit de grote verdrukking", d.w.z. Babel beschouwd als de plaats van slavernij en verdrukking. Bevrijding hieruit hebben zij meegemaakt door hun gewaden te hebben gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam. "Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens (Openbaring 7: 16, 17) •



Met de Bijbel in de hand

++

Vindt ook

Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed


De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
De Gezalfde en de eerste dag van de feestperiode van Ongezuurde Broden

Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Een Messias om te Sterven
Jezus drie dagen in de hel
Ook behoort gij Uzelf niet toe, want gij werd met een prijs gekocht