„Er is slechts één God. Hij is de God der goden, de God Die hemelwezens gemaakt heeft. Het is belangrijk Hem te dienen. Wie andere goden wil dienen, verbreekt de band met de ene God.”
Prof. dr. M. J. Paul, hoogleraar aan de Evangelische Theologische Faculteit Leuven en docent aan de Christelijke Hogeschool Ede, sprak woensdagavond in Leiden op de diesvergadering van de theologische studentenvereniging Synopsis over de godsdienstgeschiedenis in de eerste vijf Bijbelboeken. De hoogleraar werd gevraagd waar de genoemde goden uit andere landen vandaan komen en of het verschillende namen zijn voor de ene God.
„Als het gaat over de gelijkwaardigheid van goden, is het Oude Testament duidelijk monotheïstisch”, aldus prof. Paul. „Er is slechts één God. Aan Hem zijn alle hemelwezens, die ook ’goden’ genoemd worden, onderworpen.” Volgens prof. Paul is er sprake van erkenning van een geestelijke realiteit achter de afgoden. Vandaar dat hij het begrip monotheïsme te beperkt vindt en ook spreekt van polytheïsme.
Als voorbeeld noemt hij Abraham. Volgens prof. Paul is hij een ”monolatrist”, iemand die het bestaan van andere goden erkent, maar toch slechts één God dient en aanbidt. Een ander voorbeeld is de confrontatie van God met farao. „Aan alle goden van Egypte zal Ik gerichten oefenen, Ik de Heere.”
Werkelijke botsing
Natuurlijke verklaringen voor de daden van de Egyptische tovergeleerden wijst prof. Paul af. Volgens hem is er geen sprake van gezichtsbedrog of goochelkunsten, maar van een werkelijke botsing tussen de macht van God en de macht van de Egyptische goden. „Bij de laatste plaag blijkt dat het oordeel van de Heere niet alleen de Egyptenaren treft, maar ook de Egyptische goden. Met deze machtsdaad van God wordt duidelijk, dat de farao -met zijn in de Egyptische godsdienst machtige positie als oppergod- niet opgewassen is tegen de Heere, de God van Israël, de Schepper van hemel en aarde.”
De vervloekingen van Bileam, een man van grote reputatie, vindt prof. Paul evenmin lege woorden. „Zowel de Egyptische tovenaars als Bileam stonden in verbinding met hogere machten, goden.”
Ook Elia op de Karmel daagt de Baälpriesters uit te laten zien wat hun god kan doen. ”Ze geloofden dat hun god machtig was te doen wat ze hem vroegen. Maar uiteindelijk blijkt dat alleen de Heere God is.”
De Leuvense hoogleraar gaf tal van voorbeelden van verering van demonische machten. Het Griekse woord ”daimon” betekent oorspronkelijk god, godheid, en dan vooral een lagere godheid, een tussenwezen, een boze geest. „De gevallen engelen hebben verering naar zichzelf toegetrokken en mensen beïnvloed tot afwijken van de dienst van God. Mensen gingen dieren en voorwerpen uit hun omgeving gebruiken om godenbeelden te maken.”
Bron: Reformatorisch Dagblad