Showing posts with label knecht. Show all posts
Showing posts with label knecht. Show all posts

Thursday 12 February 2009

De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl

De Knecht des Heren
2. GODS ZWAARD EN PIJL (Jesaja 49: 1-13)
DE eerste in deze reeks profetieën aangaande de Knecht des Heren was begonnen met Gods introductie van Hem: "Zie, mijn knecht!" In de inleiding op deze tweede profetie treedt de Knecht zelf op om de hele wereld toe te spreken. Reeds na de proloog had God de heidenwereld toegesproken: "Hoort Mij zwijgend aan, gij kust­landen" (Jesaja 41: 1). Dat doet nu ook zijn Knecht. 


De Knecht richt Zich tot alle aardbewoners om zijn bijzondere roeping bekend te maken. Zelfs vóór zijn ge­boorte is Hem een bijzondere opdracht voorbeschikt. "De Here heeft mij geroepen van moeders lijf aan, van de schoot mijner moeder aan heeft Hij mijn naam vermeld" (v. 1). Enige tijd later zou God tegen de profeet Jeremia zeggen: "Eer Ik u vormde in de moederschoot, heb Ik u gekend, en eer gij voortkwaamt uit de baarmoeder, heb Ik u geheiligd; tot een profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld" (Jeremia. 1:5). Paulus heeft ditzelfde gezegd met betrekking tot zijn apostelschap: "Hem, die mij van de schoot mijner moeder aan afgezonderd en door zijn genade geroepen heeft" (Galaten 1: 15). Dit geldt bij uitnemendheid ook voor de Knecht, want voor zijn geboorte heeft God Jozef en Maria verteld dat zij een zoon zou baren: "en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden" (Mattheus 1:21). 


Toen God beloofde profeten onder zijn volk Israël te doen opstaan zei Hij:
"Ik zal mijn woorden in zijn mond leg­gen, en hij zal alles zeggen, wat Ik hem gebied" (Deuteronomium. 18: 18). Deze woorden zijn vooral van toepassing op Gods Knecht: zijn mond zal zijn als een scherp zwaard of een puntige pijl, doeltreffende wapens in zijn geestelijke uitrusting. De vier evangelisten laten ons de vervulling van deze profetie zien. Jezus treedt in de synagogen op met de woorden van Jesaja's laatste Knechtprofetie: "Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen" (Jesaja 61: I). Hij spreekt zoals dat Hem door de Vader is ingegeven: "Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft" (Johannes 12:49-50).
De taak van de Knecht
Uit het gevolg blijkt dat God zijn Knecht geroepen heeft om zijn afvallige volk Israël tot bekering te roepen en te herstellen. In zijn stem klinkt de posi­tieve verwachting van bijvoorbeeld Zacharias in zijn lofzang, als hij zich verheugt over de geboorte van zijn zoon, die de weg van de Messias zal voorbereiden: "dat de Here ons zou geven, zonder vreze, uit de hand der vijanden verlost, Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht, al onze dagen" (Lucas 1:74­75). Mattheüs ziet hierin de vervulling van de profetische woorden: "het volk, dat in duisternis gezeten is, heeft een groot licht gezien, en voor hen, die gezeten zijn in het land en de schaduw des doods, is een licht opgegaan" (Mattheus 4: 16).
De Knecht teleurgesteld
Jesaja voorziet dat de profetische arbeid van de Knecht toch op een mis­lukking zal uitlopen, en aan de hand van de vier evangeliën kunnen we de vervuiling ook van deze woorden nagaan. Enige tijd na zijn verschijning in Galilea met vele wonderen van genezing en ongekende prediking verwijt Jezus zijn volk zijn gebrek aan belangstelling in zijn boodschap en hun matte reactie op zijn oproep: "Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen." De roep van teleurstelling: "Ik heb mij afgemat voor niets en vruchteloos mijn kracht verbruikt", geeft lang van tevoren het verdriet van Jezus aan, dat op de laatste week van zijn aardse leven zijn dieptepunt bereikte. "Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt het niet gewild" (Mattheus 23:37).
Vele voormalige discipelen hadden al eerder aanstoot genomen en Hem de rug toegekeerd (Johannes 6:66). Hij was weggelopen toen het volk, vol enthousiasme na de spijziging van vijfduizend, Hem met geweld koning wilde maken. In de hof van Gethsemane liet zelfs de innerlijke kring discipelen Hem in de steek. Jezus had afscheid van hen in de bovenzaal genomen met de slotwoorden: "Zie, de ure komt en is gekomen, dat gij verstrooid wordt, een ieder naar het zijne en Mij alleen laat. En toch ben Ik niet alleen, want de Vader is met Mij" (Johannes 16:32).
In plaats van Israël te hebben hersteld, heeft Jezus de verwoesting van de stad en de tempel voorzegd en hoe de joden als gevangenen onder alle heidenen weggevoerd zouden worden. Gelet op zijn zeer belovend optreden onder zijn volk had geen mens zijn offerdood kunnen voorzien. Toch heeft God dit zevenhonderd jaar ervoor door Jesaja geopenbaard.
Een voorspoedige zending
God had tegen zijn Knecht gezegd dat Hij Zich door Hem zou verheerlijken. En als God opnieuw tot Hem spreekt blijkt dat Hij in zijn zending, ondanks zijn verwerping door zijn volk, toch zal slagen. "Het is te gering, dat gij Mij tot een knecht zoudt zijn om de stammen van Jakob weder op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen: 
Ik stel u tot een licht der volken, opdat mijn heil reike tot het einde der aarde" (v.6). Paulus past deze woorden in eerste instantie toe op de verkondiging, na Christus' opstanding en verhoging, van het evangelie overal ter wereld. In de verbreiding van zijn gemeente overal in de toenmalige wereld bleek hoe het scherpe zwaard en de puntige pijl inderdaad effectief waren om menselijke weerstand te overwinnen. Velen hebben de waarheid van de woorden van de brief aan de Hebreeën uit eigen ervaring gekend: "Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard" (Hebreeën. 4: 12). 

Maar de woorden zullen hun volledige vervulling hebben bij Christus' wederkomst, wanneer Hij de Koning over allen zal zijn, wanneer in plaats van een krachtig beroep op zijn volk te doen Hij de vonnissen van een Rechter Koning over allen zal uitspreken. "En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmee de heidenen te slaan" (Openbaring 19: 15). Het gevolg zal zijn dat de huidige regeerders in de wereld hun macht zullen afstaan en onderdanen worden in Christus' Koninkrijk. "Koningen zullen dit zien en opstaan; vorsten en zich nederbuigen, ter wille van de Here, die getrouw is, de Heilige Israëls, die u verkoren heeft" (v. 7).
Vrijlating van de gevangenen
De eerste Knechtprofetie had gezegd dat de Here zijn Knecht tot een verbond zou stellen en ook door Hem vrijlating van de gevangenen zou bewerkstelligen. De beide beloften zijn hier herhaald, maar de woorden: "om gevangenen uit de kerker te leiden" krijgen hier ruimere aandacht. De gevangenen verkwijnen in een ander land en moeten teruggebracht worden door de woestijn naar hun land. "Om tot de gevangenen te zeggen: Gaat uit! tot hen die in de duisternis zijn: Komt te voorschijn! Aan de wegen zullen zij weiden, op alle kale heuvels zal hun weide zijn; zij zullen hongeren noch dorsten, woestijngloed noch zonnesteek zal hen treffen, want hun Ontfermer zal hen leiden en hen afvoeren aan waterbronnen" (v.9-1 0). 

Op twee andere plaatsen in deze profetie van Jesaja, waar de Knecht niet wordt genoemd, wordt een beroep op het volk gedaan, uit Babel te vertrekken: "Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan" (Jesaja 52: I 1-12; 48:20-21). Paulus past deze woorden toe op de pelgrimsreis van gelovigen in Christus, die de boze samenleving in de wereld achter zich laten (2 Corintiërs 6: 17). Een dergelijk beroep komt in het boek Openbaring voor waar, evenals in Jesaja, Babel genoemd wordt - nu echter met betrekking tot de rijke samenleving in de eindtijd: "Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen" (Openbaring 18:4). 

In overeenstemming met deze toepassing van Jesaja's woorden op het nieuwe Israël is het citaat van de woorden van Jesaja's tweede Knechtprofetie in het boek Openbaring. Een engel vertelt Johannes dat de grote schare die hij ziet, gekomen is "uit de grote verdrukking", d.w.z. Babel beschouwd als de plaats van slavernij en verdrukking. Bevrijding hieruit hebben zij meegemaakt door hun gewaden te hebben gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam. "Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens (Openbaring 7: 16, 17) •



Met de Bijbel in de hand

++

Vindt ook

Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed


De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
De Gezalfde en de eerste dag van de feestperiode van Ongezuurde Broden

Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Een Messias om te Sterven
Jezus drie dagen in de hel
Ook behoort gij Uzelf niet toe, want gij werd met een prijs gekocht



Friday 30 January 2009

De Knecht des Heren #1 De Bevrijder


I. DE BEVRIJDER (Jesaja 42: 1·7)

TOEN de Here Jezus na zijn doop door Johannes de Doper in de Jor­daan, uit het water steeg, klonk een betuigende stem uit de hemel: "Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb" (Mattheus 3: 17). Bij Je­zus' verheerlijking op de berg hebben ook zijn discipelen een dergelijk getuigenis van God gehoord (Mattheus 17:5).
De woorden: "Gij zijt mijn Zoon" komen voor in Gods belofte aan de komende Wereld koning in Psalm 2. Hij maakt Gods aanstelling bekend met de woorden: "Ik wil gewagen van het besluit des HEREN: Hij sprak tot Mij:
Mijn zoon zijt Gij; Ik heb u heden verwekt. Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit" (Psalm 2:7-8).
Naast de naam 'Zoon' sprak de stem uit de hemel Jezus ook aan als "de geliefde" en verwees hiermee naar een andere Schriftplaats: "Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitver­korene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest op hem gelegd" (Jesaja 42: 1). De Griekse vertaling volgens de Septuaginta geeft de zin van het woord "uitverkorene" door de Knecht Gods geliefde te noemen.
Deze profetie in Jesaja aangaande de Knecht des Heren is de eerste in een reeks van vijf. God stelt hier zijn Knecht voor. Later komt de Knecht zelf aan het woord en we horen ook wat anderen over Hem zeggen.

In dit gedeelte van het boek Jesaja heeft het woord 'knecht' drieërlei be­tekenis. Soms om het volk Israël aan te duiden en soms weer met betrekking tot het gelovige deel daarvan. In deze profetie echter vestigt de Here de aandacht op een bepaald Mens. Hij zegt: "Ik heb u gesteld tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën" (v. 6). Het nieuwe verbond, waarover de profeten menigmaal spreken, zal door de Knecht tussen God en Israël gesloten worden. Hij is dus een eenling, wat de verdere beschrijving van Hem ook aangeeft.
De Knecht is kennelijk een bijzon­dere Persoon, uitverkoren en geroe­pen om een verheven taak te vervuI­len. Daarom schenkt God Hem zijn Geest, opdat Hij hiervoor toegerust zou zijn. Op deze wijze zijn de profe­ten in Israël bekwaam gemaakt voor hun zending: "door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Gods­wege gesproken" (2 Petrus 1:21). In de laatste van deze reeks profetieën spreekt ook de Knecht als een profeet:
"De Geest des Heren HEREN is op Mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen" (Jesaja 61: 1).

Een Rechter-Koning

In deze eerste profetie echter is de Knecht veel meer dan een profeet. Hij zal recht niet alleen verkondigen maar ook op aarde brengen. Het parallellisme: "het recht zal hebben gebracht; en op zijn wetsonderricht zullen de kustlan­den wachten" (vA) komt ook later in deze profetie voor met dezelfde grondwoorden: "Want een wet zal van Mij uitgaan en mijn recht zal Ik stellen tot een licht der volken" (Jesaja 51 :4). Het zou dus consequenter zijn in deze profetie in plaats van 'wetsonderricht' te vertalen met het woord 'wet'. Het woord torah betekent in eerste instan­tie de wet door Mozes gegeven om al­le aspecten van de natie Israël en het leven van elke persoon te regelen. Wanneer jesaja in zijn profetie van de komst van Gods Koninkrijk op aarde zegt: "Want uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit jeruzalem" voorziet hij de tijd wanneer niet alleen onderricht maar ook Gods wet voor de wereld vanuit haar hoofdstad jeru­zalem in alle landen gevestigd zal worden.
In deze eerste Knechtprofetie komt hetzelfde contrast voor als in andere in deze reeks, namelijk het grote contrast tussen zijn eerste verschijning en zijn latere verhoging. Want voordat Hij de wereld Gods wet zal opleggen, waar­door de aardbewoners verplicht zullen worden volgens Gods maatstaven te leven, zal de Knecht een leraar zijn. Bij zijn eerste verschijning onder zijn volk is er weinig te zien van de machtige Messias die bij zijn tweede komst "de aarde zal slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden" (Jesaja 11 :4). Het volk waaronder jezus optrad zag geen demagoog die met groot betoon van pracht een rebellerend publiek trachtte op te trommelen, maar een profeet die vooral de individuele luisteraar van zijn boodschap van het Koninkrijk Gods wilde overtuigen (v.2). Mattheüs past deze profetie op jezus toe bij de gelegenheid toen Hij de menigte die Hem volgde ten strengste verbood Hem bekend te maken. De reden hiervoor was blijkbaar een populaire beweging tegen Rome, door mensen die zijn messiaanse taak niet begrepen, te voorkomen.
De liefdevolle belangstelling van de Knecht voor de zwakken en verdruk­ten blijkt uit de verdere beschrijving:
"Het geknakte riet zal hij niet verbre­ken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren" (v.3). Een riet, groei­end aan de oever van een rivier of meer, dat geknakt is door de wind, of een vlaspit die door gebrek aan olie flauwer wordt, zijn beelden van zwakke en verkwijnende mensen. De woorden impliceren meer dan wat zij zeggen, en doen denken aan de liefde­volle zorg van jezus. Hij noemde Zich de goede herder, in tegenstelling met die geestelijke leiders die, zoals Eze­chiël had gezegd, zichzelf weidden en die juist het tegengestelde waren van Hemzelf: "zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde."ver­bindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet" (Ezechiël34:4). De evangelisten vertellen ons hoe Jezus bewogen werd met ontfer­ming als Hij de schare zag als een kud­de zonder herder. Hij illustreerde Gods liefdevolle zorg voor de ver­dwaalden in zijn gelijkenis van het ver­loren schaap.
Niet alleen zal de Knecht de zwak­ke en kwijnende versterken, maar met gebruik van diezelfde beelden geeft de profeet te kennen dat Hijzelf niet zwak of kwijnend van ziel zal zijn: "HIJ zal niet kwijnen en niet geknakt worden .
Hieruit kunnen wij opmaken dat HIJ op tegenstand en ontmoedigend verzet zal stuiten, maar desalniettemin zal HIJ trouw aan zijn opdracht blijven. Dit is een opvallende trek die ook in de andere Knechtprofetieën voorkomt. Mensen die de Knecht in zijn verne­dering hebben gezien zullen zich ver­stommen als Hij verhoogd wordt.


Het verbond

Nadat God het slavenvolk Israël bevrijd had sloot Hij met hen te Sinaï een ver­bond. Dit verbond was de basis van een eeuwigdurende relatie, die telkens beschreven wordt met de woorden:
"Ik zal u tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk zijn." Uit de aard van de zaak kan er hier geen kwestie van een contract zijn. Israël werd door het ver­bond verzekerd van Gods bestendige en veelzijdige zorg voor zijn volk. Is­raëls bijdrage was zich te verplichten God te gehoorzamen. Vandaar dat bij het sluiten van het verbond Mozes het boek des verbonds" (bevattende ten­minste de Tien Geboden en wellicht een aantal andere aanvullende veror­deningen) voorlas, waarop het volk de gelofte aflegde: "Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen" (Exodus 24:7). Op grond van die woorden werd het verbond formeel gesloten.
Israëls treurige geschiedenis is een lang en teleurstellend verhaal van on­trouw aan Gods verbond. Met het oog op de val van het koningschap in jeru­zalem en ballingschap in Babel, be­loofde God door zijn profeten dat Hij een nieuw verbond zou sluiten, om de plaats van het te Sin,iI" gesloten verb?nd in te nemen. Jesaja brengt het slUiten
van dit verbond in verband met de komst van de Verlosser tot Sion (Jesaja 59:20-21). Ezechiël spreekt hierover in verband met de komst van een nieuwe David om in eeuwigheid over het volk te regeren: "Ik zal met hen een ver­bond des vredes sluiten, een eeuwig verbond zal het zijn. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn" (Ezechiël 37:26). Jeremia haalt deze laatste woorden aan in zijn profetie hierover: "Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal" (Jeremia 31 :31­34).
In deze Knechtprofetie wordt ons verteld dat dit nieuwe verbond tot stand zal komen door Gods Knecht. "Ik, de HERE, heb u geroepen in ge­rechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond voor het volk" (v.6). Op de keper beschouwd zou dit voor een Israëliet in de tijd van Jesaja een zeer merkwaardige profetie zijn. Dit betekent dat de hele relatie tussen God en Israël op een andere basis zal komen te staan op grond van de dienst van een Eenling, deze Knecht van de Here.
Deze woorden bereiden ons voor op de nadere uitleg in de vierde in deze reeks, waar wordt voorzegd dat de Knecht Zich zal stellen tot een schuldoffer voor velen en velen rechtvaardig maken, door hun onge­rechtigheid te dragen en omdat Hij zijn ziel uitgegoten heeft in de dood (Jesaja 53). We mogen aannemen dat jezus deze profetie in gedachten had toen Hij bij het aanreiken van een beker wijn bij de instelling van het Avondmaal zei: "Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt" (Lucas22:20).

Bevrijding uit de gevangenis

In deze Knechtprofetie, alsook in twee andere, zal de Knecht gevangenen be­vrijding brengen: "om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis gezeten zijn" (v.6).
In dit en de volgende hoofdstukken in Jesaja bevindt zich het volk Israël in ballingschap in Babel. Hun situatie wordt met de volgende woorden ge­schilderd: "Maar dit is een volk, be­roofd en uitgeplunderd; men heeft hen allen in kerkerholen geboeid, in gevan­genissen zijn zij weggeborgen; zij werden ten roof en er was geen red­der; tot plundering en er was niemand die zeide: Geef terug." (Jesaja 42:22). De vraag wordt gesteld: "Ontneemt ie­mand de sterke zijn buit? Of zal de gevangene van een tiran kunnen ont­snappen?" (Jesaja 49:24, Willibrord vert.).
Dit laatste vers wordt door Jezus gebruikt als beeldtaal van de bevrijding die Hij zou bewerkstelligen (Mattheus 12:29), en misschien geldt dit ook voor het andere vers, als een schilderachtige voorstelling van de thuisloze toestand van de in dwangarbeid verkerende ballingen. De gevangenis waaruit de Knecht mensen zal bevrijden is van geestelijke aard. Jezus zei eens: "een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde ... Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn" (Johannes 8:34,36). Om deze bevrijding te bewerkstelligen, heeft God zijn Knecht doen opstaan. -


Vervolg > De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl

 - Met de Bijbel in de hand