Friday 30 January 2009

De Knecht des Heren #1 De Bevrijder


I. DE BEVRIJDER (Jesaja 42: 1·7)

TOEN de Here Jezus na zijn doop door Johannes de Doper in de Jor­daan, uit het water steeg, klonk een betuigende stem uit de hemel: "Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb" (Mattheus 3: 17). Bij Je­zus' verheerlijking op de berg hebben ook zijn discipelen een dergelijk getuigenis van God gehoord (Mattheus 17:5).
De woorden: "Gij zijt mijn Zoon" komen voor in Gods belofte aan de komende Wereld koning in Psalm 2. Hij maakt Gods aanstelling bekend met de woorden: "Ik wil gewagen van het besluit des HEREN: Hij sprak tot Mij:
Mijn zoon zijt Gij; Ik heb u heden verwekt. Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit" (Psalm 2:7-8).
Naast de naam 'Zoon' sprak de stem uit de hemel Jezus ook aan als "de geliefde" en verwees hiermee naar een andere Schriftplaats: "Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitver­korene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest op hem gelegd" (Jesaja 42: 1). De Griekse vertaling volgens de Septuaginta geeft de zin van het woord "uitverkorene" door de Knecht Gods geliefde te noemen.
Deze profetie in Jesaja aangaande de Knecht des Heren is de eerste in een reeks van vijf. God stelt hier zijn Knecht voor. Later komt de Knecht zelf aan het woord en we horen ook wat anderen over Hem zeggen.

In dit gedeelte van het boek Jesaja heeft het woord 'knecht' drieërlei be­tekenis. Soms om het volk Israël aan te duiden en soms weer met betrekking tot het gelovige deel daarvan. In deze profetie echter vestigt de Here de aandacht op een bepaald Mens. Hij zegt: "Ik heb u gesteld tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën" (v. 6). Het nieuwe verbond, waarover de profeten menigmaal spreken, zal door de Knecht tussen God en Israël gesloten worden. Hij is dus een eenling, wat de verdere beschrijving van Hem ook aangeeft.
De Knecht is kennelijk een bijzon­dere Persoon, uitverkoren en geroe­pen om een verheven taak te vervuI­len. Daarom schenkt God Hem zijn Geest, opdat Hij hiervoor toegerust zou zijn. Op deze wijze zijn de profe­ten in Israël bekwaam gemaakt voor hun zending: "door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Gods­wege gesproken" (2 Petrus 1:21). In de laatste van deze reeks profetieën spreekt ook de Knecht als een profeet:
"De Geest des Heren HEREN is op Mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen" (Jesaja 61: 1).

Een Rechter-Koning

In deze eerste profetie echter is de Knecht veel meer dan een profeet. Hij zal recht niet alleen verkondigen maar ook op aarde brengen. Het parallellisme: "het recht zal hebben gebracht; en op zijn wetsonderricht zullen de kustlan­den wachten" (vA) komt ook later in deze profetie voor met dezelfde grondwoorden: "Want een wet zal van Mij uitgaan en mijn recht zal Ik stellen tot een licht der volken" (Jesaja 51 :4). Het zou dus consequenter zijn in deze profetie in plaats van 'wetsonderricht' te vertalen met het woord 'wet'. Het woord torah betekent in eerste instan­tie de wet door Mozes gegeven om al­le aspecten van de natie Israël en het leven van elke persoon te regelen. Wanneer jesaja in zijn profetie van de komst van Gods Koninkrijk op aarde zegt: "Want uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit jeruzalem" voorziet hij de tijd wanneer niet alleen onderricht maar ook Gods wet voor de wereld vanuit haar hoofdstad jeru­zalem in alle landen gevestigd zal worden.
In deze eerste Knechtprofetie komt hetzelfde contrast voor als in andere in deze reeks, namelijk het grote contrast tussen zijn eerste verschijning en zijn latere verhoging. Want voordat Hij de wereld Gods wet zal opleggen, waar­door de aardbewoners verplicht zullen worden volgens Gods maatstaven te leven, zal de Knecht een leraar zijn. Bij zijn eerste verschijning onder zijn volk is er weinig te zien van de machtige Messias die bij zijn tweede komst "de aarde zal slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden" (Jesaja 11 :4). Het volk waaronder jezus optrad zag geen demagoog die met groot betoon van pracht een rebellerend publiek trachtte op te trommelen, maar een profeet die vooral de individuele luisteraar van zijn boodschap van het Koninkrijk Gods wilde overtuigen (v.2). Mattheüs past deze profetie op jezus toe bij de gelegenheid toen Hij de menigte die Hem volgde ten strengste verbood Hem bekend te maken. De reden hiervoor was blijkbaar een populaire beweging tegen Rome, door mensen die zijn messiaanse taak niet begrepen, te voorkomen.
De liefdevolle belangstelling van de Knecht voor de zwakken en verdruk­ten blijkt uit de verdere beschrijving:
"Het geknakte riet zal hij niet verbre­ken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren" (v.3). Een riet, groei­end aan de oever van een rivier of meer, dat geknakt is door de wind, of een vlaspit die door gebrek aan olie flauwer wordt, zijn beelden van zwakke en verkwijnende mensen. De woorden impliceren meer dan wat zij zeggen, en doen denken aan de liefde­volle zorg van jezus. Hij noemde Zich de goede herder, in tegenstelling met die geestelijke leiders die, zoals Eze­chiël had gezegd, zichzelf weidden en die juist het tegengestelde waren van Hemzelf: "zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde."ver­bindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet" (Ezechiël34:4). De evangelisten vertellen ons hoe Jezus bewogen werd met ontfer­ming als Hij de schare zag als een kud­de zonder herder. Hij illustreerde Gods liefdevolle zorg voor de ver­dwaalden in zijn gelijkenis van het ver­loren schaap.
Niet alleen zal de Knecht de zwak­ke en kwijnende versterken, maar met gebruik van diezelfde beelden geeft de profeet te kennen dat Hijzelf niet zwak of kwijnend van ziel zal zijn: "HIJ zal niet kwijnen en niet geknakt worden .
Hieruit kunnen wij opmaken dat HIJ op tegenstand en ontmoedigend verzet zal stuiten, maar desalniettemin zal HIJ trouw aan zijn opdracht blijven. Dit is een opvallende trek die ook in de andere Knechtprofetieën voorkomt. Mensen die de Knecht in zijn verne­dering hebben gezien zullen zich ver­stommen als Hij verhoogd wordt.


Het verbond

Nadat God het slavenvolk Israël bevrijd had sloot Hij met hen te Sinaï een ver­bond. Dit verbond was de basis van een eeuwigdurende relatie, die telkens beschreven wordt met de woorden:
"Ik zal u tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk zijn." Uit de aard van de zaak kan er hier geen kwestie van een contract zijn. Israël werd door het ver­bond verzekerd van Gods bestendige en veelzijdige zorg voor zijn volk. Is­raëls bijdrage was zich te verplichten God te gehoorzamen. Vandaar dat bij het sluiten van het verbond Mozes het boek des verbonds" (bevattende ten­minste de Tien Geboden en wellicht een aantal andere aanvullende veror­deningen) voorlas, waarop het volk de gelofte aflegde: "Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen" (Exodus 24:7). Op grond van die woorden werd het verbond formeel gesloten.
Israëls treurige geschiedenis is een lang en teleurstellend verhaal van on­trouw aan Gods verbond. Met het oog op de val van het koningschap in jeru­zalem en ballingschap in Babel, be­loofde God door zijn profeten dat Hij een nieuw verbond zou sluiten, om de plaats van het te Sin,iI" gesloten verb?nd in te nemen. Jesaja brengt het slUiten
van dit verbond in verband met de komst van de Verlosser tot Sion (Jesaja 59:20-21). Ezechiël spreekt hierover in verband met de komst van een nieuwe David om in eeuwigheid over het volk te regeren: "Ik zal met hen een ver­bond des vredes sluiten, een eeuwig verbond zal het zijn. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn" (Ezechiël 37:26). Jeremia haalt deze laatste woorden aan in zijn profetie hierover: "Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal" (Jeremia 31 :31­34).
In deze Knechtprofetie wordt ons verteld dat dit nieuwe verbond tot stand zal komen door Gods Knecht. "Ik, de HERE, heb u geroepen in ge­rechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond voor het volk" (v.6). Op de keper beschouwd zou dit voor een Israëliet in de tijd van Jesaja een zeer merkwaardige profetie zijn. Dit betekent dat de hele relatie tussen God en Israël op een andere basis zal komen te staan op grond van de dienst van een Eenling, deze Knecht van de Here.
Deze woorden bereiden ons voor op de nadere uitleg in de vierde in deze reeks, waar wordt voorzegd dat de Knecht Zich zal stellen tot een schuldoffer voor velen en velen rechtvaardig maken, door hun onge­rechtigheid te dragen en omdat Hij zijn ziel uitgegoten heeft in de dood (Jesaja 53). We mogen aannemen dat jezus deze profetie in gedachten had toen Hij bij het aanreiken van een beker wijn bij de instelling van het Avondmaal zei: "Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt" (Lucas22:20).

Bevrijding uit de gevangenis

In deze Knechtprofetie, alsook in twee andere, zal de Knecht gevangenen be­vrijding brengen: "om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis gezeten zijn" (v.6).
In dit en de volgende hoofdstukken in Jesaja bevindt zich het volk Israël in ballingschap in Babel. Hun situatie wordt met de volgende woorden ge­schilderd: "Maar dit is een volk, be­roofd en uitgeplunderd; men heeft hen allen in kerkerholen geboeid, in gevan­genissen zijn zij weggeborgen; zij werden ten roof en er was geen red­der; tot plundering en er was niemand die zeide: Geef terug." (Jesaja 42:22). De vraag wordt gesteld: "Ontneemt ie­mand de sterke zijn buit? Of zal de gevangene van een tiran kunnen ont­snappen?" (Jesaja 49:24, Willibrord vert.).
Dit laatste vers wordt door Jezus gebruikt als beeldtaal van de bevrijding die Hij zou bewerkstelligen (Mattheus 12:29), en misschien geldt dit ook voor het andere vers, als een schilderachtige voorstelling van de thuisloze toestand van de in dwangarbeid verkerende ballingen. De gevangenis waaruit de Knecht mensen zal bevrijden is van geestelijke aard. Jezus zei eens: "een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde ... Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn" (Johannes 8:34,36). Om deze bevrijding te bewerkstelligen, heeft God zijn Knecht doen opstaan. -


Vervolg > De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl

 - Met de Bijbel in de hand

No comments:

Post a Comment