Showing posts with label laatsteoordeel. Show all posts
Showing posts with label laatsteoordeel. Show all posts

Monday 6 July 2009

It is Today

It is Today

Today has come as yesterday
we said if our Lord still tarries,
then during the daylight hours
yet for some
in the darkness of night,
to His Judgement seat
we have been borne.
And in the midst of a great multitude gathered
I seem to stand alone
waiting for my name to be spoken
by the righteous Judge.
It is today.

Yet sometimes I am distracted
in this waiting,
and from the reflections of my past
as I watch as others are granted
the prize, eternal life.
Still more and more distractions and
then on seeing some
who have slept
within the earthy bowels
awaiting trumpet sound.
Was I at times reproachful
of those who'd run their race?
In the Judge's mind
they yet now have
received their immortal place.
It is today.

Another in the midst of the throng
I had not seen for years.
What was his name, I can't recall
and ponder why he left.
A lonely man who found God's truth
then oft times more alone
and 'though this pearl of great price he found
not so with those "in Christ".
And hearsay among some brethren
had I ever played a part
a destructive little past time
which human nature loves.
And those who longed to be a part
did I yet cast aside, and considered them not worthy
to be in company of the bride.
It is today.

And the brethren that offended me
did I put this in the past
and forgiven and forgotten
or harboured till this day.
Did I rejoice in things of beauty
the preaching of His word
to all the world around us
the coming of our Lord.
And on and on I go
with reflections of the past
of circumstance that may have changed
or no, it just won't be.
Pardon? My name has been called
I must stand before His seat, the righteous Judge,
probation is now past.
It is today.
-------
1999 Kay McGrath

Thursday 4 December 2008

Uitkijken naar twee adventen

„Op de dag", !AB; D: „bij de tegenwoordigheid"; Vg: „op de dag van de komst (advent)." (1Co 1:8)
Tijdens de adventsperiode zouden vele christenen uit moeten kijken naar het vreugdemoment van de herinnering aan de geboorte van de Verlosser. zij hebben de eerste komst van Christus voor ogen en denken dikwijls niet aan de tweede komst.
Merk op met welke term de christelijke martelaar Stéfanus naar Christus’ eerste komst of advent verwees toen hij tot het joodse Sanhedrin sprak: „Wie van de profeten zijn door uw voorvaders niet vervolgd? Ja, zij hebben hen gedood die van tevoren de komst [Grieks: éleusis] van de Rechtvaardige aankondigden, wiens verraders en moordenaars gij nu zijt geworden" (Hand. 7:52). Merk op dat het woord éleusis, niet het woord parousía, werd gebruikt. Dit zijn twee Griekse woorden die niet alleen verschillend zijn wat vorm en afleiding betreft, maar ook een verschillende betekenis hebben.


Broeder Russell wees op het feit dat The Emphatic Diaglott, die in 1864 voor het eerst in complete vorm met een interlineaire Engelse woord-voor-woordvertaling was verschenen, het bewijs overlegde dat de Griekse uitdrukking par·ou'si·a „tegenwoordigheid" betekende. In zijn traktaat analyseerde Russell het bijbelse gebruik van die term en verklaarde: „Het Griekse woord dat algemeen wordt gebruikt om de tweede advent aan te duiden — Parousia, dikwijls vertaald met komst — betekent onveranderlijk een persoonlijke tegenwoordigheid, in de zin van gekomen zijnde, aangekomen, en betekent nooit in aantocht zijn, in de zin waarin wij het woord komst gebruiken."


Het woord parousía betekent letterlijk „bij [iemand] zijn", want het is een samenstelling van het Griekse voorzetsel para („bij") en ousía („zijn"). In A Greek-English Lexicon, door Liddell en Scott (Deel II, blz. 1343, 2de kolom), wordt als eerste definitie van parousía het Engelse woord voor „tegenwoordigheid" gegeven. Als tweede definitie wordt het Engelse woord voor aankomst gegeven met de vermelding: „Vooral voor een bezoek van een koning of een hoge functionaris." In overeenstemming hiermee wordt in de Theological Dictionary of the New Testament (door Gerhard Friedrich), in Deel V, als „De algemene betekenis" het Engelse woord voor „tegenwoordigheid" gegeven (blz. 859). Onder „Het technische gebruik van de termen", in het hellenisme, kan men vervolgens lezen: „1. Het bezoek van een heerser." Op bladzijde 865 wordt over „Het technische gebruik van pareimi [werkwoord] en parousía in het N.T." gezegd: „In het N.T. worden de termen nooit voor de komst van Christus in het vlees gebruikt, en parousía heeft nooit de betekenis van wederkomst. Het denkbeeld van meer dan één parousía wordt pas in de latere Kerk aangetroffen."

 Velen hebben onvervulde verwachtingen gekoesterd met betrekking tot de dag van Jehovah. Sommige vroege christenen in Thessalonika zeiden: ’Jehovah’s dag is reeds aangebroken!’ (2 Thessalonicenzen 2:2) Maar er waren twee fundamentele redenen waarom die dag niet ophanden was. Over een van die redenen had de apostel Paulus gezegd: „Wanneer zij zeggen: ’Vrede en zekerheid!’, dan zal een plotselinge vernietiging ogenblikkelijk over hen komen" (1 Thessalonicenzen 5:1-6). Als men de huidige gebeurtenissen aanschouwt kan men er niet naast kijken dat wij mogelijk bij de „tijd van het einde" kunnen zijn waar wij wachten op de vervulling van die woorden der verlossing (Daniël 12:4). De Thessalonicenzen misten nog een bewijsvoering dat Jehovah’s grote dag aangebroken was, want Paulus vertelde hun: „Die dag komt niet tenzij eerst de afval komt" (2 Thessalonicenzen 2:3). Toen Paulus die woorden (omstreeks 51 G.T.) optekende, was „de afval" van het ware christendom nog niet volledig tot ontwikkeling gekomen. Thans zien wij in de christenheid de volle bloei ervan. Maar hoewel de verwachtingen van die getrouwe gezalfden in Thessalonika, die God tot in de dood getrouw zijn blijven dienen, niet vervuld werden, hebben zij uiteindelijk een hemelse beloning ontvangen (Openbaring 2:10). Ook wij zullen beloond worden als wij in afwachting van Jehovah’s dag getrouw blijven.


De bijbel brengt „de grote dag van Jehovah" in verband met „de tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus" (2 Thessalonicenzen 2:1, 2). De zogenoemde kerkvaders hielden er met betrekking tot Christus’ wederkomst, zijn tegenwoordigheid en zijn duizendjarige regering verschillende denkbeelden op na (Openbaring 20:4). In de tweede eeuw G.T. koesterde Papias van Hiërapolis verwachtingen omtrent een fabuleuze vruchtbaarheid van de aarde gedurende de duizendjarige regering van Christus. Justinus Martyr sprak herhaaldelijk over Jezus’ tegenwoordigheid en verwachtte dat het herstelde Jeruzalem de zetel van zijn koninkrijk zou zijn. Irenaeus van Lyon leerde dat Jezus na de vernietiging van het Romeinse Rijk zichtbaar zou verschijnen, Satan zou binden en in het aardse Jeruzalem zou regeren.


 De historicus Philip Schaff merkte op dat „het meest opvallende punt" in de periode vóór het concilie van Nicea in 325 G.T. „het geloof [was] in een aan de algemene opstanding en het algemene oordeel voorafgaande en door de verheerlijkte Christus op aarde uitgeoefende zichtbare regering die duizend jaar zou duren en waarin de opgestane heiligen zouden delen". In A Dictionary of the Bible, onder redactie van James Hastings, staat: „Tertullianus, Irenaeus en Hippolytus zien nog steeds uit naar een ophanden zijnde Advent [van Jezus Christus]; maar met de Alexandrijnse Vaders komt er een verandering in het gedachtengoed. . . . Toen Augustinus het Millennium met de periode van de strijdende Kerk vereenzelvigde, werd de Tweede Advent naar een verre toekomst geschoven."

De eerste Advent kunnen wij nu reeds in herinnering brengen. Laat ons daarom dezer dagen stil staan bij de verlossing die ons met de geboorte van Jezus Christus voor het voetlicht is gebracht.
Wij kunnen nu dus aan twee adventen denken. De eerste: de geboorte van Christus, en de tweede de eigenlijke wederkomst van Jezus, de Gezalfde.
Het is een uitkijken naar opheffing van al het wee dat er heerst. Het is een blijvend verlangen naar het beëindigen van alle pijnen.
Wij zullen er zeker van mogen zijn dat Jehovah al de vonnissen tegen ons teniet zal doen en dat wij geen kwaad van anderen meer zullen te vrezen hebben.
Nu reeds kunnen wij Jehovah verzoeken de slappe handen te sterken en de knikkende knieën te verstevigen. Doordat wij Christus als onze Redder durven aannemen kunnen wij ons nu reeds beroepen op onze Christus Koning. Tot de versaagden van hart kunnen wij nu reeds verkondigen: "Weest sterk, vreest niet; zie, uw God zal komen met wraak, met de vergelding Gods; Hij zal komen en Hij zal u verlossen." (Jes 35:3-4 NBG51)

Wij kunnen onze medebewoners onze hoop uitdrukken en hen er van verzekeren dat wij kunnen vertrouwen op al de beloften die God ons heeft geopenbaard. Wij moeten gewoon sterk blijven en ons geloof in hoop en vertrouwen blijven onderbouwen en laten funderen in de Kerk van God waarvan Christus het fundament is.

Naar Christus wederkomst moeten wij nu uitkijken en geduld oefenen dat Jehovah de Allerhoogste de Grote Verwachting tot volbrenging brengt. "Wacht op den Heer, wees sterk en onversaagd; ja, wacht op den Heer." (Ps 27:14 LU)"13 Indien ik niet het geloof had gehad de goedheid van Jehovah te zien in het land der levenden —!14 Hoop op Jehovah; wees moedig en laat uw hart sterk zijn.
 

Ja, hoop op Jehovah." (Ps 27:13-14 NWV)3 Ook zal geen van hen die op u hopen, beschaamd worden.
Beschaamd zullen worden wie trouweloos handelen zonder succes. (Ps 25:3 NWV)

24 Weest moedig, en moge UW hart sterk zijn,
GIJ allen die op Jehovah wacht. (Ps 31:24  NWV)
31 maar wie op Jehovah hopen, zullen nieuwe kracht verkrijgen. Zij zullen opvaren met vleugels als arenden. Zij zullen rennen en niet mat worden; zij zullen wandelen en niet moe worden." (Jes 40:31 NWV)

Dankzij Jehovah kunnen wij de hoop op Verlossing hebben (Ps 62:5)

Johannes schreef in zijn Openbaring:
3 Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. 4 En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan." (Re 21:3 NWV)
David was ook bewust van de verlossende kracht van het gebed en hoefde niet te wachten op gunstaflevering tot de komst van Christus.
3 Toen richtte ik mijn aangezicht op Jehovah, de [ware] God, ten einde [hem] te zoeken met gebed en met smekingen, met vasten en zak en as. 4 Ik bad dan tot Jehovah, mijn God, en deed belijdenis en zei:
„Ach Jehovah, de [ware] God, de grote en de vrees inboezemende [God], die het verbond en de liefderijke goedheid in acht neemt jegens hen die hem liefhebben en jegens hen die zijn geboden onderhouden, 5 wij hebben gezondigd en onrecht gedaan en goddeloos gehandeld en zijn weerspannig geweest; en er is van uw geboden en van uw rechterlijke beslissingen afgeweken. 6 En wij hebben niet geluisterd naar uw knechten, de profeten, die in uw naam tot onze koningen, onze vorsten en onze voorvaders en tot heel het volk van het land hebben gesproken. 7 Aan u, o Jehovah, behoort de rechtvaardigheid, maar aan ons de schaamte van aangezicht, zoals op deze dag, aan de mannen van Juda en aan de inwoners van Jeruzalem en aan allen van Israël, degenen die dichtbij zijn en degenen die ver weg zijn in alle landen waarheen gij hen verdreven hebt wegens hun ontrouw waarmee zij tegen u gehandeld hebben. (Ps 9:3-7)

116 1 heb waarlijk lief, want Jehovah hoort mijn stem, mijn smekingen. 2 Want hij heeft zijn oor tot mij geneigd, En al mijn dagen zal ik roepen. (Ps 116:1-2 NWV)

Naar het einde van het burgerlijk jaar kunnen wij eens overlopen wat wij al of niet goed of slecht gedaan hebben. Waar wij in de fout zijn gegaan kunnen wij na gaan of wij dat weer recht kunnen zetten. Laat ons daar vergiffenis vragen waar wij verkeerd gehandeld hebben. Met nieuwjaar komen de kinderen meestal hun Nieuwjaarswensen brengen. Zorgen wij er eerst voor dat het oude goed recht gezet is.

Kunnen nu reeds genieten, voor dat Christus wederkomt van mogelijke verlossingen? Ons geloof zal ons ook de kracht kunnen geven om weerstand te bieden aan de moeilijkheden van de dag. Met vertrouwen kunnen wij nu reeds genieten van vele oplossingen en verder blijven uitkijken vol verwachting naar Christus wederkomst en de eeuwige verlossing.

13 Moge de God die hoop geeft, U vervullen met alle vreugde en vrede doordat GIJ gelooft, opdat GIJ overvloedig moogt zijn in hoop met kracht van heilige geest. (Ro 15:13 NWV)
" Jahwe heeft uw vonnis tenietgedaan, Hij heeft uw vijanden weggejaagd. De koning van Israel, Jahwe, Hij is binnen uw muren: gij hebt geen kwaad meer te vrezen." (Sef 3:15 WV78)
" Wees niet bevreesd, want Ik ben met u; wees niet beangst, want Ik ben uw God; Ik maak u sterk en sta u bij, Ik ondersteun u met mijn zegenrijke rechterhand." (Jes 41:10 WV78)
" Geeft de zwakke handen weer kracht, maakt sterk de bevende knieen. Zegt tot allen die radeloos zijn: ‘Houdt moed, weest niet bang, hier is uw God, Hij brengt de wraak mee, de goddelijke vergelding, Hij brengt u redding.’" (Jes 35:3-4 WV78)
" Jahwe, uw God, is binnen uw muren, een reddende held. Hij zal opgetogen zijn van blijdschap om u en zijn liefde opnieuw laten blijken. Luidkeels roept Hij zijn vreugd om u uit." (Sef 3:17 WV78)
" Wacht dan de Heer en wees sterk, onbezweken van hart. Wacht dan de Heer." (Ps 27:14 WV78)
"5 Waarlijk, wacht stil op God, o mijn ziel, Want van hem [komt] mijn hoop. 6 Waarlijk, hij is mijn rots en mijn redding, mijn veilige hoogte; Ik zal niet aan het wankelen worden gebracht. 7 Op God rust mijn redding en mijn heerlijkheid.
Mijn sterke rots, mijn toevlucht is in God. "(Ps 62:7-7 NWV)

" Toen hoorde ik een machtige stem die riep van de troon: ‘Zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’" (Opb 21:3-4 WV78)

Verdere lektuur > Het grootste geschenk ons gegeven

Thursday 27 November 2008

Zondagdienst 30 November 2008

KomendeZondagdienst 30 November 2008 zullen wij dieper in gaan op de toestand waarin de doden zullen opgewekt worden.
>
Hoe zullen de doden weer levend gemaakt worden?
 > How are the dead?

Hoe zullen de doden weer levend gemaakt worden?

Hoe zullen de doden weer levend gemaakt worden?

In de zondagochtend dienst van 30 november 2008 gaan wij dieper in op de toestand van de herrezenen bij de opstanding uit de doden.
Op de dag van het laatste oordeel zullen wij allemaal moeten verschijnen voor de troon van de rechter Jezus Christus om beoordeeld te worden. Dit zou dan kunnen betekenen dat nog zeer veel kan gebeuren met het lichaam voor Christus. Maar door God opgewekt geworden zou het ook kunnen zijn dat Hij ons dadelijk van het juiste lichaam heeft voorzien. De goedgekeurden hebben dan mogelijk een lichaam gekregen dat sterfelijkheid al of niet in zich draagt maar onbederfelijk is. Uit het stof zullen zij een lichaam krijgen dat in de eeuwigheid verder zal kunnen leven in een vorm waarbij al de goede eigenschappen en essentiële herkenningspunten van die persoon bewaard blijven. Zo zullen wij elkaar terug kunnen zien in het hiernamaals.
Wij zullen ingaan op de vraag: "Hoe worden de doden dan weer levend gemaakt? En wat voor lichaam hebben zij dan?"
In de Heilige Schrift zullen wij lezen dat elk vlees niet gelijk is. Er is verschil tussen het vlees van mensen, vee, vogels en vissen. Er zijn hemelse en aardse wezens; en de schoonheid van de hemelse is anders dan die van de aardse. Zon, maan en sterren hebben een verschillende helderheid; en ook de sterren onderling verschillen in lichtsterkte. Zo is het ook bij het levend worden van de doden. Het lichaam dat in de aarde wordt gelegd, zal vergaan. Maar het lichaam dat levend wordt gemaakt, kan niet vergaan zegt Paulus aan de Korinthiërs. Wat levend wordt gemaakt zal schitterend zijn en grote kracht hebben. Wat in de aarde werd gelegd, is een natuurlijk lichaam. Maar wat levend wordt, is een geestelijk lichaam. Want als er een natuurlijk lichaam is, moet er ook een geestelijk lichaam zijn. Er staat immers in de Boeken: "De eerste mens, Adam, kreeg een natuurlijk leven." Maar Christus, de laatste Adam, geeft geestelijk leven. Het natuurlijke lichaam komt eerst en daarna pas het geestelijke. Adam, de eerste mens, werd uit stof van de aarde gemaakt. Christus, de tweede mens, kwam uit de hemel. Alle mensen stammen af van Adam en hebben dus een aards lichaam, net als hij. Maar de mensen die uit Christus voortkomen, zullen een hemels lichaam krijgen, net als Hij. Maar na de verrijzenis kwam Jezus weer op de aarde en konden de apostelen zijn vlees en zijn beenderen voelen. Dus, zoals wij op de aardse Adam lijken, zullen wij ook op de hemelse Christus lijken.
Wij, als gelovigen, zullen niet allemaal sterven, maar wel allemaal in een oogwenk een nieuw lichaam krijgen op het moment dat de laatste trompet schalt. Ja, er zal het machtig geluid van een trompet te horen zijn; en dan zullen de doden voor altijd levend worden gemaakt en wijzelf zullen een nieuw lichaam krijgen. Ons vergankelijke, sterfelijke lichaam zal verwisseld worden voor een onvergankelijk, onsterfelijk lichaam. De oude menselijke natuur en het denken zullen grondig vernieuwd worden en wij zullen op staan als een heel nieuw men, die alleen voor God leeft, zuiver en goed. Wanneer dat gebeurt, wordt werkelijkheid wat in de Boeken staat: "De dood is opgeslokt in Gods grote overwinning." ” (1 Korinthiërs 15:35-54, Efeziërs 4:20-24)
Dan kunnen wij ons dus afvragen of de rechtvaardigen dadelijk hun onsterfelijk of een onbederfelijk lichaam krijgen. Kunnen zij ook nog een oordeel krijgen als zij voor de Rechterhand van God verschijnen? Want vinden wij in de Schrift plaatsen waar wordt vermeld dat diegenen die spijt betuigen over hun fouten vergiffenis hebben gekregen. En eens de schulden kwijt gescholden zullen zij niet meer in aanmerking worden genomen.
“Geen van zijn vroegere zonden zal hem worden aangerekend, want hij heeft zich bekeerd tot het goede en zal in leven blijven.” (Ezekiël 33:16 BOEK)
De onrechtvaardigen zullen geen goede daden in hun voordeel hebben en zullen vernietigd worden.
“Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van alle engelen, dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen voor Hem bijeengebracht worden en Hij zal ze in twee groepen scheiden, zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken. De schapen zal Hij plaatsen aan zijn rechterhand, maar de bokken aan zijn linker. Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? En wanneer zagen we U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken? De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan. En tot die aan zijn linkerhand zal Hij dan zeggen: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig vuur dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten. Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij niet opgenomen, naakt en gij hebt Mij niet gekleed; Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken. Dan zullen ook zij antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig als vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor U gezorgd? Daarop zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan. En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven.’” (Mattheus 25:31-46 WV78)
Diegenen die de goede daden verricht hebben zullen over gaan tot eeuwig leven. Daar kan men dan ook de vraag bij stellen of niet gelovigen of anders denkenden (mensen van verschillende denominaties) hierbij kans maken om gered te worden. Zou het zo niet kunnen zijn dat trinitariërs voor de stoel dan hun keuze zullen moeten maken als zij horen dat er slecht een unitaristische God is, of andersom zullen niet-trinitariërs moeten aanvaarden dat God dan wel een drie-eenheid of slechts een twee-eenheid is. Op de dag van het laatste oordeel gaan wij te horen krijgen hoe de vork juist in de steel zat. En zal dan niet iedereen alsnog de keuze krijgen om voor de Ware God te kiezen en verder beoordeelt worden op de daden die hij of zij verricht heeft in het leven?
“Want allen moeten wij voor Christus’ rechterstoel verschijnen, opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft gedaan, goed of kwaad.” (2 Korinthiërs 5:10 WV78)
“Toen zag ik een grote, witte troon, en Hem die daarop gezeten is. De aarde en de hemel vluchtten weg van zijn aanschijn en hun plaats werd niet meer gevonden. En ik kon de doden, groot en klein, voor de troon zien staan. En de boeken werden geopend. Nog een ander boek werd geopend, het boek des levens. En de doden werden geoordeeld naar hun daden, zoals die in de boeken beschreven stonden. En de zee gaf haar doden terug, en de dood en de onderwereld gaven hun doden terug, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn daden. Toen werden dood en onderwereld in de vuurpoel geworpen. Dit is de tweede dood, de poel van vuur. En ieder wiens naam niet stond in het boek des levens, werd geworpen in de poel van vuur.” (Openbaring 20:11-15 WV78)

How are the dead?

Concerning the dead at the awakening on the day of judgement. “The dead shall be raised incorruptible” To be discussed in our Sunday service November the 30th.

Allon Maxwell wrote:
Hi Marcus,
I saw your post on the Christadelphian Facebook Site on this topic.

Do I assume from this that you believe that the (righteous) dead will rise immortal?

My own belief is that we will rise from the grave immortal.
Marcus Ampe wrote:

I think at the day of judgement we shall have to come in front of the chair of Christ to be judged. This would mean that still a lot could happen to the body in front of Christ. But been resurrected by God, who knows our state, we could already be given the 'body' of the group to which we shall belong to. As righteous receiving an incorruptible body and as cursed a body that can and shall die again. The approved of would perhaps not have mortality any more (or immortality), so those taken out of the grave to come in front of the judgement seat have undergone a transformation. Out from the ashes they shall receive a form that shall hold all the essences of the previous body and live. Their body shall not deteriorate or not been killed any more if they are accepted by God to live forever after.

It is true that there is also a solemn warning that fear of the judgement is something experienced by the wicked – NOT the righteous! So you could say that the righteous shall straightly become 'awake' directly in an incorruptible body and should not be afraid of what would come.
If the sins of the repentant are never to be mentioned ever again, how can it be possible that they must be put on public exhibition at the judgement, and be accounted for a second time? But perhaps there are sins been committed wherefore no repentance had been brought before dying. You also think that sins done after baptism when you feel guilty about them and repent, would not any more be accounted for. Would we not be reprimanded for it? I agree that we would not get a dead penalty for it, and that God shall forgive them. But shall He not do like a worldly father does and talk about what has gone wrong? Shall the forgiveness and cleansing not happen on the day of judgement? Christ is going to do the division and sending us to the right or the left side.
Is it not that those who thought they were doing right but did wrong or believed wrongly would be put in the right place at the day of judgement. For example when someone has lived according to his believes in his faith (catholic, protestant, etc.) or did not have the opportunity to learn God, but learns how it really is on the day of judgement, would he not be left the choice to choose right and be saved. Or would you think no Trinitarian would make a chance to be saved if there is no tri-une God, or the other way that non-Trinitarians would be damned when there is a bi- or a tri-une God? I take it that those who believe in Christ as the Saviour and live according the will of God make a change to live eternally, no matter which denomination they were in. (cfr Ezekiel 33:16)
Coming in front of the judgement throne the righteous can proof to the others that they kneel down and praise the right Lord. Showing the others how they should have behaved in front of Christ and onto God. To them it is not a judgement as such (sentence or conviction) that comes over them.
Because the verdict shall be 'not guilty' the righteous shall be free to live eternally in the form they shall have received by their awakening.
So you assumed rightly that I think that the righteous will rise immortal in a certain way because dead shall not come over them any more. (But not having the eternality of God who never can die, but if He would like to make an end to it all He can and could destroy us) (But we have the promise of eternal life) Therefore the word incorruptible is better.