Saturday 31 January 2009

Courage for every day living


"There is true courage in the acts of every day living."

- Rick Beneteau

"Be strong and let your heart take courage, All you who hope in the LORD."
Psalm 31:24

I trust in You at all times. I pour out my heart before You.
Jehovah you are my refuge and my fortress; My God, in whom I trust.

Dutch version / Nederlands> Moed voor het dagelijkse leven

Moed voor het dagelijkse leven

"Er is ware moed in de uitvoering van het dagelijks leven"
- Rick Beneteau

"Wees sterk en laat je hart moed opnemen, allen die hopen in de Heer."
Psalm 31:24

Ik vertrouw in U altijd. Ik strooi mijn hart uit voor u
Jehovah Jij bent mijn toevlucht en mijn versterkte burcht
Mijn God op wie ik al mijn vertrouwen richt.


English version > Courage for every day living

Friday 30 January 2009

De hoop op leven

PAULUS is voor de tweede keer gevangen in Rome en verwacht zijn terechtstelling voor Nero. Hij schrijft niet meer, als in zijn brief jaren tevoren tot de Thessalonicenzen, over: "wij, le­venden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ont­slapenen voorgaan". Enkele jaren eer­der had Hij ook voor de keizerlijke rechtbank te Rome gestaan, na een lange reis uit Caesarea. Toen hadden de joden te jeruzalem hem aangeklaagd en de apostel had een beroep gedaan op zijn Romeinse burgerschap. In de brieven die hij toen schreef zag hij uit naar zijn vrijlating.
Maar nu niet meer.
Hij weet nu dat hij voor zijn geloof moet sterven: "Reeds word ik als plengoffer geofferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur" (2 Timotheus 4:6). En niet alleen hij: in de vervolging van de christenen die overal in het Romeinse rijk is opgelaaid zullen velen hun getuigenis voor Christus met een martelaarsdood moeten beze­gelen. En daarom wil hij er de nadruk op leggen, dat het evangelie, waarvoor hij een gevangene is en straks moet sterven, de verkondiging is van Gods genade, "die nu geopenbaard is door de verschijningvan onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht heeft gebracht" (1: 10).

Daarom doet hij beroep op Timo­theüs om zonder vrees of schaamte bereid te zijn "voor het evangelie te lijden in de kracht van God" (1 :8). "lijd met de anderen als een goede soldaat van Christus Jezus" (2:3), vermaant hij, en dan in vers 8 herhaalt hij de aanmoediging om te volharden: "Gedenk dat Christus Jezus uit de doden is opgewekt, uit het geslacht van David, naar mijn evangelie, waarvoor ik kwaad lijd" (2 :8). Hij citeert het "woord" waarmede de vervolgde christenen - blijkbaar elkander aanmoedigden om trouw te blijven: "Het woord is betrouwbaar: immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zuillen wij ook met Hem leven; indien wij volharden zullen wij ook met Hem als koningen heersen; indien wij Hem zullen verloochenen, zal ook Hij ons verloochenen" (2: 11-12).

Verkeerde leer in de gemeente

 Het gevaar dreigt echter niet alleen van buiten. jaren daarvoor had Paulus, in zijn rede tot de oudsten van Efeze ge­waarschuwd voor het binnendringen van verkeerde leer in de gemeenten:
"Uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken" (Hand. 20:30). Nu ziet hij de vervulling van zijn profetie. Nog meer dan wat hij en zijn medegelovigen te verwachten hebben, is Paulus bezorgd over de valse leer die de gemeente al binnensluipt, de "onheilige, holle klan­ken" van Griekse filosofie die de chris­tenleer van de opstanding en de komst van Christus al begint te vergeestelij­ken en ze meer aangenaam te maken voor de Griekse denkwijze. Zijn be­zorgdheid komt duidelijk tot uiting in het dringende beroep dat hij op Timo­theüs doet om voor de waarheid van het evangelie te strijden: "Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Je­zus, die levenden en doden zal oorde­len, met beroep zowel op zijn ver­schijning als op Zijn koningschap: ver­kondig het woord, dring er op aan, ge­legen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting. Want er komt een tijd, dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar, omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren" (4: 1-4).
Wat Paulus zelf betreft, was het die dag van de verschijning van de Here Je­zus die hij zelf steeds voor ogen had gehouden in zijn streven voor het evangelie. Nu gaat hij de martelaars­dood tegemoet in het volle vertrou­wen dat de Here hem te dien dage weer op zal wekken en hem de kroon der rechtvaardigheid geven: "Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het ge­loof behouden; voorts ligt voor mij ge­reed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de recht­vaardige Rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad" (4:7-8).

De dag van Christus' verschijning


 "Te dien dage" zegt hij; en het is die dag van Christus' verschijning en niet zijn tegenwoordige lijden waarop zijn gedachten steeds zijn gericht. "Ik weet, op wie ik mijn vertrouwen heb geves­tigd, en ik ben ervan overtuigd, dat Hij bij machte is hetgeen Hij mij toever­trouwd heeft, te bewaren tot die dag" (1: 12). Niet alleen hij maar ook allen die "Christus' verschijning hebben liefgehad" zullen te die dag de over­winnaarskrans ontvangen. Hij heeft al eerder gesproken over Onesiforus, die hem met veel moeite in zijn gevangenis had opgezocht: "De Here geve hem, dat hij barmhartigheid bij de Here vinde op die dag" (I: 18).
Het valt ons op dat in deze brief, waar zo veel staat geschreven over de hoop op leven, de opstanding, de verschijning en het komende koning­schap van Christus en zijn heiligen, helemaal niets wordt gezegd over een leven van de ziel in de hemel. Paulus spreekt inderdaad over het "hemelse koninkrijk" in 4: 18, maar de rest van de brief maakt volkomen duidelijk dat hij aan Christus' hemels koninkrijk op aarde denkt. Dit wordt ook bevestigd door zijn woorden in de brief aan de Filippenzen: "Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt" (3 :20-21).

Hoop op de opstanding

Het idee van de onsterfelijke ziel is trouwens nergens in de brieven van Paulus, noch in de gehele Bijbel, te vin­den. Het vindt zijn oorsprong in Griek­se filosofie, en wij zien in 1 Corinthiërs 15: 12 hoe Paulus van het begin af de invloed van deze filosofische opvattin­gen op de christenleer van de opstan­ding moest bestrijden. Wij vinden er weer melding van in deze brief aan Timotheüs. Hier schrijft Paulus over mannen "die uit het spoor der waar­heid geraakt zijn met hun bewering, dat de opstanding reeds heeft plaats gehad, waardoor zij het geloof van sommigen afbreken" (2: 18). Voor hen was de opstanding van het lichaam te materialistisch; zij geloofden in de goddelijke "ziel" die het stoffelijke lichaam overleefde en hadden geen plaats voor een lichamelijke opstan­ding. De opstanding, zeiden ze, was de wedergeboorte van een mens toen hij christen werd en "heeft reeds plaats gehad".
Vele jaren daarvoor bestreed Pau­lus deze leer in zijn brieven aan de Co­rinthiërs. Onder invloed van begrippen die kenmerkend waren voor de Griek­se denkwereld, waren er leden die de hoop op de opstanding van het lichaam verwierpen. Ze waren blijkbaar bereid om te accepteren dat Christus uit de doden opgewekt was, wellicht om te demonstreren dat Hij na zijn kruisdood levend geworden was. Paulus' ant­woord daarop was dat als er geen opstanding is, dan is er geen hoop op leven na de dood. In plaats van een uitzondering te zijn is Christus de eersteling van hen die ontslapen zijn. Bij zijn komst zullen ook zijn trouwe volgelingen opgewekt worden tot eeuwig leven (1 Corinthiërs 15: 12-23).
"Hun woord zal voortwoekeren als de kanker" voorspelt Paulus (2: 11), en zo is het gebeurd. Het heidense idee van een onsterfelijke ziel heeft voortgewoekerd in het christendom zodat de hoop van naar de hemel gaan voor velen de plaats heeft ingenomen van de hoop op de opstanding bij Christus' komst. De opstanding was de hoop die Paulus predikte: "Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn ... Christus als eersteling, volgens die van Christus zijn bij zijn komst" (I Corinthiërs 15:20 verg.1Thessalonicenzen 4: 13-11;Johannes 11 :23-­26; 5: 28, 29). "Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden" (Mattheus 16:26).
Paulus heeft, in deze brief voor zijn dood, gesproken over "zware tijden" die in de laatste dagen zullen komen: "want de mensen zullen zelfzuchtig zijn ... met meer liefde voor genot dan voor God, die met een schijn van gods­vrucht de kracht daarvan verloochend hebben" (3: 1-5). Des te dringender dus zijn vermaning om bij de leer van de apostelen te blijven en de Schrift voortdurend te bestuderen: "Blijf gij echter bij wat u geleerd en toever­trouwd is, wel bewust van wie gij het hebt geleerd, en dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus" (2 Timotheus 3: 14).

 - Met de Bijbel in de hand

De Knecht des Heren #1 De Bevrijder


I. DE BEVRIJDER (Jesaja 42: 1·7)

TOEN de Here Jezus na zijn doop door Johannes de Doper in de Jor­daan, uit het water steeg, klonk een betuigende stem uit de hemel: "Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb" (Mattheus 3: 17). Bij Je­zus' verheerlijking op de berg hebben ook zijn discipelen een dergelijk getuigenis van God gehoord (Mattheus 17:5).
De woorden: "Gij zijt mijn Zoon" komen voor in Gods belofte aan de komende Wereld koning in Psalm 2. Hij maakt Gods aanstelling bekend met de woorden: "Ik wil gewagen van het besluit des HEREN: Hij sprak tot Mij:
Mijn zoon zijt Gij; Ik heb u heden verwekt. Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit" (Psalm 2:7-8).
Naast de naam 'Zoon' sprak de stem uit de hemel Jezus ook aan als "de geliefde" en verwees hiermee naar een andere Schriftplaats: "Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitver­korene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest op hem gelegd" (Jesaja 42: 1). De Griekse vertaling volgens de Septuaginta geeft de zin van het woord "uitverkorene" door de Knecht Gods geliefde te noemen.
Deze profetie in Jesaja aangaande de Knecht des Heren is de eerste in een reeks van vijf. God stelt hier zijn Knecht voor. Later komt de Knecht zelf aan het woord en we horen ook wat anderen over Hem zeggen.

In dit gedeelte van het boek Jesaja heeft het woord 'knecht' drieërlei be­tekenis. Soms om het volk Israël aan te duiden en soms weer met betrekking tot het gelovige deel daarvan. In deze profetie echter vestigt de Here de aandacht op een bepaald Mens. Hij zegt: "Ik heb u gesteld tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën" (v. 6). Het nieuwe verbond, waarover de profeten menigmaal spreken, zal door de Knecht tussen God en Israël gesloten worden. Hij is dus een eenling, wat de verdere beschrijving van Hem ook aangeeft.
De Knecht is kennelijk een bijzon­dere Persoon, uitverkoren en geroe­pen om een verheven taak te vervuI­len. Daarom schenkt God Hem zijn Geest, opdat Hij hiervoor toegerust zou zijn. Op deze wijze zijn de profe­ten in Israël bekwaam gemaakt voor hun zending: "door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Gods­wege gesproken" (2 Petrus 1:21). In de laatste van deze reeks profetieën spreekt ook de Knecht als een profeet:
"De Geest des Heren HEREN is op Mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen" (Jesaja 61: 1).

Een Rechter-Koning

In deze eerste profetie echter is de Knecht veel meer dan een profeet. Hij zal recht niet alleen verkondigen maar ook op aarde brengen. Het parallellisme: "het recht zal hebben gebracht; en op zijn wetsonderricht zullen de kustlan­den wachten" (vA) komt ook later in deze profetie voor met dezelfde grondwoorden: "Want een wet zal van Mij uitgaan en mijn recht zal Ik stellen tot een licht der volken" (Jesaja 51 :4). Het zou dus consequenter zijn in deze profetie in plaats van 'wetsonderricht' te vertalen met het woord 'wet'. Het woord torah betekent in eerste instan­tie de wet door Mozes gegeven om al­le aspecten van de natie Israël en het leven van elke persoon te regelen. Wanneer jesaja in zijn profetie van de komst van Gods Koninkrijk op aarde zegt: "Want uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit jeruzalem" voorziet hij de tijd wanneer niet alleen onderricht maar ook Gods wet voor de wereld vanuit haar hoofdstad jeru­zalem in alle landen gevestigd zal worden.
In deze eerste Knechtprofetie komt hetzelfde contrast voor als in andere in deze reeks, namelijk het grote contrast tussen zijn eerste verschijning en zijn latere verhoging. Want voordat Hij de wereld Gods wet zal opleggen, waar­door de aardbewoners verplicht zullen worden volgens Gods maatstaven te leven, zal de Knecht een leraar zijn. Bij zijn eerste verschijning onder zijn volk is er weinig te zien van de machtige Messias die bij zijn tweede komst "de aarde zal slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden" (Jesaja 11 :4). Het volk waaronder jezus optrad zag geen demagoog die met groot betoon van pracht een rebellerend publiek trachtte op te trommelen, maar een profeet die vooral de individuele luisteraar van zijn boodschap van het Koninkrijk Gods wilde overtuigen (v.2). Mattheüs past deze profetie op jezus toe bij de gelegenheid toen Hij de menigte die Hem volgde ten strengste verbood Hem bekend te maken. De reden hiervoor was blijkbaar een populaire beweging tegen Rome, door mensen die zijn messiaanse taak niet begrepen, te voorkomen.
De liefdevolle belangstelling van de Knecht voor de zwakken en verdruk­ten blijkt uit de verdere beschrijving:
"Het geknakte riet zal hij niet verbre­ken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren" (v.3). Een riet, groei­end aan de oever van een rivier of meer, dat geknakt is door de wind, of een vlaspit die door gebrek aan olie flauwer wordt, zijn beelden van zwakke en verkwijnende mensen. De woorden impliceren meer dan wat zij zeggen, en doen denken aan de liefde­volle zorg van jezus. Hij noemde Zich de goede herder, in tegenstelling met die geestelijke leiders die, zoals Eze­chiël had gezegd, zichzelf weidden en die juist het tegengestelde waren van Hemzelf: "zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde."ver­bindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet" (Ezechiël34:4). De evangelisten vertellen ons hoe Jezus bewogen werd met ontfer­ming als Hij de schare zag als een kud­de zonder herder. Hij illustreerde Gods liefdevolle zorg voor de ver­dwaalden in zijn gelijkenis van het ver­loren schaap.
Niet alleen zal de Knecht de zwak­ke en kwijnende versterken, maar met gebruik van diezelfde beelden geeft de profeet te kennen dat Hijzelf niet zwak of kwijnend van ziel zal zijn: "HIJ zal niet kwijnen en niet geknakt worden .
Hieruit kunnen wij opmaken dat HIJ op tegenstand en ontmoedigend verzet zal stuiten, maar desalniettemin zal HIJ trouw aan zijn opdracht blijven. Dit is een opvallende trek die ook in de andere Knechtprofetieën voorkomt. Mensen die de Knecht in zijn verne­dering hebben gezien zullen zich ver­stommen als Hij verhoogd wordt.


Het verbond

Nadat God het slavenvolk Israël bevrijd had sloot Hij met hen te Sinaï een ver­bond. Dit verbond was de basis van een eeuwigdurende relatie, die telkens beschreven wordt met de woorden:
"Ik zal u tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk zijn." Uit de aard van de zaak kan er hier geen kwestie van een contract zijn. Israël werd door het ver­bond verzekerd van Gods bestendige en veelzijdige zorg voor zijn volk. Is­raëls bijdrage was zich te verplichten God te gehoorzamen. Vandaar dat bij het sluiten van het verbond Mozes het boek des verbonds" (bevattende ten­minste de Tien Geboden en wellicht een aantal andere aanvullende veror­deningen) voorlas, waarop het volk de gelofte aflegde: "Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen" (Exodus 24:7). Op grond van die woorden werd het verbond formeel gesloten.
Israëls treurige geschiedenis is een lang en teleurstellend verhaal van on­trouw aan Gods verbond. Met het oog op de val van het koningschap in jeru­zalem en ballingschap in Babel, be­loofde God door zijn profeten dat Hij een nieuw verbond zou sluiten, om de plaats van het te Sin,iI" gesloten verb?nd in te nemen. Jesaja brengt het slUiten
van dit verbond in verband met de komst van de Verlosser tot Sion (Jesaja 59:20-21). Ezechiël spreekt hierover in verband met de komst van een nieuwe David om in eeuwigheid over het volk te regeren: "Ik zal met hen een ver­bond des vredes sluiten, een eeuwig verbond zal het zijn. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn" (Ezechiël 37:26). Jeremia haalt deze laatste woorden aan in zijn profetie hierover: "Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal" (Jeremia 31 :31­34).
In deze Knechtprofetie wordt ons verteld dat dit nieuwe verbond tot stand zal komen door Gods Knecht. "Ik, de HERE, heb u geroepen in ge­rechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond voor het volk" (v.6). Op de keper beschouwd zou dit voor een Israëliet in de tijd van Jesaja een zeer merkwaardige profetie zijn. Dit betekent dat de hele relatie tussen God en Israël op een andere basis zal komen te staan op grond van de dienst van een Eenling, deze Knecht van de Here.
Deze woorden bereiden ons voor op de nadere uitleg in de vierde in deze reeks, waar wordt voorzegd dat de Knecht Zich zal stellen tot een schuldoffer voor velen en velen rechtvaardig maken, door hun onge­rechtigheid te dragen en omdat Hij zijn ziel uitgegoten heeft in de dood (Jesaja 53). We mogen aannemen dat jezus deze profetie in gedachten had toen Hij bij het aanreiken van een beker wijn bij de instelling van het Avondmaal zei: "Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt" (Lucas22:20).

Bevrijding uit de gevangenis

In deze Knechtprofetie, alsook in twee andere, zal de Knecht gevangenen be­vrijding brengen: "om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis gezeten zijn" (v.6).
In dit en de volgende hoofdstukken in Jesaja bevindt zich het volk Israël in ballingschap in Babel. Hun situatie wordt met de volgende woorden ge­schilderd: "Maar dit is een volk, be­roofd en uitgeplunderd; men heeft hen allen in kerkerholen geboeid, in gevan­genissen zijn zij weggeborgen; zij werden ten roof en er was geen red­der; tot plundering en er was niemand die zeide: Geef terug." (Jesaja 42:22). De vraag wordt gesteld: "Ontneemt ie­mand de sterke zijn buit? Of zal de gevangene van een tiran kunnen ont­snappen?" (Jesaja 49:24, Willibrord vert.).
Dit laatste vers wordt door Jezus gebruikt als beeldtaal van de bevrijding die Hij zou bewerkstelligen (Mattheus 12:29), en misschien geldt dit ook voor het andere vers, als een schilderachtige voorstelling van de thuisloze toestand van de in dwangarbeid verkerende ballingen. De gevangenis waaruit de Knecht mensen zal bevrijden is van geestelijke aard. Jezus zei eens: "een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde ... Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn" (Johannes 8:34,36). Om deze bevrijding te bewerkstelligen, heeft God zijn Knecht doen opstaan. -


Vervolg > De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl

 - Met de Bijbel in de hand

If you do pray you shall not be disappointed

"If you do not pray, everything can disappoint you by going wrong. If you do pray, everything can still go wrong, but not in a way that will disappoint you."
Hubert van Zeller, Pan Dictionary of Religious Quotations, pg. 332.

Enhanced by Zemanta

Indien je bid zal je niet ontchoocheld worden

"Indien je niet bid kan alles je ontgoochelen door verkeerd te gaan. Indien je bid kan alles nog steeds verkeerd gaan maar zodanig dat het je niet zal ontgoochelen"
Hubert van Zeller, Pan Dictionary of Religious Quotations, pg. 332.

Britse internetsite voor slachtoffers crisis

Bron: www.life4seekers.co.uk/ uncertainty

BRUSSEL (KerkNet/CNS) – De katholieke Kerk van Engeland en Wales opende deze week een website voor mensen die gebukt gaan onder de gevolgen van de financiële crisis. De site biedt bezoekers praktisch en geestelijk advies evenals ondersteuning bij verlies van hun baan. De website probeert, onder meer aan de hand van getuigenissen, mensen gerust te stellen die zich zorgen maken over hun economische toekomst. De website bevat mp3-bezinningen, links naar websites van kerkelijke organisaties die zich inzetten voor behoeftigen en een serie gebeden die helpen de stress en de angst de baas te blijven. Opmerkelijk is het advies om te bidden tot de heilige Matteüs, bekend als patroon van bankiers, boekhouders, tollenaars en managers.

(Kerknet)

It can be a difficult ‘financial, emotional and spiritual place’ to be, but take heart, you’re not alone.

Scheiding van kerk en staat

Overheid en kerken moeten vormen van samenwerking zoeken, vindt de Nederlandse CDA-senator dr. Van Bijsterveld. Hun onderlinge verhouding verdwijnt daarmee uit de probleemsfeer. "De overheid moet de maatschappelijke betekenis van het geloof honoreren", aldus Van Bijsterveld.

Het beginsel van de scheiding van kerk en staat is ooit, in 1796, geproclameerd maar de betekenis ervan is nooit erg duidelijk omlijnd geweest, vindt de universitair hoofddocent. „De boodschap ervan was dat kerk en overheid op hun eigen gebied autonoom zijn en geen formele zeggenschap hebben ten aanzien van elkaars organisatie. Het heeft in de praktijk echter geleid tot het beeld dat de overheid ‘publiek’ was en godsdienst ‘privé’. Een tussenweg was er niet. Dit onderscheid wordt daarmee veel te absoluut, zodat de samenleving buiten beeld komt. Het is een gemis voor de godsdienst maar ook voor de overheid zelf.”

Lees  hieromtrent >„Religie niet alleen zaak van individu

Moderne benadering van God

Zowel de moderne als de evangelicale benadering van God kreeg gisteren kritiek op de 'theologenconferentie' van het Evangelisch Werkverband.

Besef van heiligheid en schoonheid van God is aan erosie onderhevig, constateert dr. Arjan Plaisier. In de moderne cultuur is God vooral een gedachteconstructie, waarmee Hij op afstand komt. Aan de andere kant van het christelijk palet wordt Hij geclaimd in ,,de warmere golfstroom van een gevoelsreligie'', waardoor God kan ,,verplatten en versmelten met de mens''.

In de moderne benadering van God staat de menselijke ervaring, de verbeelding centraal. ,,Over het algemeen is God in de moderniteit eerder een 'voorwerp' dat als zodanig gedacht kan worden, dan een 'subject' dat zichzelf openbaart'', legde Plaisier uit.

Als God een 'iets' is in plaats van een 'Iemand' werkt dat vervagend, vond Plaisier. ,,Voor een 'iets' zal ik niet in dankbaarheid op de knieën gaan. Een 'iets' verplicht mij tot niets en een 'iets' herschept mij niet. En daar gaat het in het christelijk geloof nu juist wel om.''

Lees meer > Spanningen in het geloof houden

Man's plans prevailed by God's purpose


Proverbs 19:20-21 Many are the plans in a man's heart, but it is the LORD's purpose that prevails.





Thoughts
Phil Ware    "What are your plans for today?" If you are like me, you prayerfully try to plan your day. You make appointments with people in the future so you can address their needs, hear their concerns, or discuss issues and projects. But, we need to always live humbly, recognizing that none of our plans will be of value unless those plans come from the Father!

Prayer
    Holy God and righteous Father, please bless me as I seek to discern your will in my decisions today. I recognize that each breath that I take is a gift and that each success is because of your grace. Please use me to your glory and help me find your path for my life. In the name of Jesus I pray. Amen.

+++
2013 update:

Enhanced by Zemanta