Thursday 5 February 2009

Doctrine of the Kingdom of Heaven, which was one of the main teachings of Jesus

The doctrine of the Kingdom of Heaven, which was one of the main
teachings of Jesus, is certainly one of the most revolutionary
doctrines that ever stirred and changed human thought.

-- H. G. Wells




Lering over het Koninkrijk der Hemelen was een van de belangrijkste lessen van Jezus

"De lering over het Koninkrijk der Hemelen was een van de belangrijkste lessen van Jezus. Het is beslist een van de meest revolutionaire doctrines die ooit de menselijke gedachten bewoog en veranderde."
- H. G. Wells


Wees de levende uitdrukking van God's goedheid

"Laat niemand tot jou komen zonder je
beter en gelukkiger te laten.
Wees de levende uitdrukking van God's goedheid.
Vriendelijkheid in je gezicht..
Goedheid in je ogen
en vriendelijkheid in je lach."
- Onbekend

"Wie gerechtigheid nastreeft en goedheid, hij vindt leven, heil en glorie.."
Spreuken 21:21

Beste God geef mij uw zachtaardigheid
en laat uw rechtvaardigheid vullen met tederheid.
Laat uw goedheid geheel over mij zijn,
de kracht gevende dat ik liefde zal kunnen geven aan allen rondom mij.


Be the living expression of God's kindness

"Let no one ever come to you without leaving
better and happier.
Be the living expression of God's kindness:
Kindness in your face,
Kindness in your eyes,
And kindness in your smile."
- Unknown

"He who pursues righteousness and kindness
will find life and honor."
Proverbs 21:21

Dear God, give me your sweetness
and let your righteousness fill me with tenderness
and let the kindness be all over me
giving me the power to give love to those around me.

Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria

voorgaand Jezus van Nazareth #1 Jezus Geboorte
A
LS gevolg van zijn unieke geboorte had Jezus de maagd Maria als moeder en de Schepper van hemel en aarde als Vader. De gevolgen hiervan zijn te zien in zijn leven op aarde. Alvo­rens in te gaan op de unieke Persoon van Gods eniggeboren Zoon, zoals dit in de vier evangeliën te aanschouwen is, willen wij de aandacht richten op het leven van Jezus als Mens, geboren uit de maagd Maria.

Bij zijn geboorte had Maria kunnen zeggen, wat Adam van Eva zei: "Dit is nu been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees" (Genensis 2:23). Als zij terugzien op Jezus' leven op aarde zijn de schrijvers van het Nieuwe Testament expliciet: "Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen" (Hebreeën 2: 14).

Er is nergens in de evangeliën enige suggestie dat men Jezus anders be­schouwde dan als een Mens. Zowel zijn discipelen als zijn vijanden schreven zijn wonderen toe aan bovennatuurlijke invloed. In zijn rede op de Pinksterdag beschreef Petrus Hem met de woorden: "Jezus, de Nazoreeër, een man, u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft" (Handelingen der apostelen 2:22). Hij gaf dezelfde verklaring van Jezus' wonderen in zijn toespraak in het huis van Cornelius: "want God [die Hem gezalfd had] was met Hem" (Handelingen der apostelen 10:38). Jezus maakte als jongen dezelfde ontwikkeling van lichaam en geest door als andere adolescenten. "En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen" (Lucas 2:52).

Na zijn vasten in de woestijn had Hij honger; na veel lopen was Hij ver­moeid. Zo uitgeput kon Hij zijn dat een hevige storm Hem niet uit zijn slaap wakker maakte. Na zijn geseling had Hij de kracht niet om de kruispaal te dragen. Bij zijn kruisiging kende Hij een intense dorst en verlangde een drank. Zijn aardse leven liep met pijn, ver­moeidheid, dood en begrafenis af.

In zijn zielsleven kende Jezus dezelfde emoties als alle andere mensen. Hij is verontwaardigd als de twaalven ouders willen verhinderen hun kinderen tot Hem te brengen; toornig als Hij ziet hoe geldgierigen een markt hebben gebracht in Gods heiligdom. Als Hij merkt hoe het volk te lijden heeft door gebrek aan goede leiders, en als een kudde zonder herders is, is Hij met ontferming bewogen. Hij kan verrast worden door het ongeloof van zijn vroegere dorpsgenoten in Nazareth en verbaasd als een heidense soldaat meer vertrouwen op zijn genezingskracht stelt dan zijn eigen volksgenoten. Het onbegrip van zijn discipelen stelt Hem telkens teleur en Israëls weigering Hem te erkennen als Heiland wekt in Hem bedroefdheid en Hij weent over
Jeruzalem. Hij stelt vragen om informa­tie te winnen: "Hoe lang is het al, dat dit hem overkomt?", "Hoeveel broden hebt gij?" Het enige dat in deze scala van menselijke emoties ontbreekt is berouw, het gevoel van spijt en schuld omdat Hij iets gezegd of gedaan zou hebben. In dit opzicht is Jezus uniek.

Vrij van schuld

Er waren weinigen die Jezus in de drukke en moeilijke dagen van zijn dienstbaarheid onder zijn volk zo goed kende als de man die Hij als voornaam­ste van zijn apostelen stelde. Vele jaren daarna ziet Petrus terug op Jezus' leven op aarde en stelt dit als voorbeeld bij uitnemendheid voor zijn lezers: "die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden; die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde" (I Petrus 2:22-23). De taal is ten dele aan een van Jesaja's Knechtprofetieën ontleend, maar de werkelijkheid van Jezus' zondeloosheid is levend in Petrus' herinnering. Hij had Jezus in confrontatie met zijn tegenstanders gezien, die Hem graag zouden hebben beschuldigd van de een of andere overtreding, en hadden Hem horen zeggen: "Wie van u overtuigt Mij van zonde?" (Johannes 8:46). De schrijvers van het Nieuwe Testament zetten Jezus' onschuld tegen de achtergrond van de vele verzoekingen die Hij heeft meegemaakt. "Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest"; "Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen" (Hebreeën 4: 15; 2: 18).

De verzoekingen die Jezus tegen het einde van zijn vasten in de woestijn meemaakte, zijn ontstaan blijkbaar met het ontvangen bij zijn doop van de kracht van de Geest zonder mate. Welk mens is er die nooit in de verleiding zou komen zo'n kracht voor een onjuist doel te gebruiken? 'Macht corrumpeert; absolute macht corrumpeert absoluut.' In die tijd van toewij­ding en voorbereiding op zijn openbare dienst onder zijn volk heeft Jezus de wensen van zijn volk in overweging genomen, die Hem in verzoeking zouden brengen. Eens verweet Hij hun dat zij Hem volgden omdat Hij hen met brood had verzadigd. Zij trachtten Hem ook met geweld koning te maken, en vroegen ook een onmiskenbaar teken - "uit de hemel" - dat Hij Israëls Messias was. Het zijn dezelfde verzoekingen waarvoor de Israëlieten gedurende hun woestijnreis zijn bezweken en het is met een woord van zijn Vader uit het boek Deuteronomium dat Jezus alle drie de verzoekingen wist te overwinnen.

Evenals alle andere mensen kende Hij de verlangens en begeerten die het menselijk leven bepalen, die de drijf­veer van het leven zijn, zonder welke een mens apathisch en lusteloos zou zijn. Hieruit, leert Jacobus ons, ontstaat ook de zonde. Vandaar dat er van Je­zus staat geschreven: "Christus heeft Zichzelf niet behaagd" (Romeinen 15:3). Zijn roep: "Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij (Mattheus 16:24) geeft te kennen dat Hij Zichzelf  verloochend heeft, en voordat Hij Zich te Golgotha letterlijk liet kruisigen, zijn eigen wensen en verlangens genegeerd heeft.

Als de zaak anders was geweest, had Jezus zijn volmaakte overwinning niet op één lijn kunnen stellen met de onvolkomen overwinningen van zijn volgelingen, zeggende: "Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon" (Openbaring 3:21).

Waarom Jezus de overwinning heeft behaald terwijl geen enkel ander mens dit heeft kunnen doen, zal in deze studie nader bekeken worden. Maar er mag nu al vastgesteld worden dat verzoekingen, om reëel te zijn, onvermijdelijk de mogelijkheid van falen inhouden. In het geval van Jezus zal dit voor ons haast onmogelijk zijn, maar niet omdat zijn zondeloosheid reeds bij voorbaat vaststond. Wat voor verzoeking is dat, wanneer het onmogelijk is dat een mens faalt? Waar in dat geval is de spanning, de strijd en de aanvechting?

De Zoon des mensen

Wij gebruiken persoonsnamen om gemakkelijk een bepaald persoon aan te duiden. In Israël had een naam ook de functie iets van die persoon te vertellen. Jezus noemde Zichzelf "de Zoon des mensen" (=de zoon van een mens ). Dit komt in poëtisch parallellisme in de Schrift voor als een intensievere vorm van mens'. Bijvoorbeeld: "God is geen man dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben" (Numerieken 23: 19); "Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar Hem omziet?"(Psalm 8) Jezus dan, zoals sommigen hebben gedacht, de naam "Zoon des mensen" gekozen om aan te geven dat Hij door en door Mens is, en zijn verbondenheid met andere mensen te benadrukken? Een betere verklaring is dat Hij de naam ontleend heeft aan Daniëls nachtgezicht, waar hij een mensenzoon - zag, die van de aarde tot God in de hemel werd geleid om van Hem regeringsmacht over alle mensen te ontvangen.

Toch is deze heerschappij geworteld in Jezus' Menszijn. Bij de schepping had God gezegd: "Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen ... over de gehele aarde" (Genesis 1:26-27). David overpeinst deze woorden als hij onder de uitgestrekte nachthemel met zijn ontelbare lichtpunten staat en met bewondering denkt aan de verheven taak die God de mens heeft gegeven door al zijn schepsels op aarde onder zijn toezicht te plaatsen. "Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd" (Psalm 8:7).

De apostelen en de schrijver van deze brief aan de Hebreeën zien in deze woorden een profetie van de heerschappij van Christus en de zijnen over "de toekomende wereld": "Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft .. alles heeft Hij aan zijn voeten onderworpen" (Hebreeën 2:5-9; 1 Corinthiërs 15:25-27). Zo beschouwd is Jezus' koningschap geworteld in zijn Menszijn en dit wilde Hij aangeven door Zich "de Zoon des mensen" te noemen. _


Vervolg > Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God

 - Met de Bijbel in de hand

++

vindt ook om te lezen

Een plaats voor een vreemdeling en een vluchteling
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #1 Jezus' geboorte
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #1 De Bevrijder
De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl
De Knecht des Heren #3 De Gewillige leerling
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Wereld waarheen #1 Terug naar Egypte
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Jezus stervensdag
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Indien God Zijn eigen wil niet heeft
Een Messias om te Sterven
Vergieten van Bloed, een Oud en een Nieuw Verbond
Jezus drie dagen in de hel
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #2 Te Doen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #3 Zoals Jezus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #5 Verblijven in Christus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #6 Samenhoren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #7 Adverteren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #8 Omgang met Leerstellingen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #9 Omgang met anderen
Christus kennen is zin geven aan het leven
Niet gebonden door labels maar vrij in Christus
Ongelovige Thomassen, Jezus en zijn God
Hermeneutiek om uit te dragen #8 Tegenspraak
Filippenzen 1 – 2
Gnostiek, Judas evangelie, bijbelonderricht, zoon van God
Want het is geen leeg woord
Mogelijkheid tot leven

Slechts één ding is nodig

W

IE van ons zou geen begrip kunnen opbrengen voor Martha, die met het klaarmaken van een maaltijd voor haar gasten zwaar belast was? Niets minder dan het allerbeste was goed genoeg voor haar zeer bijzondere Gast, en bovenop was er de zorg voor zijn discipelen. Met de middelen die zij ter beschikking had, en zonder de keukenapparaten van de hedendaagse vrouw, wilde ze een uitgebreide en smaakvolle maaltijd op tijd opdienen.

En daar zit haar zuster aan de voe­ten van Jezus, met ernstige blik op zijn gezicht gericht als zij zijn woorden in­drinkt, alsof er niets in huis te doen was! Hoe kan zij zo onverschillig zijn en alles aan haar zuster overlaten?Met zijn fijngevoeligheid voor anderen zal Jezus de situatie al goed hebben gemerkt en de groeiende verontwaardiging van Martha hebben waargenomen. Maar Hij zegt niets en laat de broeiende storm eerst uitbarsten. Eindelijk komt zij naar Hem toe, kijkt Hem recht in de ogen, en ontlaadt haar bittere gevoelens. "Here, trekt Gij het u niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen?" Martha's felle woorden verraden hoe verhit haar gemoederen zijn geworden. Zij is niet de eerste discipel van de Here die Hem met ruwe woorden heeft aangevallen. De twaalf waren ook zo brutaal toen zij in een storm op het Meer vreesden dat zij zouden verdrinken. "Meester, trekt Gij er u niets van aan, dat wij vergaan?" Jezus had moeten ingrijpen maar doet dat niet.


Een opzettelijke keuze

Jezus' zachtaardige terechtwijzing maakt duidelijk dat Hij veel van Martha houdt. "Martha, Martha" - zelfs in de spontane herhaling van haar naam drukt Hij zijn liefde voor haar uit. Waren al die gerechten waarmee zij zo druk bezig was, echt nodig? Zij bedoelde het goed, maar was het niet beter, gezien de korte tijd dat Hij met hen in huis was, tevreden te zijn met een eenvoudige maaltijd om de gelegenheid te gebruiken voor betere dingen? Waarom Maria berispen omdat zij liever een betere 'portie' wilde hebben? "Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen." (Dit woord "deel" komt in het Griekse Oude Testament voor ook met de betekenis van een gerecht.) Nooit was er een tijd geweest als nu wanneer het leven in ons land zo boordevol kon zijn van allerlei leuke bezigheden die onze tijd eisen maar die toch geen enkele bijdrage leveren aan ons eeuwige welzijn? Wat voor geestelijk nut heeft het om urenlang te kijken naar werelds vermaak of te luisteren naar programma's zonder geestelijke inhoud? Paulus bad voor zijn medege­lovigen dat zij "met de rechte kennis van zijn wil vervuld zouden worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen." Dit moet ons levensdoel zijn. Het leven is zo kort. Laten wij met Maria het goede deel kiezen en onze kostbare tijd be­steden aan Christus' roeping. _

Wednesday 4 February 2009

Mystiek weer in

Mystiek is weer in, zo blijkt uit een toenemend aantal uitgaven van mystieke ‘klassiekers’. „Een gezonde religieuze mentaliteit kan niet zonder de voeding van de mystiek als religieuze ervaring”, aldus Ton van der Stap, uitgever van een bloemlezing van mystici.

Mystiek is de kennis van God vanuit de ervaring, een kennis die gegroeid is vanuit persoonlijke beleving, zo definieert Van der Stap, vertaler en publicist. De auteur redigeerde ”De verborgen schat in de akker. Teksten van mystici voor iedere dag van het jaar” (uitg. Meinema, Zoetermeer).

Mystici kunnen gewaagde uitspraken doen. Johannes Tauler (14e eeuw) stelt dat de mens „god gelijk” is en Meister Eckhart (13e eeuw) gaat zo ver dat we niets over God kunnen weten. God „ontstaat” eigenlijk waar mensen Hem te berde brengen. „God wordt, waar alle schepselen God uitspreken: daar wordt God.” Het zijn uitdrukkingen die zelfs aan uitspraken van ds. Klaas Hendrikse herinneren.


>Hoofdbronnen mystiek vinden gretig aftrek

Jan van Ruusbroec, ”De geestelijke bruiloft”
Thomas à Kempis ”De navolging van Christus”

Nieuwe Ranglijst Christenvervolging

De vervolging van christenen met een moslimachtergrond is in 2008 drastisch gestegen.  Dat maakte Open Doors, een organisatie die zich wereldwijd inzet voor vervolgde christenen, dinsdag bekend.


Open Doors stelt jaarlijks de Ranglijst Christenvervolging samen, met daarop vijftig landen waar christenen onderdrukt worden. Het communistische Noord-Korea staat al zeven jaar op nummer 1, maar de plaatsen 2 tot en met 7 worden ingenomen door landen waar tot het christendom bekeerde moslims hun leven niet zeker zijn.

Moslimwereld
"Christenen met een moslimachtergrond vormen een kwetsbare groep in de Moslimwereld. Een moslim die de islam vaarwel zegt, beledigt zijn familie, zijn land en zijn geloof", zegt Open Doors-directeur Tjalling Schotanus.

Zo mogen in Saoedi-Arabië (nummer 2) alleen moslims hun geloof in het openbaar uitoefenen. In Iran (nummer 3) zijn veel christenen met een moslimachtergrond achter tralies gezet en gemarteld. Bovendien wil het land een wet invoeren die rechters verplicht de doodstraf op te leggen aan afvallige moslims. Afghanistan is de meest opvallende stijger in de Ranglijst, van plaats 7 naar plaats 4. Volgens Open Doors is dat voornamelijk te wijten aan de toenemende druk van de Taliban en andere moslimextremisten in het land.

Andere landen die in 2008 fors stegen, zijn Irak, Eritrea en India. In India vond afgelopen zomer een geweldsuitbarsting plaats, toen nationalistische hindoes christenen verantwoordelijk stelden voor de dood op een van hun leiders. In Eritrea worden bijna 3.000 christenen vastgehouden in kerkers, containers en militaire gevangenkampen.

Antichrist

Consider what John as well as Peter had to say about such false Christs or "anti-Christs"


(1 John 2:18-21) 18 Young children, it is the last hour, and, just as YOU have heard that antichrist is coming, even now there have come to be many antichrists; from which fact we gain the knowledge that it is the last hour. 19 They went out from us, but they were not of our sort; for if they had been of our sort, they would have remained with us. But [they went out] that it might be shown up that not all are of our sort. 20 And YOU have an anointing from the holy one; all of YOU have knowledge. 21 I write YOU, not because YOU do not know the truth, but because YOU know it, and because no lie originates with the truth.

(1 John 4:2-3) 2 YOU gain the knowledge of the inspired expression from God by this: Every inspired expression that confesses Jesus Christ as having come in the flesh originates with God, 3 but every inspired expression that does not confess Jesus does not originate with God. Furthermore, this is the antichrist’s [inspired expression] which YOU have heard was coming, and now it is already in the world.

(2 Peter 2:1-3) 2 However, there also came to be false prophets among the people, as there will also be false teachers among YOU. These very ones will quietly bring in destructive sects and will disown even the owner that bought them, bringing speedy destruction upon themselves. 2 Furthermore, many will follow their acts of loose conduct, and on account of these the way of the truth will be spoken of abusively. 3 Also, with covetousness they will exploit YOU with counterfeit words. But as for them, the judgment from of old is not moving slowly, and the destruction of them is not slumbering.

It appears the "signs and wonders" are such that some within the congregation, as well as without, will listen to them. Their teaching and exposition of belief seems to be from God. Yet their message is  really opposed to what God wishes taught and practiced.

Think of the larger churches that attract so many today. They come from among those claiming to be Christ's brothers or "Christianity"
. They are not cults or sects that have no claim of fellowship or brotherhood with Christians.

We can see a first century example here:

(Revelation 2:14-16) 14 “‘Nevertheless, I have a few things against you, that you have there those holding fast the teaching of Ba´laam, who went teaching Ba´lak to put a stumbling block before the sons of Israel, to eat things sacrificed to idols and to commit fornication. 15 So you, also, have those holding fast the teaching of the sect of Nic·o·la´us likewise. 16 Therefore repent. If you do not, I am coming to you quickly, and I will war with them with the long sword of my mouth.

Wie zijt Gij, Here?

V
ERBIJSTERING en verbazing zijn te horen in de wedervraag van Paulus, nadat een Gestalte boven hem met verblindende heerlijkheid is verschenen en hem de vraag stelt: "Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?" Hij is op reis naar Damascus om met geweld de volgelingen van Jezus van Nazareth van hun dwaalspoor af te brengen. Zijn doel is deze ketterse sekte van de Nazorenen uit te roeien. Toch kan hij ge­durende de dagenlange reis daarheen het gezicht van de stervende Stefanus niet uit zijn gedachten zetten. Met de blinde rechtzinnigheid en onverdraagzame ijver van een jonge zeloot, een Farizeeër van de Farizeeën, had hij ingestemd en meegeholpen bij zijn steniging. Nu ziet hij steeds opnieuw dat gelaat, met zijn opgeslagen ogen, en hoort hij de kreet van bewondering:

"Zie, ik zie de hemel geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods". Nu weet hij zelf wat Stefanus had gezien, want hetzelfde visioen is nu ook aan hem verschenen.
"Wie zijt Gij, Here?" Een retorische vraag was deze niet, eerder een uiting van onthutsing. Dat beeld van Jezus, dat hij zich de afgelopen tijd met zijn geloofsgenoten had gevormd, valt nu ineens in duigen als een verpletterde illusie. Maar als die eerste, ingrijpende schok, dat Jezus van Nazareth levend in de hemel is, voorbijgaat, heeft Paulus als geleerde rabbi, jarenlang opgevoed door de beroemde Gamaliël, en daardoor doorkneed in de Schrift, uit zijn kennis kunnen putten in een poging een waar beeld te construeren.

We mogen ons voorstellen hoe hij, gedurende de drie dagen van duister­nis, voordat Ananias tot hem kwam om hem te dopen, steeds gedacht heeft aan wat Israëls profeten over de Messi­as en Heiland van zijn volk hadden ge­zegd. Hij had niet het voorrecht ge­kend van de twee Emmaüsgangers, aan wie de opgestane Here in een andere gedaante was verschenen, om uit te leggen "wat in al de Schiften op Hem betrekking had" (Lucas 24:27). En ook niet de dergelijke ervaring van de ande­re apostelen tegen wie Christus zei:
"Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden", met als gevolg dat Hij hun verstand opende, zodat zij de Schriften begrepen (Lucas. 24:44). Toch heeft ook hij later de hulp van Christus ontvangen om hem te helpen zijn sterven en opwekking "naar de Schriften" te verkondigen en heeft hij met stelligheid kunnen schrijven dat hij zijn evangelie niet door mensen heeft ontvangen, "maar door openbaring van Jezus Christus" (Galaten 1: 12).
"Wie zijt Gij, Here?" Toen Jezus op aarde was waren de gemoederen over de kwestie van zijn Persoon sterk verdeeld. "Deze is waarlijk de profeet. Anderen zeiden: Deze is de Christus; weer anderen zeiden: De Christus komt toch niet uit Galilea? .. Er ontstond dan verdeeldheid bij de schare om Hem" (Johannes 7:40-44).

Verschil van mening in de gemeente

 Na zijn opstanding en hemelvaart en de verkondiging hiervan door zijn apostelen ging het redetwisten door. Zelfs in de gemeenten, waarin iedereen in Hem geloofde, was er verschil van mening aangaande zijn oorsprong, status en persoon. De schrijver van de brief aan de Hebreeën waarschuwt zijn lezers voor afwijking van het geloof dat hun op betrouwbare wijze is doorge­geven: "Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen" (Hebreeën 13:9). De uitvoerige Schriftcitaten waarmee hij zijn brief begint, als bewijs dat Christus "zóveel machtiger is geworden dan de engelen als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft" (I :4), geeft te kennen dat er onder zijn lezers Joden waren die hierover anders dachten.

In zijn brief aan de gemeente te Colosse, waarschuwt Paulus voor een dwaalleer die Joodse trekken vertoont - sabbatviering, ascese en engelenverering. Hij legt als in geen andere brief uit hoe verheven de plaats van Christus in Gods heilseconomie is als het Beeld van God, de Eerstgeborene uit de doden, in Wie het God behaagd heeft in volheid te gaan wonen. Hij waarschuwt gelovigen tegen waarde hechten aan praktijken die "in overeenstemming zijn met de overlevering der mensen". Alleen in Christus is verlossing te vinden: "in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk, en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht" (Col. 2:9-10).

Als Joodse christenen geneigd waren in hun begrip van Christus' verhevenheid te kort te schieten, was de tendens in de Griekse gemeenten het tegenovergestelde. Paulus verwijt de gemeente te Corinthe: "Want indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben gepredikt ... dan verdraagt gij dat zeer wel" (2 Corinthiërs 4). Hieruit blijkt dat er christenen waren die uiteenlopende opvattingen hadden omtrent de persoon van Christus en iemand predikten die nooit werkelijk heeft bestaan maar slechts een beeld was, ontsproten in het menselijke brein.

De antichrist

In zijn afscheidsrede aan de oudsten te Efeze waarschuwde Paulus voor valse leraars in de gemeente: "uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de disci­pelen achter zich aan te trekken". Hoe waar hij gesproken had blijkt uit de brieven van Johannes enkele tientallen jaren later. Hij strijdt tegen de invloed van een groep die blijkbaar uit deze gemeente van Efeze is getreden en die tracht door huisbezoek andere leden tot hun zienswijze over te halen. Johannes noemt ze valse profeten en misleiders. Zij propageren een andere opvatting van de Zoon van God en daarom bestempelt de apostel de beweging als 'antichrist'. Hierbij is geen sprake van een opzettelijk vijandige gezindheid tegen Christus. 'Anti' kan betekenen niet alleen 'tegen', maar ook 'tegenover' of 'in plaats van', zoals te zien is in het eerste voorval in het Nieuwe Testament: "Archelaüs was koning in de plaats van (anti) zijn vader". De voorstanders van deze leer propageerden een andere Jezus tegenover en i.p.v. de historische Persoon die de apostelen hadden gepredikt en die wij ontmoeten in de vier evangeliën, een Christus dus die buiten de menselijke verbeel­ding nooit heeft bestaan. Onder de invloed van hun vertrouwde Griekse filosofie verwierpen ze het geloof dat de Zoon van God een Mens van vlees en bloed was, verwekt door de heilige Geest en geboren uit de maagd Maria. Zo ver we nu kunnen nagaan leerden zij dat bij Jezus' doop de Zoon van God neerdaalde uit de hemel en woonde in Hem tot kort voor zijn kruisdood vandaar de kreet: "Waarom hebt Gij Mij verlaten?" Hij kwam dus alleen met het doopwater en niet met bloed, als een mens van vlees en bloed. Johannes schrijft: "iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist" (1 Johannes 3:3).

Christologie in de kerk

De Nieuwtestamentische schrijvers geven blijk, zoals we zouden verwachten, van een sterke relatie met Christus. Hij is hun Heer, die voor hen is gestorven, opgewekt en verhoogd, en zij leven nu in zijn dienst. Zij hebben ook belangstelling in de relatie tussen de Vader en de Zoon, en deze is voor hen doordrongen van zulke ethische waarden als de liefde en de eerbiedige houding van de Zoon. Zij belichten Gods liefde voor Christus. Zij vertellen ons hoe God de volkomen gehoorzaamheid van zijn Zoon beantwoord heeft door Hem uit de doden op te wekken en Hem te verhogen en verheerlijken. Zij komen telkens terug op Christus' liefde en eerbied voor zijn Vader, zijn allesbepalende besef van de opdracht die Hij moet uitvoeren, zijn liefdevolle onderdanigheid, zijn vertrouwen op God in zijn gebeden. Zij wijzen kortom de weg waarlangs ook wij, met de vier evangeliën in onze handen en met hen als gids, tot toenemende kennis en inzicht mogen komen van de relatie tussen Vader en Zoon en de waarheid Ieren van Jezus' woorden in gebed: "Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt".

Helaas zijn de bisschoppen in de kerk van de eerste eeuwen, die maar al te vaak in de Griekse filosofie waren opgeleid, een andere weg ingeslagen. In plaats van deze vruchtbare ethische benadering hebben ze eeuwenlang de relatie tussen de Vader en de Zoon gezien als een metafysische kwestie, die op te lossen was met begrippen ontleend aan de Griekse denkwereld. Dit is in klein bestek te illustreren in hun gebruik van metafysische termen in hun nu verouderde filosofie.

De term logos in het Nieuwe Testament is het woord Gods, de scheppende bevelen waardoor Hij de wereld schiep en zijn levenbrengende, lichtverspreidende boodschappen door profeten en apostelen en vooral door de allergrootste profeet in werk en woorden, Christus Jezus. Deze bete­kenis van logos is vooral te zien in de proloog op het vierde evangelie.

Voor de Griekse filosofen - en dus ook de kerkelijke apologeten - had lo­gos al lang de metafysische betekenis van de wereld rede waardoor alles tot stand is gekomen. Het was een kosmi­sche term gebruikt door heidense filo­sofen om de orde in het heelal te verklaren en komt met deze betekenis nergens in het Nieuwe Testament voor. Toch hebben theologische filosofen in de tweede en derde eeuw, als Justinus en Tertullianus, deze term uitvoerig gebruikt om zowel het ontstaan in voorwereldlijke tijden van de Zoon van God te verklaren als zijn metafysische relatie met de Vader te definiëren. De vraag van de Naämathiet Zofar aan Job was slechts van retorische aard, want hij kon rekenen op de instemming van zijn gesprekspartners:
"Kunt gij de geheimen Gods doorgronden, de Almachtige doorgronden ten einde toe?" (Job 11 :7). Toch meenden de met Griekse filosofie opgeleide bisschoppen daarin het nodige gereed­schap ter beschikking te hebben om de Persoon van de Vader en de Zoon te verklaren. Zodoende hebben ze zich begeven op terrein waar de apostelen ons voor waarschuwen. Door haar wijsheid, schrijft Paulus, heeft de wereld God niet gekend. Hij waarschuwt voor de verderfelijke invloed van menselijke wijsbegeerte en vleselijke denkspeculaties (Colosensen. 2:8). Opvallend is dat de apologeten gewoonlijk de door God gegeven verslagen van de komst van Gods Zoon in de evangeliën van Mattheüs en Lucas negeren.

Nog een andere term uit het arse­naal van Griekse filosofie die de kerke­lijke theologie vaak gebruikt, is 'natuur', oftewel 'substantie'. De vrucht van deze speculaties is te zien in de leer van de 'twee naturen', die door de eeuwen heen aanvaard werd maar die door velen in deze tijd verworpen wordt als in strijd met onze opvatting van persoonlijkheid. Een hedendaagse reformatorische theoloog beschrijft deze poging met begrippenmateriaal uit het heidendom de Persoon van Jezus te definiëren: 'ten aanzien van Jezus beleden zij, dat zijn twee naturen, zijn godzijn en zijn menszijn, onvermengd en onveranderd naast elkaar bleven bestaan en dat zij tegelijk ongedeeld en ongescheiden van elkaar waren. Wie het begrijpt, mag het verklaren.' I

Zo ging het ook met een andere metafysische term, 'wezen'. De grote strijd te Nicea was of Christus' 'wezen' identiek of alleen gelijk was aan die van God. Dezelfde theoloog meent dat hierdoor de bisschoppen tot het absurde hun toevlucht hebben genomen. 'Zij schoven de beelden ineen tot een onherkenbare warboel. Zij stapelden woorden op elkaar. Hoewel de Grieken een taalcultuur kenden van hoog niveau en gehecht waren aan logica, stamelden zij nu maar wat. Eén is drie; drie is één. "Eeuwig is de Vader, eeuwig is de Zoon, eeuwig is de Heilige Geest en toch zijn zij niet drie eeuwigen maar één eeuwige". Wie het snapt mag het uitleggen.' 

Wat is men hiermee mijlenver ver­dwaald van de Mens van Nazareth en van de kennis van Hem die ons een nieuwe en uiterst zinvolle relatie kan geven, die het leven verrijkt als we leren dagelijks met Hem te wandelen, uitziende naar de dag wanneer Hij zal verschijnen! _
A. Jelsma, De vergeten kerk. p. 71,74.

 - Met de Bijbel in de hand