Wednesday, 19 November 2008

Woede Oordeel en veroordeling

“De dwaas houdt zijn eigen weg voor recht, maar de wijze luistert naar raad.” (Spr 12:15 WV78)
 
“Op het ogenblik verheug ik mij dat ik voor u mag lijden en in mijn lichaam aanvullen wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus, ten bate van zijn lichaam, dat is de kerk.” (Col 1:24 WV78)
 
“Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.” (Mt 7:1 WV78)
 
Indien er beschuldigingen worden geuit kan men ook eens nagaan of deze niet een vorm van schreeuw zijn. Beschuldigingen zijn ook een vorm van kritiek geven welke op hun beurt ook kritiek kunnen uitlokken.
 
Wij worden er toe verleid op onze beurt ook onze mening te gaan zeggen. dikwijls willen wij dan ook nog al die andere slechte puntjes in het daglicht stellen.
Jezus Christus is echter duidelijk en geeft ons instructies betreft oordelen en veroordelen.
Kritiek is een van de ordinaire activiteiten van mensen, maar in het geestelijke koninkrijk zal men er niets mee kunnen aanvangen.
Gods Geest is de enige die de juiste positie heeft om over ons te oordelen. Ook zal het Gods Geest zijn die Christus zal leiden om over ons en anderen een oordeel te vellen.
 
Wij moeten er op toe zien dat Christus bij het Laatste Oordeel ons recht in de ogen zal kunnen kijken en ons niet zal moeten aanspreken op verkeerd uitgelopen handelingen.
Wij zullen moeten kunnen aantonen dat wij een temperament ontwikkeld hebben dat het kwade kan opzij schuiven. Wij moeten ons in ons leven zo danig kunnen harden dat wij de woede van ons kunnen afzetten. Ook al worden wij geoordeeld en veroordeeld door anderen, wij moeten daar boven kunnen staan en niet vervallen in de zelfde fouten als deze mensen doen.
Door een kritische en afbrekende geest te vormen kunnen wij niet in gemeenschap met Christus treden. Woede kan ons slechts hard maken, wraakzuchtig en rancuneus. Velen gebruiken kritiek, beschuldigingen, en vernederende taal om hun macht te laten zien en voelen aan anderen. De gedachte superieur te zijn dan een ander is een denkwijze die niet in het hart noch in de geest van een gelovige Christen te zijn.
 
Wij moeten er op toe zien dat wij niet als de farizeeën gaan handelen. Het zou niet op gaan te beweren op de wet van God te vertrouwen als men in moeilijkheden en in goede tijden ook niet vertrouwt op Jehovah en op wat God u laat doorstaan. Wij die zijn wil kennen en zouden moeten weten waar het op aankomt, omdat wij worden onderwezen door de wet, moeten in Jehovah's Woord ook onze sterkte weten te vinden om ons te bedwingen.
Vooral diegenen die ervan overtuigd zijn dat zij zelf een leidsman van blinden zijn, een licht voor hen die in het duister zijn, een opvoeder van onverstandigen, een leraar van onwetenden, omdat zij in de wet de belichaming van de kennis en de waarheid hebben– zij die anderen onderwijzen, moeten zich afvragen of zij zichzelf goed onderwijzen.
Laat u voorstaan op de wet, maar onteert God niet door de wet te overtreden, want er staat geschreven: ‘Door uw toedoen wordt de naam van God onder de volken gelasterd.’
 
 
“Gij die u Jood noemt en steunt op de wet en roemt op God, zijn wil kent en onderwezen door de wet de dingen onderscheidt waar het op aan komt, gij die u opwerpt als gids van de blinden, als licht voor hen die in het duister zijn, als opvoeder van de onverstandigen en leraar van de onmondigen, gij die in uw wet de belichaming bezit van kennis en waarheid gij, leraar van anderen, zijt niet in staat uzelf te leren? Gij verkondigt dat men niet mag stelen, terwijl gij zelf steelt? Gij verbiedt echtbreuk en pleegt zelf overspel? Gij verafschuwt afgodsbeelden en plundert zelf tempels? Gij zijt trots op uw wet, maar onteert God door diezelfde wet te overtreden. Daarom staat er geschreven: Door uw toedoen wordt Gods naam gelasterd onder de heidenen.” (Ro 2:17-24 WV78)
 
“Waarom kijkt gij naar de splinter in het oog van uw broeder en merkt gij de balk niet op in uw eigen oog? Of hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: laat mij de splinter uit uw oog halen, en zie, in uw eigen oog zit de balk nog! Huichelaar, haal eerst die balk uit uw eigen oog, en dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen uit het oog van uw broeder.” (Mt 7:3-5 WV78)
 
“Maar dan zijt gij evenmin vrij te pleiten, zedenmeester, wie gij ook zijn moogt. Want met uw oordeel over anderen veroordeelt gij uzelf. Gij die u tot rechter opwerpt, doet immers precies hetzelfde.” (Ro 2:1 WV78)
 
De zelftrots om toch ons gelijk te halen moeten wij met momenten durven wegnemen. Alsook moeten wij er op toe zien bij beschuldigingen en bij woede niet zelf over te gaan op bekritisering of oproepen van valse beschuldigingen. Wij zullen moeten proberen steeds te handelen op een christelijke wijze. Onze houding zou dezelfde moeten worden als Christus.
“Die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus Jezus bezielde:” (Flp 2:5 WV78)
 
Jezus veroordeelde niemand, maar gaf hen kansen om tot verzoening te komen. Ook wij moeten de weg open laten om tot verzoening te komen. Voor dat wij anderen dan gaan terecht wijzen moeten wij eerst goed nagaan of wij zelf daar aan geen fouten gemaakt hebben en of dat datgene wel relevant is om je te verweren tegen de op dat ogenblik geuite kritiek of beschuldigingen. Alsook horen wij geen beeld naar anderen toe te geven dat wij een oordeel zouden vellen over de beschuldiger.
“Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.” (Mt 7:1 STV) “Want met het oordeel dat gij velt, zult gij geoordeeld worden en de maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken.” (Mt 7:2 WV78)
 
Wij moeten ons vertrouwen in Jehovah Zijn handen geven. Aan Hem moeten wij de eer geven om ons door dik en dun er door te slaan en anderen op hun plaats te zetten.
“Hoort het woord van Jahwe, gij die beeft voor zijn woord! Uw eigen broeders die u haten, die u verstoten om mijn naam, hebben gezegd: Laat Jahwe zijn glorie tonen, wij zullen graag uw vreugde zien! Zij zullen zelf beschaamd staan.” (Jes 66:5 WV78)
 
“Oordeelt niet, dan zult ge niet geoordeeld worden; veroordeeld niet, dat zult ge niet veroordeeld worden; spreekt vrij en ge zult vrijgesproken worden.” (Lu 6:37 WV78)
 
“Wie zijt gij wel, dat gij u een oordeel aanmatigt over de knecht van een ander? Of hij staat of valt, gaat alleen zijn meester aan. Hij zal trouwens staande blijven, want zijn Heer is bij machte hem staande te houden.” (Ro 14:4 WV78)
“Er is maar een wetgever en rechter: Hij die de macht heeft te redden en in het verderf te storten. Maar gij, wie zijt gij, dat gij over uw naaste oordeelt?” (Jak 4:12 WV78)
 
Wij mogen er op aan dat uiteindelijk wel recht zal zegevieren. Is het vandaag niet, dan misschien morgen. Maar op Gods tijd zal het wel gebeuren.
“Oordeelt dus niet voorbarig, voordat de Heer gekomen is. Hij zal wat in het duister verborgen is aan het licht brengen, en openbaar maken wat er in de harten omgaat. Dan zal ieder van God de lof ontvangen die hem toekomt.” (1Co 4:5 WV78)

No comments:

Post a Comment