Jezus stervensdag
De Hoge Raad veroordeelt Jezus
“Zodra het dag wordt verzamelen zich de oudsten van de gemeente, overpriesters en schriftgeleerden, en leiden hem voor hun Hoge Raad. Ze zeggen: als ú de Christus bent, zeg het tot ons; maar hij zegt tot hen: als ik het u zeg gelooft u het niet; en als ik iets vraag antwoordt u niet!– maar van nu af zal de mensenzoon gezeten zijn ter rechterhand van God en zijn kracht. Dan zeggen ze allen: dus ú bent de Zoon van God?– maar hij valt tegen hen uit: dat zegt gíj, dat ik het ben! Zij zeggen: waarvoor hebben wij nog een getuige nodig?– met eigen oren horen we het toch uit zijn eigen mond?” (Lu 22:66-71 NB)
Jezus staat terecht voor Pilatus
“Dan staan ze op, heel hun menigte, en leiden hem naar Pilatus. Ze beginnen hem te beschuldigen door te zeggen: deze man hebben we aangetroffen als iemand die ons volk afvallig maakt en wil verhinderen dat men de keizer belastingen betaalt en van zichzelf zegt een gezalfde, een koning te zijn! Maar Pilatus vraagt hem en zegt: ú bent de koning van de Judeeërs? Maar als antwoord aan hem brengt hij uit: dat zegt ú! Pilatus zegt tot de overpriesters en de scharen: ik vind geen enkele schuld in deze mens! Maar zij hebben met nog meer klem gezegd: hij ruit de gemeente op met zijn onderricht over heel Judea,– in Galilea begonnen en nu tot hier gekomen!” (Lu 23:1-5 NB)
Jezus staat terecht voor Herodes
“Pilatus hoort dat en vraagt of de man een Galileeër is, en als hij verneemt dat hij uit het machtsgebied van Herodes is stuurt hij hem naar Herodes, omdat ook die in Jeruzalem is in die dagen. Als Herodes Jezus ziet is hij zeer verheugd,– want hij wilde hem al geruime tijd eens zien door wat hij over hem hoorde, en hij hoopte een of ander teken door hem te zien geschieden. Hij ondervraagt hem met een stroom van woorden, maar hij antwoordt hem níets. Maar de overpriesters en de schriftgeleerden hebben hem heftig staan beschuldigen. Herodes vernedert hem, samen met zijn soldaten, en bespot hem, gooit hem schitterende kleding om en stuurt hem zo terug naar Pilatus. Op die dag worden ze vrienden met elkaar, Herodes en Pilatus; daarvoor immers stonden ze vijandig tegenover elkaar.” (Lu 23:6-12 NB)
Pilatus geeft Jezus over om aan een paal opgehangen te worden
“Pilatus roept de overpriesters, de oversten en de gemeenschap bijeen en zegt tot hen: u hebt deze mens vóór mij gebracht als iemand die uw gemeente afvallig maakt, en zie, ik heb hem in uw bijzijn verhoord en geen enkele schuld in deze mens gevonden aan alles waarvan u hem beschuldigt; en Herodes óók niet, want die heeft hem naar ons teruggestuurd,– zie, niets wat de dood verdient is door hem bedreven!– dus kastijd ik hem en laat hem los! Hij had de verplichting op elk feest er één aan hen los te laten. Maar zij schreeuwen het uit met man en macht en zeggen: hang hém op en laat Barabbas voor ons los! Die was wegens een opstand die in de stad was uitgebroken en een moord in de gevangenis gegooid. Maar nog eens verhief Pilatus tegenover hen zijn stem dat hij Jezus wilde loslaten. Maar zij overstemden hem en zeiden: kruisig, kruisig hem! Hij zegt de derde keer tot hen: wat voor kwaad heeft deze man toch gedaan?– geen enkele schuld waar de dood op staat vind ik in hem; dus kastijd ik hem en laat hem los! Maar zij bleven met grote stem eisen dat hij gekruisigd zou worden, en hun stemmen gaven de doorslag. Pilatus besliste dat zou geschieden wat zij eisten. Hij laat los degene die wegens opstand en moord in de gevangenis was geworpen, die zij opeisten, en Jezus geeft hij over aan hun wil.” (Lu 23:13-25 NB)
Jezus wordt weggevoerd om opgehangen te worden
“Ze hebben ook twee anderen, echte kwaaddoeners, weggeleid, om met hem terechtgesteld te worden. Wanneer ze komen op de plek genaamd ‘Schedel’ kruisigen ze dáár hem en de twee misdadigers, de een rechts en de ander links van hem. Maar Jezus heeft gezegd: Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen! Om zijn kleren te verdelen werpen ze het lot. De gemeente stond daar en zag het aan; ook de oversten lachten om hem en zeiden: anderen heeft hij bevrijd, laat hij nu zichzelf bevrijden!, als hij de Gezalfde van God is, ‘de uitverkorene’! Ook spotten de soldaten met hem, die erbij kwamen om hem edik aan te bieden; ze zeiden: als jíj het bént: de koning der Joden, bevrijd dan jezelf! Er was ook een opschrift boven hem: de koning der Joden is dit! Een van de gehangen misdadigers lasterde hem door te zeggen: ben jíj niet de Gezalfde?– bevrijd dan jezelf en ons ook! Maar de andere gaf antwoord en strafte hem af; hij zei: vrees jij Gód niet nu je in dit oordeel bent?– en wij terecht want wij krijgen wat we verdienen voor onze praktijken; maar hij hier heeft niets bijzonders gedaan! En hij zei: Jezus, gedenk mij wanneer je aankomt in je koninkrijk! En hij zegt hem: amen, jou zeg ik, vandaag nog zul je er mét mij zijn, in het paradijs.” (Lu 23:32-43 NB)
Jezus sterft aan een houten paal als een misdadiger
“Als ze hem gekruisigd hebben ‘verdelen ze zijn kleren, werpen daarover een lot’. Zittend hebben ze hem daar bewaakt. Boven zijn hoofd brengen ze op schrift zijn strafgrond aan: dit is Jezus, de koning der Joden! Dan kruisigen ze met hem twee rovers, één ter rechterzij en één ter linker. Maar de voorbijgangers hebben hem gelasterd door hun hoofden te schudden en te zeggen: die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red jezelf als je een zoon van God bent, en daal af van het kruis! Evenzo hebben ook de overpriesters met de schriftgeleerden en oudsten spottend gezegd: anderen heeft hij gered, zichzelf kan hij niet redden!– hij is de koning van Israël, laat hij dan nu van het kruis afdalen en wij zullen in hem geloven! ‘hij heeft vertrouwd op God, laat die hem nu ontrukken als hij hem wil’, want hij heeft gezegd: ik ben een zoon van God! Net zo hebben ook de rovers die met hem meegekruisigd zijn hem beschimpt.” (Mt 27:35-44 NB)
“Het is reeds ongeveer het zesde uur als duisternis valt over heel de aarde, tot aan het negende uur, doordat de zon geen licht meer geeft. Het voorhangsel van het tempelschip scheurt middendoor. Zijn stem verheffend met grote stem zegt Jezus: Vader, in jouw handen beveel ik mijn geest! En dat gezegd hebbend, geeft hij de geest. Toen de overste over honderd zag wat er geschiedde, heeft hij God verheerlijkt en gezegd: waarlijk, deze mens is een rechtvaardige geweest! En alle scharen die voor dit schouwspel zijn samengestroomd, zijn, toen ze hadden aanschouwd wat geschiedde, zich op de borst slaand teruggekeerd. ‘Al zijn bekenden stonden van verre’, ook vrouwen die hem volgden vanaf Galilea, en zagen dit aan.” (Lu 23:44-49 NB)
“Maar vanaf het zesde uur is duisternis gevallen over heel het land, tot aan het negende uur. Omstreeks het negende uur roept Jezus uit met grote stem en zegt hij: Eli, Eli, lema sabachtani?– dat is: mijn God, mijn God, waarom heb je mij verlaten? Sommigen van wie daar stonden en dat hoorden hebben gezegd: hij roept om Elia! Meteen is een van hen toegesneld, heeft een spons genomen, gevuld met edik, die op een rietstaf gezet en hem te drinken gegeven. Maar de overigen zeggen: laat maar, we zullen wel zien of Elia hem komt redden! Maar Jezus schreeuwt wederom, met grote stem, en laat de geest los. En zie, het voorhangsel van de tempel scheurt van boven tot beneden in tweeën, de aarde beeft, de rotsen scheuren, de graven gaan open en vele lichamen van de ontslapen heiligen ontwaken.” (Mt 27:45-52 NB)
Vindt ook
Zoenoffer
Jezus moest sterven
Ook behoort gij Uzelf niet toe, want gij werd met een prijs gekocht
No comments:
Post a Comment