Een veelgehoorde reden voor twijfel aan het bestaan van een Schepper is dat er zoveel leed in de wereld is.
In de loop der eeuwen is er heel veel wreedheid, bloedvergieten en volslagen goddeloosheid geweest, en dat heeft veel lijden veroorzaakt voor miljoenen onschuldige mensen.
Effectief, als wij de wereldgeschiedenis bekijken kunnen wij een ware soep zien van veel ellende. Ook kunnen wij er niet naast zien dat veel leed aan mensen bezorgd is geworden door religies. Dat moet ons stellig tot nadenken stemmen en bij ons de vraag doen rijzen welke rol de religie heeft gespeeld in de vele oorlogen die de mensheid geteisterd hebben en onnoemelijk leed veroorzaakt hebben.
Vandaag is het leed de wereld nog niet uit, integendeel lijkt het wel uitvergroot als wij elke avond in het journaal er mee geconfronteerd geraken. Velen hebben schoon genoeg van het nieuws elke avond met al die berichten over strijd en leed.
Velen vragen zich dan ook af: ’Als er een God is, waarom laat hij dit dan allemaal toe?’
Voor de oorsprong van alle leed moeten wij terug gaan naar de tuin van Eden waar de eerste mens koos om het goede en het kwade te kennen. Hun keuze en levensverhaal opende de weg naar veel menselijk leed. Hun nakomelingen wensten niet te leren van al het voorgaande en gingen regelmatig in dezelfde fout. Door de jaren heen werd de mens ook meer verleid en werden de ogen verder van God afgewend. Het uitbundige leven bracht meer vervreemding van Gods Wetten en meer lijden mee. Door geweld als „ontspannend” te aanvaarden, zijn velen verhard en ongevoelig geworden voor menselijk leed en het verlies van levens. Seks verkreeg een ereplaatje onder de genotsmiddelen en de morele integriteit werd niet hoog in het vaandel gedragen, wat tot gevolg had dat door bedriegerijen veel leed aan anderen werd aangebracht. De nadruk op seks die typerend was voor de jaren zestig en zeventig, heeft geen onbegrensd menselijk geluk gebracht maar heel wat ernstig menselijk leed. Het losbandig leven en de ontrouw die men als normaal is gaan beschouwen hebben vele gezinnen vandaag beroofd van hun gehechtheid en brachten door verscheuring van het gezin leed op velen.
De vele godsdiensten brachten door de hebzucht en machtsgeilheid van hun leiders ook veel verdrukking en leed. Is het niet zo dat de toonaangevende religieuze organisaties gewoon zijn om ter wille van macht en materieel gewin gemene zaak te maken met de politieke heersers, hoewel het gewone volk daardoor veel leed is berokkend? Is het ook niet zo dat de hogere geestelijken van deze organisaties in weelde leven, ook al komt het voor dat veel mensen die aan hun zielzorg zijn toevertrouwd, in diepe armoede leven? Ook religieuze waardigheidsbekleders verloren alle waardigheid door zich amoreel te gedragen en andere lichamelijke en geestelijke pijn te bezorgen. Zo is het niet meer enkel door haar inmenging in de politiek dat de kerk, welke de grote hoer wordt genoemd, onnoemelijk leed over de mensheid heeft gebracht.
Men zou al deze toestanden kunnen betreuren maar toch nog zelfzuchtig kunnen zijn. Men zou zelfs bepaalde vormen van oneerlijkheid en immoraliteit kunnen goedkeuren — zolang men er zelf geen last van ondervindt. Rechtgeaarde mensen zien de dingen echter anders. Wanneer zij de Bijbel bestuderen, zien zij dat slechte toestanden alleen maar de uiterlijke tekenen zijn van de ziekte waaraan de wereld in werkelijkheid lijdt. Zij onderscheiden dat achter deze symptomen een gebrek aan belangstelling schuilt om Jehovah’s wil te leren kennen en te doen en om naar zijn rechtvaardige maatstaven te leven. Zij zijn dan ook in eerste instantie niet bedroefd om het sociale onrecht, de misdaad, vervuiling of de oorlogsdreiging. Zulke rechtgeaarde personen zijn veeleer vooral bedroefd omdat zij zien dat Gods naam door het verdorven gedrag van de mensheid wordt gesmaad. En zij zijn bedroefd omdat anderen, en niet alleen zijzelf, als gevolg daarvan zoveel leed ondervinden.
Hoewel Job niet wist waarom hij leed, beschuldigde hij God niet als de veroorzaker ervan. Wij lezen: „In dit alles zondigde Job niet met zijn lippen.” (Job 2:6-10). Ook wij horen God niet de schuld te geven van al het lijden en de moeilijkheden hier op aarde. Ook voor het leed dat wij kunnen hebben hoeven wij niet met de vinger te wijzen naar God. Integendeel, kunnen wij bij God aankloppen om dit leed makkelijker te kunnen dragen of om het op te heffen.
Het leven zelf is ontegenzeglijk goed. Dat het leven van veel van zijn vreugde wordt beroofd, komt enkel door menselijke onvolmaaktheden en doordat de ene mens de ander leed berokkent. De schuld daarvoor ligt niet bij Jehovah God. En hij belooft dit door middel van zijn Koninkrijksregering recht te zetten. Wij dienen dus het leven dat hij ons geeft, te besteden op een manier waaruit respect voor zijn wil en voornemen blijkt.(Romeinen 12:1).
Als wij Jezus aannemen als onze verlosser kunnen wij in zijn dood en verrijzenis de hoop koesteren naar wat ons nog te wachten kan staan. Bedenk eens welke voordelen het heeft dat deze toekomstige hemelse Koning op aarde heeft geleefd. Als mens leerde hij de problemen van de mensheid kennen en begrijpen. Hij leefde en werkte onder hen; hij deelde hun verdriet en leed persoonlijk ontberingen. Onder de zwaarste beproevingen bewees hij zowel zijn loyaliteit aan Jehovah als zijn liefde voor rechtvaardigheid. Op deze manier maakte God Jezus gereed om zowel een begrijpende Koning te zijn als een Hogepriester die de mensheid levengevende zegeningen doet toekomen (Hebreeën 1:9; 4:15; 5:8-10). Bovendien opende Jezus Christus door zijn eigen leven te offeren, de weg voor de mensheid om weer in een vreedzame verhouding tot God te geraken. (1 Petrus 3:18).
Laat de hoop naar het komende Koninkrijk van God al het leed verzachten.
Laten wij zelf niemand leed of schade berokkenen en er in geloven dat God al het leed ongedaan kan en zal maken dat zijn dienstknechten in dit samenstel van dingen mocht overkomen. Het is niet God die het lijden veroorzaakt. Door bemiddeling van Jezus Christus zal God echter de doden opwekken, gehoorzame mensen van al hun ziekten genezen, ieder spoor van zonde uitwissen en er zelfs voor zorgen dat de herinnering aan het geleden verdriet uit onze geest verdwijnt. (Johannes 5:28, 29; Openbaring 21:4; Jesaja 65:17).
No comments:
Post a Comment