Voor artikelen over Leed verwijzen wij ook graag naar de artikelen over Lijden.
Leed is het onaangename gevoel dat men ondergaat door lichamelijke of geestelijke pijn of het verdriet dat men ondergaat voor dingen die nauw aan het hart liggen of voor het aanvoelen van smart of voor het voelen van nadeel. Het is ook de kommer en de rouw.
Men kan leed hebben door iets niet kunnen hebben of iets niet te kunnen verdragen. Displezier hebben, iets op zich laden, een pak op het hart hebben, armoede hebben met, opgescheept zijn met iets of iets of iemand op de nek hebben kunnen leed bezorgen.
Als men gebukt gaat onder het gewicht van de smart, of gekromd gaat onder iets, kan men het dikwijls niet meer uitstaan, dragen, verdragen of geduchten. Men moet het verduren, verbijten, kroppen, verkroppen, bolwerken, suprimeren, doorstaan, uithouden, harden maar toch het te kwaad krijgen.
Voor hen die leven als een hond of een hel op aarde hebben is het leed dagelijkse kost. Zij moeten het leven doorsukkelen, doortobben, doorvechten. Anderen willen niet in hun kleren kruipen of niet in hun schoenen staan.
Het leed komt op wanneer iets niet meer dulbaar is. Het gegeven wordt ondragelijk, onverdragelijk, onuitstaanbaar, ondoorstaanbaar, onverduurbaar, ondulbaar, duldeloos, niet om aan te horen of niet om aan te zien.
er is weedom, nawee, deer, leedgevoel, zielsverdriet, hartepijn, hartzeer, hartewee, hartewond, zwaarte, druk, kommer, kopzorg, zelfkwelling, grief, chagrijn, weltschmerz, pessimisme, paroxysme, lichamelijk en/of geestelijke pijn.
Het leed kan ontstaan door invloeden van buiten af. Beknelling, het niet bevallen, allerlei moeilijkheden op geestelijke zowel op lichamelijk vlak kunnen het leed bezorgen. Het kan berokkend worden door anderen, maar ook aan eigen gronden liggen. Het kan zijn door dingen die tegen de borst stoten, schokken, in de maag liggen, zwaar vallen, bijten, nijpen, benijpen, snerpen, snerken, brandne, priemen, vlijmen, schrijnen, kwellen, doorknellen, kruisen, drukken, beknellen, knagen, afknagen, doorknagen, tot zelfs martelen, teisteren, verscheuren, verbrijzelen, doorschokken, doorvlijmen, door de ziel gaan of door de ziel snijden en iemands ziel of hart doorboren.
Het leed veronaangenaamd het leven en bezorgt verdriet. Het maakt het iemand lastig en is soms tot last vanvelen. Het kan het leven zuur maken en geeft displezier. Het kan op iemands nek zitten en een doorn in de voet zijn. Het treft wel iemand in zijn hartader en boort een dolk in zijn hart. Erger wordt het wanneer het het leven zuur maakt van de gepijnigde maar ook van de mensen rondom. Het kan de persoon verbitteren en de toestand verzuren of vergallen. Alsook kan het het leven verkorten door iemand de calvarieberg op te leiden.
Vast staat dat het onbehagelijk is, pijnlijk, smartelijk, verdrietelijk, bedroevend, jammerlijk, deerlijk, grievend maar ook hartverscheurend of hartbrekend kan worden. Het is ongevallig, onwelgevallig, schijnzoet, ondankbaar, onaangenaam, onplezierig, lastig, ongewenst, ongewild, wederwaardig, onwelkom, akelig, hard, zielknijpend, zielpijnigend, penibel, rebutant tot zelf schocking, melangcholisch, zeer, bitter, wrang, scherp, doornig, garstig, onereus, maar ook wel gênant. Het kan een nagel aan de doodkist worden.
Men moet echter weten dat het leven vol distels en doorns is. Het leven is trouwen en rouwen. Als men beseft dat het zoet dat ons het leven brengt met veel bitters ondermengd is en veel moet horen als men niet doof is dan hoeft het kwaad geen bô te zenden, 't zal vroeg genoeg bij ons belenden, maar wij kunnen ons er tegen weren. Klein is de doorn die niemand ziet, maar die hij steekt vergeet hem niet. In het land van honing en in het land van belofte sterft men wel van honger en zonder zegen wordt honing tot gal. God slaat niet of Hij zalft en onze Heer slaat nooit met twee roeden tegelijk. In God kunnen wij soelaas vinden en kan ons leed gemilderd worden.
Ook als men weet dat elk huis zijn kruisje heeft en dit kan aanvaarden als deel van dit huidige leven, maar weet dat er hierna een veel beter leven kan komen, mag men geruster slapen. Na hoge vloed, lage ebbe. Geen hertje zonder smertje en elk moet zijn pakje dragen, daar is geen kroon of er staat een kruisje op. alsook heeft elke medaille zijn keerzijde en zijn er geen genuchten zonder zuchten, geen zon zonder leed; geen licht zonder schaduw, geen zomer zonder buien, geen dag zo mooi of men ziet een wolkje, geen dag zonder nacht. Elke dag brengt zijn zorgen mee Geen bijtje of het heeft een verborgen angel; een bij zonder angel maakt geen honing er er zijn geen rozen zonder doornen; de rozen vallen op de grond, de doornen blijven 't allen stond.
Men moet het dunnen met het dikke drinken en er is geen vlees zonder been. Groot huis, groot kruis; klein huis, kleine zorg; ieder voelt of weet best waar hem het schoentje wringt.
Lees verder: Mens en leed
ReplyDelete